GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Vun sehouder teruggetogen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Vun sehouder teruggetogen.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zij hebben hunnen schouder teruggetogen, en hunnen nek verhard, en niet gehoord. , Nehemia 9 : 29.

Ons menschelijk hart vertoont allerminst het beeld van een stil binnenmeer met effen, gladden, waterspiegel; veeleer gelijkt het een golvenden, met eb en vloed op en neer gaanden, zeeboezem.

Er is, van nature zelis, golving in het leven van ons hart. Nu eens verheft het zich, en dan weer zinkt het in.

Die golving moge, evenals op den oceaan, de ééne maal sterker, de andere maal flauwer gaan. Karakter en temperament mogen door heftigheid of kalmte hierop inwerken. Jeugd en ouderdom ons doen verschillen. En óók verschilt die golfslag van ons hart al naar de wind des levens over de waterea onzer ziel waait. Maar, hoe wisselend en sterk uiteenloopend dat op-en neergaan van de wateren des levens in ons hart ook zijn moge, het deinen zelf, het op en neer bewogen worden, het nu hoog gaan en dan weer diep inzinken van ons zielsleven, is aan onze menschelijke natuur eigen.

De één moge meer onder dien golfslag lijden dan de ander, maar niemand ontkomt er aan.

Zelfs mag gevraagd, of een Jakob niet hooger dan een Isaak stond, juist omdat de woeling der wateren in zijn hart zooveel heitiger was. En als ge u indenkt in het iimerlijke zielsleven van een Daind, een Jeremia, een Paulus, hoe hoog is dan de golfslag wel niet in het hart van die drie mannen Gods gegaan.

Ja, leest ge niet, het zij met eerbied gezegd, van uw Heiland, dat ook hij ^ innerlijk bewogen" werd. Met aangrijpende ontferming, hetzij zoo, Ta3.3xbewogendaatoch, of gelijk het elders heet ontroerd.

In dien golfslag op zichzelf ligt dus het zondige niet. Frissche deining is zelfs een teeken van krachtig leven. En wie onzer bidt niet telkens, om dat innerlijk bewogen worden van de wateren onzer ziel door het trekken over die wateren van den adem des Geestes!

Maar anders wordt het, zoodra die golfslag in plaats van ons vooruit te brengen, terugslaat, en den stroom van het leven onzes harten achterwaarts doet keeren.

Dan toch is het neerzijgen van de golf niet het natuurlijke zoeken van rust, om uit die rust zich te verheffen tot vernieuwde krachtsinspanning, maar een inzinken, dat ons geestelijk kwaad doet.

Met een ander beeld nu heet dit in het rijke gebed van Nehemia 9 het - si terugtrekken van den schouder."

De dienstknechten des Heeren worden dan gedacht, als gespannen voor den wagen van Gods glorie.

Dien wagen van Gods glorie hebben zij te trekken. Het trekken aan dien wagen moet hun lust zijn. Daar moet hun leven in opgaan. En evenals bij het binnenrijden van den overwinnaar op zijn zegekar, door de poorte der eere, niemand aan de paarden denkt, die er voor zijn gespannen, maar ieders oog eeniglijk gericht is op den held die overwon, zoo ook moet bij het trekken voor dien wagen der eere Gods, alle dienstknecht, die in het span loopt, vergeten worden, en alle glorie alleen voor God zijn.

Dat nu, mede met al Gods heiligen, ingespannen worden voor dien wagen van Gods glorie, is onze bekeering.

Dat gaat niet met dwang, maar met Geestesdrang, met een onweerstaanbare liefde die het hart verteert.

In de ^eerste tinteling der liefde na uw bekeering, kondt ge zelfs niet van verre blijven staan.

Bij hen die moedig liepen, en lofzingend trokken voor dien wagen van Gods glorie moest ook gij zijn.

Zoo naamt ook gij het juk op den schouder, het zachte juk Christi.

En nu was het u een vreugde, een zielsgenot, den schouder diep in het juk te dringen, en in heiligen ijver ontgloeid, zoo het lion nog vaster en sterker dan anderen te trekken, opdat die wagen der eere uws Gods eiken hinderpaal op den weg mocht opzij dringen, en onder het triomfgeroep van Gods heiligen mocht opklimmen tegen de hoogte.

Maar, helaas, die drang, die hoogemoed der eerste liefde hield niet aan.

Als er|tien en twintig voor een zelfde zegekar trekken, kan de één harder, de ander slapper het trekkoord van den wagen spannen, en toch loopeb ze allen ^eê.

Reeds wie twee paarden van den bok ment, merkt dat, als het ééne dier lustig en moedig vooruit wil, terwijl het andere de borst telkens terugtrekt, en gedurig met de zweep moet worden aangedreven.

En zoo nu ook is het hier.

Gansch een schare van Gods kinderen is voor dien wagen van] Gods glorie gespannen. En niet één van Gods kinderen zal zeggen: > Ik wil terug, neem mij het juk van den schouder."

o. Neen, ze loopen allen mee, en van Gods glorie willen ze niet aflaten.

Maar wat hun wel overkomt is, dat ze verflauwen in hun moedige aandrift, en nu den schouder ongemerkt uit het juk terugtrekken.

Dan looJ> en ze nog wel meê, maar ze trekken den wagen niet meer. Ze lieten tusschen juk en schouder een kleine speling komen. Klein, maar juist groot genoeg, om teweeg tcj brengen, dat al de last, en al de inspanning van het wezenlijke trekken alsnu op de anderen neerkwam, en dat zij meer hinderden dan hielpen, om te maken dat de wagen van Gods glorie vooruit kwam.

Broeders, als er onder u een zijn mocht, die in dit beeld zich zelven herkent, laat hij dan opmerken, of er ook een zweepüag is, waarmee 'de Heere hem aandrijft, om den schouder weer vast in het juk te duwen, en voor dien zweepslag danken.

Want weet wel, dat > terugtrekken van den schouder uit het juk, " is geestelijk zoo gevaarlijk.

Soms wordt het tergend, en zelfs een diep zondige verleiding voor den broeder.

Zoo licht toch maakt ge van dat slap meêloopen een stelsel. Ge begrijpt niet, waarom anderen het zich zoo druk maken. Met ingebeelde wijsheid gaat ge laatdunkend op anderer ijver neerzien. »Alsof God u noodig had, en alsof God zelf den wagen zijner glorie niet op den berg zijner heiligheid kon brengen, " wordt ten slotte uw schijnvroom, smalend verwijt. Tot ook uw broeder, die eerst zoo moedig trekken bleef, en zelfs te harder trok, om uw tekortkoming goed te maken, het óók opgeeft, doen gaat als gij, en ook zijn schouder, onder het meêloopen, uit het juk terugtrekt.

En, is het niet zoo, in plaats dat u dit tot inkeer zou brengen, laat ge u door dien alval van uw broeder, waarvan gij de schuld draagt, zoo licht tot een u nog vaster zetten in uw eigen afval verlokken.

En als dat kwaad voortsluipt, en ten slotte al meerderen sden schouder terugtrekken, " staat ten leste de wagen van Gods glorie, hoe ook nog enkelen zich met de liefde der wanhoop inspannen, geheel stil. Zij alleen zijn, waar nog ieder hun in den weg treedt, tot het vooruitbcengen van dien wagen onmachtig.

Zóó diep, zoo zwaar kan de schuld [worden, als ge aan dat »terugtrekken van den schouder" u eenmaal overgeeft.

Want dit ïterugtrekken van uw schouder" is door en door liefdeloos, omdat ge den last op uw broeder wentelt.

In den grond demonisch, omdat ge straks ook den broeder tot meêzondigen verleidt. En ten slotte Godonteerend, omdat het tot noodzakelijk gevolg moet hebben, dat in ziw kring en uw omgeving de zake Gods schade lijdt, en de wagen zijner glorie ten leste geheel stilstaat.

Daarom is het genade, als uw God, in die ure der verzoeking, nog met den zweepslag zijner heiligheid striemt, en u dwingt den schouder weer vast in het juk te duwen, en weer meê te trekken met al de kracht uwer liefde en van uw heiligen ernst.

Die zweepslag kan hard zijn, kan pijn doen. Maar verhard er u niet tegen. Het is genade.

Het toont u dat God het gezien heeft, hoe ge uw broeder voor u liet trekken, en hoe, al dacht gij, dat niemand het merkte, zijn oog toch op u was.

Want, ja, het op-en neergaan van den golfslag uws levens is wel natuurlijk. En voor den wagen van Gods eere loopt niet één van.zijn kinderen meê, die er niet gedurig behoefte aan heeft, om even adem te halen, en den moeden schouder rust te geven. Dat even terugtrekken van den schouder om weer bij te komen, is iets dat al Gods heiligen kennen. Het blijft een op-en nedergaan in ons zielsleven tot den einde toe.

Maar dat is heel iets anders, dan van het 7«V^-meêtrekken een hebbelijkheid en ten slotte een opzet te gaan maken.

Wie inzonk na een oogenblik van te sterke inspanning, voelt nauwelijks zijn kracht weer opleven, of weer gaat moedig de schouder tegen het juk in, en voort rolt de wagen van Gods glorie, dat zijn eigen ziel er in geniet, en dat het hem een eere, een verkwikking is, er aan te mogen meetrekken.

Maar hij, die het vroom gaat vinden, om zich niet druk te maken, en uit bittere geloofsverzwakking anderen laat trekken, om het zelf rustig aan te zien, hij is de schuldige ; . zoo nog niet afgevallen, dan toch aan den afyal zeer nabij.

En daarom, was er zulk een schuldige onder u, eer het te laat is, kom terug van dit booze kwaad.

Gedenk waarvan ge uitgevallen zijt. Leet weer terug in de dagen uwer eerste liefde, toen ge, lustig ijverend, in het moedig voortstuwen van het juk, anderen voorgingt.

Toen waren het schoone dagen.

Dagen van harde inspanning, maar onder die harde inspanning dagen van heilige verrukking en van een u toewijden aan de zake uws Gods.

En die dagen kumun, die dagea'zullen terugkeeren. Wel niet met de overspanning, waarmee ge toen te veel wildet-De eerste liefde lijdt altoos aan ongeregeldheid, en loopt daarom zoo licht, bij reactie, op ontzenuwing uit. Ge moet niet rukken z.va.dca. wagen van Gods glorie, maar aan dien wagen trekken.

Maar dat te veel had smds lang uit. In het te "Weinig, en ten slotte niets meer trekken, ligt de schuld voor God, die uw ziele vermagerd heeft.

Keer dan weder 1 Laat ook uw schouder weer zacht, maar vast in het juk glijden.

Trek weer aan den wagen van Gods glorie met uw geld, met uw talent, met uw woord, met uw daad, met uw ^ijdyjniet uw geloof, met uw liefde. - i.fe^É

Zelfs zouden we zeggéii: Ge hebt zooveel in te halen.

Ontlast gij, door wat harder te trekken, nu den broeder eens, die dubbel moet trekken voor u.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 augustus 1896

De Heraut | 2 Pagina's

„Vun sehouder teruggetogen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 augustus 1896

De Heraut | 2 Pagina's