GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Centrale Dastorale Conferentie.¹)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Centrale Dastorale Conferentie.¹)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Slot.)

Ds. Wolf stemt met Ds. Westerbeek van Eerten in, als hij beweert, dat particuliere liefdadigheid niet genoeg geoefend wordt. Het was echter zijne roeping niet, daarover te handelen. Hij geeft aan Ds. Westerbeek van Eerten toe, dat door den dienst des Woords het besef van de roeping der diaconieën op te wekken niet anders dan ten zegen der kerken zjn kan.

Met Br. Van Vulpen kan hij niet instemmen, als deze beweert, dat Vereenigingen tot liefdadigheid door bijzondere omstandigheden, waaronder wij ons bevinden, noodzakelijk zijn. De Kerkenorde eischt opheffing er van. De vraag, hoe zullen wij 't geld krijgen? mag geen bezwaar zijn. Als een bestuur het door middel eener Vereeniging kan krijgen, waarom dan ook de diaconieën niet?

Br. Haffmans geeft hij ten antwoord, dat volgens art. 25 onzer kerkenorde ook den vreemden hulp moet worden verleend; dat men voorts om in de behoeften, hetzij dan zijner eigene armen, of van elders ingekomenen, te voorzien, eerst naar middelen in eigen kring moet omzien, doch zoo die niet voldoende zijn, dan ergens anders b. v. bij de Classe, enz. hulp moet zoeken. Hoe het echter ook zij: er moet geholpen worden.

Br. Sleddering vraagt nog: l". Op welke wijze moet voor idioten, krankzinnigen, enz. gezorgd worden? 2". Is het verplichtend, dat de diaconie elke week eenmaal vergadert, of moet dit naar plaatselijke omstandigheden v.'orden geregeld? 3". Op welke wijze kan door diaconieën werk worden verschaft ? Ds. C. L. F. van Schelven vraagt, wat referent bedoelt met het woord Kerk; of hij hiermede bedoelt de geïnstitueerde kerk of de kerk in den algemeenen zin van het woord?

Ps. Brummelkamp van Deventer verlangt te weten wat onze vaderen door vreemden verstaan hebben, of zij hieronder verstaan leden der kerk, die elders wonen of ook dezulken, die niet tot de gemeenschap der kerk behooren? Ds. Wolf antwoordt aan Br. Sleddering: op zijne eerste vraag, dat straks het antwoord zal worden gegeven; op zijn tweede vraag, dat in groote gemeenten eenmaal per week wel vergadering zal noodig zijn en in kleinere .gemeenten, zoo dikwijls moet vergaderd worden als noodig is; op zijne derde vraag, dat werkverschaffing niet op den weg der diaconieën ligt.

Op de vraag van Ds. Van Schelven luidt zijn antwoord dat onze Belijdenis en Kerkenorde spreken van de geïnstitueerde kei-k.

Aan Ds. Brummelkamp antwoordt hij, dat onze

i) Het eerste gedeelte van dit verslag in ons vorig nummer droeg abusievelijk het opschrift: Diaconale Conferentie', vaderen in de eerste piaats bedoeld hebben leden der kerk, doch niet alleen leden, maar ook dezulken, die buiten het kerkenvcrband staan.

Br. Van Vulpen wil, om misverstand te voorkomen, doen opmerken, dat hij met werkverschaffing niet het organiseeren eener vereeniging tot werkverschaffing maar werklevering bedoelt.

De Voorzitter verklaart referent met genot te hebben gehoord. Namens de vergadering richt hij het verzoek tot Ds. Wolf om zijn referaat in het Tijdschrift v. Ger. Theol., in de Vrije Kerk, of in eenig blad te plaatsen. Ds. Wolf belooft dit verzoek in ernstige overweging te nemen.

Wat de zaak zelve betreft, zegt hij: Diaconieën en diakenen kunnen niet altoos wat zij willen. De gemeente moet ook voor dit werk worden rijp gemaakt, meer bearbeid worden. De armen heeft de Heere ons nagelaten. Wanneer we voor de armen geroepen worden onze gaven te offeren, dan is het de Heere Jezus zelf die vraagt: wilt gij Mij helpen om Mijne arme schapen te verzorgen?

Voor ons een voorrecht, wanneer wij dat mogen doen. En wanneer wij dat mogen verstaan, dan geen nood. We moeten de gemeente leeren geven. Wat wij in 't algemeen aan den dienst des Heeren en in het bijzonder den armen onthouden, onthouden wij den Heere Jezus zelven. En wat wij Hem onthouden, daarvoor zullen wij meer dan 100 pet. boete betalen. Het besef onzer roeping en van ons voorrecht ten opzichte der armen moet meer tot ons bewustzijn gebracht worden. Hij is het met referent niet eens, wanneer hij verklaart, dat de Catechismus niets heeft, wat betrekking heeft op de verzorging der armen. Gewezen wordt op Zondag 21, vr. 55, Zondag 38 en Zondag 42, vr. iii.

Er is gevraagd: mag men als particuliere leden weldoen; en ook: mag inen hulp vragen van stichtingen van liefdadigheid? Tegen het eerste is wel wat bezwaar, wanneer het namelijk niet met verstandig overleg gedaan wordt. De leden zorgen reeds terwijl zij hunne gaven voor de diaconieën afzonderen; bovendien zou ongelijkheid in verzorging hieruit voortvloeien; de één zou dubbel ontvangen en de ander niet enkel. En niet minder heeft hij ook bezwaar tegen het tweede. Hij herinnert aan de toestanden in 't Noorden van ons land, waar ook vanwege de burgerlijke gemeenten de armen verzorgd worden. Zijn antwoord op de tweede vraag is: als diaconieën mag men geen hulp vragen bij corporatieën, die buiten de gemeente van Christus staan.

Hij keurt voorts ten sterkste af armen met mindere achting te bejegenen. Hij heeft wel eens gehoord, dut meri keurige kamers voor kerkeraadsen andere samenkomsten deed inrichten, maar de armen in een gansch ander lokaal ontving. Deze en dergelijke toestanden zijn af te keuren. De armen zijn niet minder dan de meer gegoede schapen van Jezus' kudde. De behoeften der heiligen te vervullen, hunne tranen te drogen, hunne voeten te wasschen, dat is onze roeping jegens hen.

Wat de verhouding betreft van de Overheid tot de diaconie, betuigt hij zijne instemming met hetgeen dienaangaande door Ds. Brummelkamp is in 't midden gebracht. De Overheid moet zich houden buiten hetgeen er door de kerk tot verzorging barer armen geschiedt. Hij hoopt daarom ook, dat al onze kerkeraden den moed zullen hebben, wanneer de kiezerslijsten worden aangeboden, geene vermelding van de namen hunner verzorgde armen te doen, indien zij op de kiezerslijsten voorkomen.

Welk eene beleediging voor den betrokkene, wanneer straks zijn naam als »bedeelde" in de eene of andere courant een plaats vindt! Vervult men alzoo de wet van Christus? Bovendien, de kerk mag niet in verdenking, veel minder in beschuldiging gebracht worden een omkoopster te zijn terwille van staatkundige bedoelingen.

Wat den arbeid van Vereenigingen betreft, z. i. mogen Vereenigingen niet doen wat der Diaconieën is, maar is er buiten dat nog wel een ruim veld voor Vereenigingen. Dat punt echter kan thans niet grondig worden behandeld; 't is een geschikt onderwerp voor een afzonderlijk referaat.

Nog een en ander wordt nu over de verhouding der Overheid tot de Kerk in 't midden gebracht en ten slotte met algemeene stemmen de volgende conclusion uitgesproken:

1. De Conferentie oordeelt, dat de beginselen in Belijdenis en Kerkenorde uitgesproken met alle kracht op den voorgrond behooren gesteld te worden;

2. dat de vraag, of de roeping der diaconie niet breeder beleden en in de Kerkenorde omschreven dient te worden, wel de. aandacht der kerken verdient ;

3. dat het vragen door de Overheid van de namen der bedeelden ten behoeve van de op te maken kiezerslijsten, waartoe de grondwet aanleiding geeft, een inbreuk moet worden geacht op de eere en vrijheid der kerk;

4. dat bedeelen in den zin der Wet geheel iets anders is, dan het werk der diaconieën;

5. dat het op den weg ligt vooral van antirevolutionaire staatslieden met name van onze kamerleden, om bij de komende kieswet hunne aandacht op deze zaak te vestigen.

Voorgesteld wordt nog, of het niet zeer wenschelijk is, voor eene volgende conferentie een referaat te hebben over het publiek recht der kerk. Ds. Brummelkamp en Ds. Koster zullen trachten te zorgen, dat D. V. door een bekwamen jurist dit onderwerp alsdan zal worden behandeld.

Gezongen wordt nu Psalm 113 : 4, waarna de vraag in behandeling komt: ebben de Bedienaren des Woords ook zelven te zorgen voor hun o-aden dag en voor Itimne weduwen en weezen?

Prof. Lindeboom zegt, dat hij beloofd heeft over deze zaak, omdat ze aan de orde van den dag is, iets in 't midden te brengen. De zaak zelve heeft •j^gor hem iets weemoedigs; zij moest niet ter sprake behoeven gebracht te worden. En toch, de droeve werkelijkheid dringt ons. Hij stelt ons die werkelijkheid met sprekende kleuren voor oogen en wijst op het groote verschil tusschen den jeugdigen dienaar, die vol moed en hoop met zijne gade de pastorie betrekt en de droeve weduwe, die met haar kroost de pastorie moet verlaten; tusschen den dienaar, die in de kracht des levens is en den bejaarden dienaar, die met bevende hand zijn .afscheidswoord moet schrijven, opdat het door een ander voor zijne gemeente worde uitgesproken. De zaak zelve is gewichtig, al ware er van geen finantieele zorgen sprake; maar hoeveel te meer nu de vraag aan de orde komt: hebben zij ook zelven of familie en vrienden voor hun ouden dag of voor hunne weduwen en weezen te zorgen? Hij wijst op artt. II en 13 onzer Dordtsche Kerkenorde. Er is echter verschil van gevoelen. De een meent, dat de verzorging door ellce particuliere . kerk moet plaats hebben, de andere, dat eene centrale verzorging beter is. En voor welk stelsel we ook zijn mogen, feit is: er is een groot tekort. Een droeve zaak. Als ge in de toekomst niet meer kunt zijn dan een lastpost, welk een gedachte! Is het niet droevig, dat over de verzorging van onze Em. predikanten, predikants-weduwen en weezen week aan week, in onze bladen moet worden gehandeld? Is het geen oneer voor onze kerken; niet een aanklacht tegen haar? Wij achten het eene ecre voor onze kerken, dat ze onafhankelijk vnn den Staat zijn en we mogen er onzen God voor danken, dat Hij die banden heeft losgemaakt; maar waar moet het niet onze kerken heen, als zij hare dienaren niet onderhoudt? Op de e. k. Synode zal de zaak ter sprake gebracht worden. Men zal er één van beide, of het z. g. svrijwilligheidsstelsel" handhaven, of een omslag maken over de gemeenten; maar noch het een, noch het ander zal in staat zijn, om in de bestaande behoeften te voorzien, en onze Em. predikanten, predikantsweduwen en - weezen zullen niet voldoende geholpen zijn. Wat dan? Laten de kerken doen wat zij kunnen. In geen geval mag aan do kerken hare dure i'oeping v.'orden ontnomen: wanneer wij dat deden, zouden wij in strijd komen met het bevel des Heeren. Maar is er ook geen roeping voor de predikanten, met het oog op hun ouden dag en op hunne weduwen en weezen, die zij kunnen achterlaten? Zeer zeker. De roeping om in den zomer zijn brood te vergaderen voor den winter, geldt ook den predikant; hij moet zijne uitgaven er naar schikken, dat er voor den ouden dag en ook voor zijne weduwen en weezen wat overblijve. Daarom; de kerk zorge voor het hoogst noodige; maar hij zelf zorge, dat hij, voor zoover de kerk in gebreke mocht blijven, niet geheel verlegen sta. Overtuigd, dat de kerken nooit zooveel zullen - geven, den onderscheiden levensstand onzer predikanten in aanmerking genomen, als voor een onbezorgd leven in hunnen rusttijd of voor hunne weduwen en weezen noodig is, dringt spreker er op aan, dat de broeders zoo spoedig mogelijk samenkomen, ten einde nog in dit jaar door vereeniging tot onderling hulpbetoon zich te verbinden.

Ds. Westerbeek van Eerten, aan wien de leiding der vergadering thans is opgedragen, betuigt namens de conferentie aan Prof. Lindeboom zijn dank voor wat hij in het belang van onze Em.-predikanten, predikants-weduwen en-weezen in het midden dezer vergadering heeft neergelegd, en geeft nu het woord aan de broeders, die over deze zaak nog het woord verlangen.

Ds. Vonk betuigt zijn leedwezen er over, dat de tijd te kort is om op deze zaak in te gaan. Hij waardeert hoogelijk de poging van Prof. Lindeboom om deze voor onze droevige quaestie tot oplossing te brengen en ook hij is met hem van oordeel, dat, indien de kerken in gebreke blijven, er geen andere en betere oplossing kan gevonden worden, "^odh smart het hem, dat zulk eene oplossing moet worden aanbevolen; de poging er toe is reeds eene aanklacht tegen onze kerken. Doch daarom kan hij zich dan ook met het voorstel van Prof. Lindeboom niet vereenigen. Hij meent, er is een andere en ook betere weg, een weg, die indirect door referent reeds is aangewezen. Hij houdt er zich stellig van overtuigd, dat de quaestie tot algemeen genoegen en ook ten goede van onze Emeriti-predikanten, predikants-weduwen en - weezen kan worden opgelost. Hij meent, dat we het beginsel, zooals we het in onze Kerkenorde vinden uitgedrukt, niet mogen loslaten. Elke kerk is geroepen voor hare dienaren te zorgen; ook wanneer zij niet meer kunnen, wanneer zij weduwen en weezen achterlaten. Maar niet elke kerk is daartoe in staat. En de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat meer dan eene weduwe en onderscheidene weezen zouden komen voor rekening van ééne kerk. En dat het de bedoeling der vaderen is geweest door haar bejaarde dienaren of door weduwen en weezen een anders welgestelde kerk tot eene hulpbehoevende te maken, kan hij moeilijk gelooven.

Daarom acht hij, dat de solidariteit der geloovigen, die immers ook eene solidariteit der kerken is, ook ten dezen opzichte hare verplichtingen medebrengt. Wat hij dan wil? Dat door de e. k. Synode elke kerk zich vrijwillig verplichte om proportioneel in de bestaande behoeften bij te dragen. En naar welken maatstaf? Die maatstaf moet zijn het tractement, waarmede zij hare dienaren bezoldigt. Stel b.v., dat eene kerk aan den Bedienaar des Woords een tractement geeft van /• 1500 'sjaars, dan moest vaststaan, dat deze kerk op zich neemt 3 a 4 pet. ten behoeve van Emeriti predikanten, predikants-weduwen en - weezen uitkeeren. Neem aan per jaar'4 pet., dan zou dit zijn /' 60, —. Aan de kerk zelve kon worden overgelaten, op welke wijze (door collecte of anderszins) zij dit bedrag wilde bijeenverzamelen. Het beste zou zijn en in overeenstemming met de Kerkenorde, wanneer zij deze f 60 'rekende tot de uitgaven ten behoeve van den kerkendienst te behooren.

Kon men daartoe komen, dan zou door onze kerken naar onze berekening jaarlijks een kapitaal, (berekend op 4 pet.) groot ongeveer / 25000 ten behoeve onzer Em. predikanten, predikants weduwen en - weezen bijeengebracht worden. Vacante en hulpbehoevende kerken komen om mede bij te dragen niet in aanmerking, terwijl tevens elke kerk, die zelve zorgt voor hare Em.-predikanten, predikants-weduwen en - weezen, van de verplichting om mede bij te dragen kon worden vrijgesteld. Hij meent, dat dit stelsel aan de Kerkenorde beantwoordt, de solidariteit der geloovigen tot haar recht brengt, de kerken ook ten dezen opzichte naar een billijken maatstaf hare roeping doet vervullen, en bovenal dat onze Kas ten behoeve van Emeriti-predikanten, predikants-weduwen en - weezen daardoor uit hare nood zou zijn gered.

Ds. Wolf verklaart, dat hij niet met Prof. Lindeboom zou kunnen meegaan, maar instemt met Ds. Vonk.

Ds. Van Schelven zegt: De kerken zorgen niet genoeg vooruit; er moet vóór de nood daar is, een zeker kapitaal bij elkander worden gebracht, om in de behoefte te voorzien.

Ds Kok vestigt de aandacht op een voorstel, hetwelk dienaangaande door de Synode der vroeger Chr. Ger. kerk in '85 aangenomen is. Hij zegt: wij moeten art. 13 of handhaven óf loslaten,

Ds. A. Brummelkamp Bz. ondersteunt het voorstel van Prof. Lindeboom.

Ds. Westerbeek van Eerten beweert, dat de schuld niet alleen ligt bij de kerken, maar vooral bij de kerkeraden, die öf nalatig zijn in het collecteeren, öf verzuim plegen, zoodat de gemeente eigenlijk onkundig blijft van hare roeping jegens de Emeriti.

Daar echter dg^tijd om uiteen te gaan is aangebroken, kan de discussie niet worden voortgezet. Op verzoek van den Voorzitter wordt deze conferentie gesloten met dankgebed door Ds. Vonk.

Maassluis, Nov. 1895.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Centrale Dastorale Conferentie.¹)

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's