GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eeredienst.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Stellig is het geen overtolligheid te achten, dat ook over onzen Eeredienst veler gedachte ga.

I.

Jarenlang heerschte op dit punt grenzenlooze verwarring, zoo sterk dat onregel op dit terrein de eenige nog grijpbare regel was geworden. En sinds het kerkelijk leven uit de wildernis weer op begane paden overging, is wel veler opmerkzaamheid als vanzelf ook op allerlei liturgische vragen gevestigd geworden, en openbaart zich meerder drang naar vasten «leiddraad, " maar wie waande dat daarom het chaotische reeds ganschelijk achter ons lag, zou toonen van tweeën één, óf de practisch-kerkelijke toestanden niet te kennen, óf wel liturgische denkbeelden te huldigen, die met het wezen zelf der Liturgie in strijd zijn.

Gunne men daarom ook aan de Heraut, in dit niet zoo onbelangrijk vraagstuk zijnerzijds meê te spreken.

In de practijk komen de liturgische vraagstukken meest als losse, op zichzelf staande vragen op, en wat zoo broodnoodig is, is juist helder inzicht in de eenheid van gedachte, die al deze losse détailpunten beheerschen moet.

Het denkbeeld zelf van een Liturgie wz.^ geheel teloorgegaan, en niet dan langzamerhand komt het weer op.

Dit gevoelt men het sterkst aan "^a& t Formulier van den heiligen Doofi.

De tijd ligt nog zoo verre niet achter ons, dat dit Formulier door den dienstdoenden predikant óf geheel weggelaten óf derwijs verminkt, bekort, aangevuld, gewijzigd en veranderd werd, dat het wel een cacographie leek, die de prediker geroepen was, vaak op den tast af te verbeteren.

Kerken nu waarin zoo iets zelfs met het Formulier van den heiligen Doop mogelijk is, zijn blijkbaar aan alle liturgische gedachte vervreemd, zoowel voor wat aangaat den Dienaar die zich zulke vrijheden veroorlooft, als voor wat betreft de gemeente die ze duldt.

Doch juist in zake dit Formulier dan ook het keerpunt. kwam

Vele ouders, die van Liturgie verstand noch begrip hadden, namen'er toch geen genoegen mede, dat bij den Doop van hun kind de waarheid Gods uit het Formulier werd uitgelicht. Dat de prediker hier of daar een zinsnede oversloeg, of ook de dankzegging verving door een dankgebed van eigen formatie, deerde hen zoo niet, maar wel schokte het hen, dat in de vragen, of in de uiteenzetting van den heiligen Doop veranderingen werden aangebracht, die het wezen zelf van den heiligen Doop raakten. Daarmee werd Gods waarheid gebroken, het Sacrament geschaad, en zoo ook aan hun kind onthouden datgene waarop hun kind, of wil men, de vader voor zijn kind recht had.

Vooral Dr. Kohlbrügge ried dan ook aan, dat de ouders, alvorens den Doop voor hun kindeke te zoeken, vooraf bij den Dienaar des Woords zich informeeren zouden, of hij gewoon, of althans bereid was, het volle Formulier te lezen; iets wat hij zoo sterk trok, dat ook de vermelding der voorafschaduwing van den heiligen Doop in den Zondvloed en in den doorgang van Israël door de Roode Zee niet mocht worden uitgelaten.

Deze raad kwam bij Dr. Kohlbrügge, gelijk vanzelf spreekt, voort uit liturgischen drang, en reeds als zoodanig verder dan de drang, die bij de ouders zelven was opgekomen. Een langen tijd leefde men dan ook voort in dezen toestand, dat er tweeërlei oppositie tegen het eigendunkelijk omspringen met het Formulier viel waar te nemen: eenerzijds van de volgelingen van Dr. Kohlbrügge, die den eisch stelden, dat heel het Formulier, onverminkt en ongewijzigd, van den kansel zou worden afgelezen En anderzijds van de volgelingen van a Brakel, die er geen de minste captie op maakten, dat de dankzegging wegbleef, en een enkele zinsneê die te sterk op de wedergeboorte sloeg, verzacht werd, maar die den eisch lieten gelden, dat de belijdenis der waarheid in de toelichting en in de vragen niet zou worden aangetast.

Dat tweeledig protest tegen de liturgische willekeur in zake den heiligen Doop heeft toen allengs het goede gevolg gehad, dat de Dienaren des Woords van hun eigendunkelijk verhaspelen van het Doopsformulier aflieten, en zich naar den duidelijk verklaarden wensch van de geloovigen begonnen te schikken.

In betrekkelijk korten tijd zelfs nam die 'vastheid derwijze toe, dat het volle gebruik van het Doopsformulier kenmerk werd, waaraan ge de werkelijk orthodox predikanten kondt onderscheiden.

Ook schrijver dezes heeft deze wisseling meê doorleefd.

Toen hij in 1863 als predikant optrad, wist hij nog niet beter te doen, dan vóór zijn eerste Doopsbediening, met blauw potlood in het Doopsformulier allerlei passages door te schrappen, en op allerlei punten den tekst gansch willekeurig te veranderen. Dat deed een ieder in die dagen, en ook hij volgde den stroom.

Eerst de studie, die hij voor eenige hoofdstukken in de Kerkgeschiedenis van Moll juist over de Liturgie had te schrijven, ontdekte hem het ongeoorloofde van zulk grillig bedrijf, en bewoog hem, reeds eer hij met Dr. Kohlbrügge in aanraking kwam, het Doopsformulier voortaan voluit te lezen.

Door Dr. Kohlbrügge in zijn overtuiging gesterkt, heeft ook hij toen in allerlei kring het voluit lezen van het Doopsformulier bevorderd, eerst door in de oude Heraut, toen door in het Zondagsblad van de Standaard, en later door in de nieuwe Heraut, aldoor het onverminkt gebruik van het Doopsformulier als stelligen liturgischen eisch aan de kerken op het hart te binden.

En thans, nu' deze eeuw ten einde loopt, mag met zeker gevoel van dankbaarheid geconstateerd worden, dat althans in de opnieuw Gereformeerde kerken, aan vroegere wilkeur paal en perk is gesteld, en het aflezen van het geheele, onverkorte en onveranderde Formulier om den heiligen Doop te bedienen, zoogoed als feitelijk algemeen geldende regel is geworden.

Op deze korte historie moest in de eerste plaats hier de aandacht gevestigd worden, omdat metterdaad de weeropleving van de liturgische gedachte in onze kerken van het gebruik van het Doopsformulier is uitgegaan.

Duizenden bij duizenden die op elkander punt van den Eeredienst nog voor elk liturgisch gevoel stomp zijn, hebben in de zaak van den heiligen Doop gevoeld, dat de kerk als kerk zeker recht had, waaraan de Dienaar des Woords zich niet mocht vergrijpen.

En al is hiermee het liturgisch pleit nog volstrekt niet gewonnen, er is hier dan toch een uitgangspunt gegeven, van waaruit de weeroptrekking van het liturgisch gebouw kan ondernomen worden.

Juist toch in dat nog onontwikkelde, maar toch diepe besef der ouders, dat bij den Doop van hun kind de Dienaar geen vrij man was, om te doen wat hem geviel, maar dat hij bij dat Sacrament het recht van hun kind te eerbiedigen had, ligt het eenig juiste beginsel, waaruit alle Liturgie opkomt.

Alle Liturgie toch gaat uit van de grondgedachte, dat de kerk over den Dienaar en niet de Dienaar over de kerk heeft te beschikken, voor wat aangaat de wijze, waarop het heilige in de vergadering der geloovigen zal bediend worden.

Een spreker, een redenaar, een meetinghouder huurt een zaal, en richt zijn spreken, zijn redevoering, zijn meeting in gelijk hem goed dunkt, " en wie onder zijn gehoor komt is gehouden zich naar hem te voegen. Immers wien dit niet gevalt, kan wegblijven, of heengaan.

Een dokter, die spreekuur geeft, kan zijn wijze van doen, en van onderzoeken, en van behandelen, en van recepteeren, geheel naar eigen goedvinden inrichten. Zijn huis is zijns, en wie niet bij hem aankloppen wil, gaat elders.

Zoo ook doet een advocaat, een notaris, een schoolhouder, een winkelier, een kantoorhouder en zooveel meer, overmits deze allen zelf hun zaak, hun bedrijf, hun kantoor regelen, en niemand gehouden of verplicht is, bij hen juist aan te kloppen. Maar' zoo staat het in de Gereformeerde kerken niet, en men kan er bijvoegen, evenmin in de meeste andere formatiën van Christus' kerk.

Alleen in Amerika, en in sommige vrije kerkjes ten onzent, springt men op soortgelijke wijze met de kerk om.

In Amerika is het, vooral in de grootere steden, iets gansch gewoons, dat een predikant op eigen gelegenheid een kerk opent, lokt wie tot hem wil komen, en uit de liften die inkomen, zijn kerk in stand houdt.

Zulk een kerk is dan letterlijk een predikantsbedrijf, zonder eenige confessie, zonder band aan andere kerken. Niets dan een kring die zich om een talentvol spreker verzameld heeft. Juist zooals men het hier en daar ten onzent op kleine schaal kan waarnemen, dat een oefenaar of bemoeilijkt predikant, geheel op eigen gelegenheid een zaal huurde, of een huis kocht en tot een kerk verbouwde, en daar geregeld des Zondags in voorging.

En natuurlijk in zulke »kerkjes" is de prediker het één en al. De kerk is zijn zaak, zijn bedrijf. Het gaat alles van hem uit, hij regelt het alles naar eigen goeddunken. En in zulke kerkjes heeft alzoo niemand aanmerking te maken. Wie er niet meer zijn wil, blijft er weg.

Maar heel anders staat het natuurlijk in een wezenlijke kerk geschapen, d. i. in de vergadering der geloovigen, die opkwam uit een historisch verleden, dat tot op den grooten Pinksterdag te Jeruzalem teruggaat. Daar toch heeft men met een kerk te doert^ die haar wortel in een verleden van achttien eeuwen uitslaat, en waarin de tijdelijke Dienaar slechts voor zeker aantal jaren verschijnt ten einde zijn heiligen Dienst te verrichten, om straks dienzelfden Dienst onder de bediening van zijn opvolger te laten voortgaan.

Dan is niet hij het, die de kerk schept of scliiep, maar de kerk was er lang vóór hem, hij is in de kerk geboren, hij trad er in op, en heeft alzoo in te gaan in de levensvormen, die zich in die kerk, door den loop der eeuwen, ontwikkeld hadden.

Dan is die kerk er niet om hem, maar hij is er om die kerk, en gelijk hij, naar uitwijzen van het Woord zijn rechten desnoods tegenover die kerk kan doen gelden, zoo heeft en behoudt ook die kerk rechten tegenover hem.

Het is die kerk die in de vergadering der geloovigen saamkomt, het is haar eeredienst die dan bediend moet worden, en zij is het ook die er de predikatie des Woords en de bediening van het Sacrament komt zoeken.

Het is in beginsel hetzelfde onderscheid als tusschen een vrijbuiter en een officier bij de geregelde troepen.

De vrijbuiter te land of ter zee treedt op voor eigen risico, gaat waarheen hij wil, vuurt als hij vuren, en kampeert als hij kampeeren wU. Hij is aan niemand rekenschap schuldig. Hij is zich zelf ten wet.

De officier bij de geregelde troepen daarentegen komt in een bestaand kader in. Hij vindt een leger, dat leeft onder ordinantiën, die golden eer zijn naam nog genoemd werd. En uit dien hoofde is stellige eisch van zijn optreden, dat hij zich conformeere aan wat als orde van dienst bij het leger geldt.

En dit nu heeft de eenvoudige geloovige niet aanstonds in de andere stukken van den Dienst, maar wel bij het Sacrament van den heiligen Doop gevoeld.

Hij zou het nog niet zoo gevoeld hebben bij den Doop van bejaarden; maar hij voelde het wel sterk en diep nu het den Doop der kleine kinderen gold.

Die kinderkens waren nog onbewust van wat er met hen gebeurde.

Aan die kinderkens mocht in niets worden te kort gedaan.

En daarom het volle Formulier, dat voor den kinderdoop was ingesteld, behoorde elk Bedienaar van het Sacrament bij eiken doop die bediend stond te worden, onverkort en onverminkt te lezen.

Immers de Doop was niet iets tusschen hun kind en den Dienaar, maar tusschen het kind en hun Heere.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juni 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juni 1897

De Heraut | 4 Pagina's