GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Met mij in het Paradijs.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Met mij in het Paradijs.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus zeide tot hem: oorwaar zeg ik u, heden zult gij met mij in het Paradijs zijn. Luc. 23:43.

Het tusschenbedrijf op Golgotha van den ï moordenaar aan het kruis" naast het Kruis van Messias, behoudt nog steeds in eiken kring, die zelf uit het geloof leeft, zijn sterk sprekende beteekenis.

Reeds symbolisch is de teekening van den Evangelist^ zoo rijk. Hij, de Vorst des levens, in het midden, en aan weerszijden naast hem een schuldig kind des menschen, dat op het punt van sterven is, de één om weg te sterven in eeuwige ellende, de ander met het lichtschijnsel van de kroon j der heerlijkheid reeds glanzend om het schuldig hoofd. En zoowel die twee misdadigers als Messias zelf, hij de vlekloos reine, verhoogd aan het vloekhout, en hij, saam met twee zondaren, meer nog wi? ^ zondaren, straks den geest gevend aan een kruis der schande.

Dit is syrnbolisch schoon, niet maar om het contrast, want een contrast op zichzelf wekt onrust en een gezocht contrast is wreed, maar God verheerlijkend schoon, omdat hier het contrast uit het werkelijke leven komt, ons de machtige tegenstelling van zonde en heiligheid, van geloof en ongeloof, van leven en dood als in één middelpunt sa^mgetrokken te aanschouwen geeft, en na u aldus dit contrast van peilloos diepe realiteit getoond te hebben, het oplost in verzoening, in die verzoening de overwinning profeteert van wat u heilig is, en u die God gewijde uitkomst, tegen al wat voor oogen is in, alleen te gissen, te grijpen geeft voor het oog des geloofs.

Die twee kruisen naast Jezus' Kruis zijn er niet voor de symmetrie. Ze zijn er niet bij gekomen om er vertooning te maken. Omdat één kruis zoo naakt en kaal zou hebben gestaan.

De wacht met de executie belast, deed ook hier niet anders dan wat ze steeds, ter besparing van drukte en moeite deed, executies bijeenvoegen. Die twee wegens moord veroordeelden moesten óók ter dood gebracht. En nu ging het in één moeite door. En daarom zouden er ditmaal drie executies tegelijk zijn.

Aan opzet van Pilatus, om opzettelijk Jezus door een zoo ongewenscht gezelschap te krenken, mag dan ook niet gedacht worden. Van een Cajaphas ware dit te denken geweest. Niet van een Romein, en veel min van Pilatus, die tegen wil en dank dit slachtoffer van Joodschen godsdiensthaat, zwak van karakter als hij was, aan den kruisdood overgaf.

Wel school er opzet in.

Maar opzet niet van Pilatus, doch van satan.

»Met de misdadigers gerekend, " was reeds in Jesaïa's profetie vooruitgezien, als een verzwaring van lijden, dat Messias overkomen zou.

En ja, satan en zijn engelen genoten duivelsch in het denkbeeld, om Jezus in zijn sterven met twee moordenaars te verzelschappen, en zonder dat het Sanhedrin dit opzet vatte, kunt ge er toch zeker van zijn, dat hun razernij er in genoot.

Maar ook in dit zijn opzet was satan niets dan insirtiment in Gods hand. Een zaag, om in Jesaïaanschen stijl te spreken die God trok, een bijl waarmee God hieuw, niet om zijn lieven Zoon te dieper te wonden, maar om alle hoogheid des menschen neer te werpen, en hierin de zielsgrootheid van Messias en de wondere macht des geloofs te doen uitschitteren.

Of is het niet zoo, dat de menschheid niet jammerlijker, niet ellendiger vertegenwoordigd kon zijn, dan ze het hier bij Golgotha was, in het machtig historisch oogenblik, waarin het lot der menschheid zou beslist worden.

Van alle schepsel in hemel en op aarde was de mensch het rijkste, de mensch het hoogste schepsel, hij de geroepene om heel die wereld Gode als offerande op te dragen.

En wat is nu de gestalte waarin die menschheid hier optreedt? Een rechter die het recht breekt; soldaten die zich met het bloed van een gerechtelijken moord bezoedelen; geestelijke leidslieden des volks die het uitgillen van hartstocht en wraakzucht; een volksmassa die joelt en tiert als ze den man die alle krankheid genas, door ruwheid ziet mishandelen; en links en rechts van het vloekhout waaraan Jezus hangt, twee kinderen der menschen, elk aan een eigen kruis, als levende bewijzen hoe in moord op menschen gepleegd, de zonde van hetmenschelijk hart.haar voleinding zoekt.

Denkt u Maria en Johannes, in wie niet eigen glans, maar afschijnsel van Jezus blonk, weg, en er is in heel deze menschelijke verschijning op Golgotha niet één lichtpunt. De duisternis die het Kruis straks omfloerste, was slechts uitdrukking van dé donkerheid die hier geestelijk heerschte.

Als nacht in de natuur, en niets dan zwarte nacht in het menschenhart, is dat booze des menschen als verzinbceld in die twee moordenaars, die met hun kruisen het kader vormden, waarin Jezus' Kruis gevat was.]

En in die donkerheid komt al het licht van Jezus.

Diep moet Jezus, dit kan niet anders, de beleediging gevoeld hebben, dat men tot zelfs in zijn dood hem zulke lotgenooten opdrong. Dien moordenaar aan zijn linker-en dien moordenaar aan zijn rechterzijde te zien, moest voor zijn besef een heiligschennis zijn, hem in die ontzettende ure, tot in zijn sterven aangedaan. Zelfs de eerbied voor zijn sterven was hier geweken.

En toch ergert Jezus zich niet. Hij verafschuwt die hinderende gestalten niet die zich van stervenspijn aan hun kruis wringen. En zelfs als één van die twee nog te midden van dezen doodstrijd de door koortsdorst schorre keel misbruikt om den Koning vol glorie te hoonen, komt er geen woord over Jezus'lippen, om hem te vloeken.

Ook dit duldt, ook dit draagt, ook dit ondergaat uw Heiland.

En zijn lippen openen om zijn medekruiselingen toe te spreken, doet hij eerst dan, als die andere moordenaar de taal des geloofs heeft doen hooren.

Ook hier is het de Zoon des menschen die gekomen is niet om te oordeelen, maar om te redden.

En als hij spreken gaat, komt er-geen vloek voor den roekeloozen spotter over zijn lippen, maar een zegenbede, een profetie van heiivoor wie nog in zijn sterven naar Messias opzag.

Heden zult gij met 7nij in het Paradijs zijn!”

Taal van Goddelijke hoogheid, want nog terwijl de wereld hem uitwerpt, en de adem hem opkort in de keel, en hij een gevloekte in aller oog is, spreekt hij als de Koning van het Godsrijk, die de zaligheden des hemels te vergeven heeft.

Bezwijkend onder zijn doodsmarte, ziet hij het Paradijs geopend, waarheen zijn ziel aanstonds in vreugde zal ingaan.

Terwijl zijn moegestreden ziel stervend dien voorsmaak van eeuwige vreugde geniet, blijft liefde, een liefde die zelfs den moordenaar omvat, den ademtocht zijns harten.

En als met een eed, als om het ongelooflijke waarachtig te maken, roept hij het hem toe: ïVoorwaar, voorwaar zeg ik u, nog heden zijt ge met mij in het Paradijs."

Nog niet in het rijk der heerlijkheid. Dat kan eerst na het oordeel uitbreken. Maar in het Paradijs, d. w. z. in den voorloopigen gelukstaat, waarin de afgescheiden zielen den dag van Jezus' glorie verbeiden. In dat voorloopig, dat hemelsch Jeruzalem, dat eenmaal ten dage van Jezus' glorie uit den hemel op de aarde nederdaalt (Openb. 31: i.)

Zoo komt de mensch hier uit, om u in weerzin van hem af te wenden. Met al de pracht van de Romeinsche uniformen, met al het vertoon van Romes keurige rechtspraak, met al de gewijdheid van den getabberden priester, met al de kostelijkheid van Israels hooge roeping, al wat ge hier het uwe kunt noemen, o, menschheid, zijt ge hier verachtelijk, aan uw adel ontzonken, laaghartig en boos.

En daartegenover is die Jezus, dien gij uitwerpt, ook hier zoo groot. Niet voor het oog, want hij hangt aan het vloekhout. Tegenover uw tabbaarden en uniformen hangt hij daar naakt en uitgetogen. Gij zijt de machthebbende en de gevierde, en hij worstelt met den dood die reeds opwoelt in zijn aderen. Maar nochtans groot, groot ook in zijn hoog besef, dat hij het Paradijs heeft te vergeven, groot door de stille gelatenheid waarmee hij het verdraagt om met die misdadigers gerekend te worden, grooter nog door de ontferming zijner ziele, waarmee hij één dier misdadigers zegent, troost en begenadigt.

En terwijl alzoo tegenover de donkere schaduw van menschelijke luchthartigheid de grootheid van ziel in uw Jezus afsteekt, zie nu, hoe hier niet minder op gansch wondere wijze uitblinkende is de alles te boven gaande macht des geloofs.

Ge behoeft het niet wonderbaarder te maken dan het is. Er is geen reden om niet aan te nemen, dat die moordenaar aan het kruis reeds vroeger van Jezus gehoord had. Hij kan geweest zijn onder de vier duizend of onder de vijf duizend die Jezus aan het mser van Genesareth met het wondere brood gespijsd had. Zeer mogelijk, dat hij meer dan eens de zilveren taal van Jezus' lippen beluisterd, misschien ook zijn wondere genezingen aanschouwd had.

Maar hoe dit ook zij, hij was daarna den boozen weg opgegaan. Hij had de paden niet van het licht, maar der duisternis gezocht. Hij had niet uit Jezus liefde, maar uit satan moordzucht ingedronken. En ten leste was hij niet teruggedeinsd voor het vergieten van 's menschen bloed.

Sinds was hij in den kerker geworpen, en had niets gesien of gehoord, van wat met Jezus in Jeruzalem voorviel.

En nu hangt men hem aan het kruis, en daar ziet hij een ander kruis naast zich, en in den kruisling die daar naast hem hangt, herkent hij den Rabbi van weleer.

En nu ziet hij Jezus, niet in glorie maar versmaad, gevonnist en veroordeeld, naakt en uitgetogen, stervend zooals hij zelf gaat sterven.

En zie, terwijl nu een Petrus zelfs Jezus verloochend heeft, en de discipelen gevlucht zijn, en het is of zelfs zijn trouwste vrienden niet voor Jezus durven uitkomen, nu glanst op eenmaal in dien stervenden moordenaar de gelooismoed, de geloofskracht, de geloofsgenade op, om ook hem, daar aan het vloekhout, het Sanhedrin ten spijt, als zijn Heiland, , ^als zijn Redder, als den Koning van het Godsrijk te eeren. »Heere, gedenkt mijner, als Gij in uw Koninkrijk zult gekomen zijn!"

Van Petrus is niets te zien. Thomas verzonk in _ zijn twijfel. De vromen staaü van verre en zwijgen.

Een moordenaar is de eenige die in die ure der duisternis voor Jezus dorst roepen.

Was dan die moordenaar beter dan Petrus, edeler dan Johannes, moediger dan Thomas? Natuurlijk niet. Dat te wanen ware al de historie des Evangelies omkeeren.

Neen, wat in dien moordenaar uitblonk was de macht Gods.

De wondere macht waarmee God Almachtig het geloof in de ziel kan doen doorbreken.

Het was God die in dit ontzettend oogenblik zijn lieven Zoon door de geloofstaal van den moordenaar kwam vertroosten.

God, die in dit roerend en aangrijpend tafereel van Golgotha het heel de wereld toeroept: Geloof, geloof ais die moordenaar in den Man van Smarte, en ook u wacht in uw sterven het Paradijs!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's

„Met mij in het Paradijs.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's