GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

PSALMEN.

In 't jaar 1865 gingen drie Engelschen met een gids den Matterhorn op, een berg in Zwitserland, die zeer moeielijk te beklimmen is. De gewaagde onderneming liep slecht af. Alle vier verongelukten, en men toog uit om de lijken te zoeken. Eindelijk werden zij gevonden als vormelooze klompen, beneden op den gletscher van den berg.

Er was een dominee met de zoekenden meegegaan. Toen nu de lijken waren ontdekt en herkend, vond de predikant bij het doorzoeken der zakken een bijbeltje. Nu wenkte hij de mannen om stil te zijn, sloeg den gosten psalm op en las de woorden:

„Een gebed van Mozes, den man Gods..Heere, Gij zijt ons geweest eene toevlucht van geslachte tot geslachte. Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. Gij doet den mensch wederkeeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij menschenkinderen"

Wel zelden is een psalm met zooveel diepe ontroermg aangehoord, als deze, op die vroeger wellicht nooit door menschen betreden plek, bij de lijken dergenen die tot verbrijzeling waren wedergekeerd en te midc'en der grafstilte van besneeuwde bergvlakten.

De psalmen bieden ons zeer veel, dat voor allerlei omstandigheden past. Dicht bij kaap Beechy ligt een graf, denkelijk het noordelijkste van de geheele wereld. Daar werd te midden van aneeuw en ijs een deelnemer aan ee noordpooltocht begraven. En 't is eigenaardig dat men op zijn graf de bede plaatste uit psalm 51. „AVasch mij en ik zal witter zijn dan sneeuw."

Luther was een groot vriend der psalmen, en prees het psalmboek als een kostelijlc kleinood. Hij en Johannes Huss en Hieronimus van Praag en zoovele andere getuigen der waarheid stierven met de woorden van psalm 31 : 6 op de lippen: In Uw handen beveel ik mijn geest."

De 6de psalm wordt door velen de algemeene boetpsaliTi genoemd, en werd vaak als gebed uitgesproken door Calvijn en andere godzalige mannen.

Toen Cromwell, de groote strijder voor England's vrijheid, bij Dunbar de overwinning had behaald, zong hij met zijn leger op 't slagveld den loyden psalm: Looft den Heere al

gij heidenen prijst hem al gij volken. Ook de Hugenoten, de Fransche Gereformeerden, lieten •hun psalmen op het slagveld hooren. Vóór den slag bij Contras knielden zij neder, en zongen toen den iiSden psalm.

Hun vijanden spott'en daarmee en riepen: „Zie, die lafaards smeeken nu al om genade!"

Maar een oud officier, die in de Roomsche gelederen diende, en wist wie hij voor had, sprak: „Ik raad u, bereid u voor op een ernstig gevecht tegen die daar bidden en zingen, 't Zal heet toegaan."

De strijdpsalm der Hugenoten was psalm 68 : 1.

De Heer zal opstaan tot den strijd, Hij zal zijn haters wijd en zijd Verjaagd, verstrooid doen zuchten, enz.

En als ik hier nu nog bijvoeg, dat Luthers beroemd lied: „Een vaste burg is onze God, " tot grondslag heeft psalm 46: „God is ons een toevlucht en sterkte, " dan blijkt uit alles hoe groote en heerlijke troost en kracht en sterkte de Heere God ons in de psalmen geschonken heeft, een schat voor alle tijden en toestanden.

AAN VRAGERS.

Onze lezer J. T. M. K. te A. schrijft ons: „In No. 49 serie 4 van het April-nummer van de Heidetibode komt een stukje voor onder het opschrift: „Statenbijbel" waarin gesproken wordt over het recht gebruik maken van zoo'n Bijbel met zijne kantteekeningen enz.

Hoewel het onderhavige geval den Javaan betrof, die niet eens goed HoUandsch verstaat, vermeen ik toch, dat onder de Christenbelijders er vele met mij zullen zijn die uwe voorlichting in deze gaarne zullen vernemen. Het is mij toch dikwijls voorgekomen, dat bij het naslaan van den kantteekenaar werd verwezen naar een aantal teksten, die weder naar andere teksten verwezen tot in het oneindige, zoodat het moeielijk, ja haast ondoenlijk is alles uit elkaar te houden, tenzij men alles opschreef en ik mij zelf afvroeg: Houd ik den rechten wel ? Bestaat er ook een zekere leiding die men volgen moet om gemakkelijker of spoediger Schrift met Schrift te vergelijken ?

Indien UEd. deze vraag eenigszins een plaatsje in de Heraut waardig mocht keuren, zou uw antwoord, ik ben er zeker van, door menigeen dankbaar worden aanvaard.

Wat onze lezer vraagt is niet gemakkelijk te beantwoorden, althans zoo dat men er wat aan heeft; daarbij is de vraag of we hem recht begrijpen.

We meenen dat de schrijver, als hij zijn bezwaar tegen de kantteekeningen in den Staten-Bijbel inbrengt, wel wat sterk spreekt, algeven we toe dat in de oude uitgaven 3at naslaan voor de meeste igde-eeüwers een kruis is. De kantteekening echter vat het tamelijk breed op, en niet altijd kiest zij den makkelijksten weg.

Maar hoe dit zij, onze lezer kan waarschijnlijk zich helpen als hij een Bijbel neemt, die de „gelijkluidende plaatsen" onder den tekst aangeeft. Dat helpt al aanstonds ter verduidelijking. Neemt men nu Trommius (de nieuwe uitgaaf onlangs hier besproken) dan wordt het zelfs mogelijk alles na te slaan Avat handelt b.v. over „Rechtvaardigmaking". Grooten dienst doet daarbij het pas weer nieuw uitgegeven Zakelijk Woordenboek des Bijbels. Desnoods komt men met een dezer drie boeken al vrij ver; alle drie samen kosten trouwens ook nog geen schatten.

Iets op te schrijven of althans dingen uit elkaar te houden zal altijd noodig blijven. Maar dit is m de gewone zaken ook zoo. Hoeveel te meer in de hoogste en diepste, die van het rijk Gods.

Als we onzen vriend nu nog niet voldoende hebben ingelicht, gelieve hij het te zeggen.

Onze lezeres C. L. D. te M. vraagt:

Waarom zijn de geslachtsliniën in Mattheus i vermeld en die in Lukas 3 vermeld zoo uiteenloopend en loopen zij niet op Maria maar op Jozef uit, daar de laatstgenoemde toch maar pleegvader was.

De reeds oude meening, dat Luk^is den stamboom van Maria geeft en Mattheus dien van Jozef, is nog altijd de meest aannemelijke. Dit hier duidelijk te maken gaat moeielijk o. a. wijl het zooveel plaats zou innemen. Doch onze lezeres kan in een Bijbelverklaring hieiover het noodige vinden. Zie ook de kantteekeningen in de Staten-Bijbel.

't Verhaal wordt voortgezet, doch er waren nu te veel vtaaggragen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1899

De Heraut | 4 Pagina's