GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERKEERDE RAAD.

XV.

Het was aan de bezoekster te bespeuren, dat zij iets op het hart had e.a 't kostte de wijnhuisjuffer weinig moeite te weten te komen wat dat 'zijn mocht. Geertje verhaalde kort en goed wat er gebeurd was, er bijvoegende dat het haar nu begon te vervelen.

„Geen wonder" was 't antwoord, „wie zou dat niet vervelen! Wat in de wereld steekt er nu voor kwaad in om op Zondag te wandelen? Moeten we dan den heelen Zondag slapen? Maar ik zou me daar ook niet aan storen.”

„Ja maar, " zei Geertje, „dan krijg ik moeite met de menschen en dat wou ik liefst niet.”

„Natuurlijk, maar dan is 't buiten je schuld. Je bent toch ook niet met dien " koster getrouwd.”

„Neen, wezenlijk niet, " zei Geertje lachend.

„Nu, als 't dan niet anders wil, kan je nog overal terecht. Je hebt twee flinke handen aan je lijf, en geloof me, een knap meisje willen ze overal wel in dienst hebbeu. Wie fatsoenlijk is, vindt overal een plaats. Je behoeft wezenlijk je leven niet bij die menschen te verslijten, en te verkniezen bij die fijnen.”

Niet weinig gevleid door 't een en ander wat de juffrouw had gezeid, luisterde Geertje met volle aandacht, en nam de leelijke woorden en verkeerde raadgevingen als recht goed en voortreffelijk aan. Zij was nog te jong en te onervaren, te zeer wereldsch gezind om in te zien hoe gevaarlijk alles was wat zij hier hoorde, en hoe zij groot gevaar liep voor tijdelijk genot eeuwige schade te lijden.

De juffer wist, helaas, maar al te goed wat zij deed. Zij v/as, gelijk de lezer uit hetgeen we vroeger mededeelden, reeds bespeurd kan hebben, door vrome ouders opgevoed. Dot reeds jong had ze zich van den weg des levei*^ afgescheiden om te wandelen op den breeden weg des verderfs. Het beroep van haar man werkte er toe mee, om haar geheel buiten den kring te doen leven van hen die God vreezen. Trouwens, dit zou haar ook een afschuw zijn geweest. Zij haatte alle „fijnen" met een volkomen haat, omdat zij God haatte, euvaaZijn dienst niet wilde weten. Wel is 't zoo van nature met ons allen, doch zij die den weg der gerechtigheid kennen, en er zich dan van af keeren, zijn feller in hun haat en harder van hart, dan degenen, die nog nooit den wil des Heeren recht hebben geweten. Zoo ging 't ook hier. De herbergierster die zelf niet vroom wilde ziJD, vond er genoegen in, hen die 't wel zijn wilden daarvan af te brengen. En zoo hoopte zij dan c> ok Geertje even wereldsch en goddeloos te zien als zij zelf was. Juist de onrust die haar vaak kwelde, dreef haar tot zulk een gedrag.

Doch er was nog een reden waarom de juffer zooveel belang in Geertje stelde. Zij had namelijk een zuster, die een grootjn handel dreef in groenten, in een huis aan de Beurs, die toen stond waar nu het Beurspleintje is, aan 't eind van het Rokin. Deze handelaarster was weduwe, en had in haar zaak en nog meer overhuis iemand noodig, die zij ook, bij eigen afwezigheid, ten volle vertrouwen kon. Zluik een nu meende de vrouw uit „De Bocht van Guinee" in Geertje te zien, en vandaar dat zij poogde haar uit des kosters huis te krijgen. Wel had zij daarover ronduit kunnen spreken, maar zij wist te goed, dat de k-jster niet zou toestemmen, dat Geertje ging dienen bij lieden, die geheel in de wereld leefden, en Zondags evengoed verkochten als in de week. Zij moest het dus op andere wijs beproeven.

Nu zult ge wel zeggen, dat het toch vreemd was dat de herbergierster niet liever omzag naar een meisje, dat buiten den dienst des Heeren was groot geworden en niet, rnet de „fijnen" had verkeerd. Doch dit zat zoo: 't Kwam in dezen dienst vooral op eerlijkheid aan, wijl er èn gewerkt èn verkocht moest worden. Nu wist de vrouw heel goed, dat zij bij menschen, die naar de leer des Heeren zijn groot gebracht, veel meer kans had eerl'Jkheid te vinden dan bij andere. Zij wist opperbest, hoe zij zelf menigmaal en lang in haar geweten was bezwaard geweest, over veel wat in haar huis gebeurde, al had zij er zich overheen gezet.

Zoo gaat het veel in de wereld. Men haat de vroomheid, men spot met hen die God vreezen, maar ten slotte weet men toch zeer wel, dat zij 't meest te^ vertrouwen zijn. Wie slecht volk wil zien loopt daartoe nooit de kerk binnen, en ieder weet wel dat s'at boos en goddeloos is niet eerst en meest onder de vromen wordt gevonden, al is ook bij hen kaf onder het koren.

Natuudijk werd dit alles aan Geertje niet zoo uitgelegd, daar dat allicht het plan zou hebben doen mislukken. Veeleer stelde de herbergierster zoo 't voor, als dreef haar louter belangstelling in het meisje, 't Gevolg hiervan was, dat, toen 't gesprek geëindigd was en de bezoekster afscheid nam, deze meer dan ooit overtuigd v/as, dat zij een ongelukkig leven had, dat de koster een grimbeer en zijn vrouw een bazin was, en dat zij. Geertje, niet betpr kon doen dan zoo gauw mogelijk aan beider handen te ontkomen.

„Waar een wil is, is een weg, " zeggen c'e Engelschen en dat geldt zoowel ten goede als ten kwade.

Zoodra Geertje er hart en zinnen op geztt had, te „veranderen, " was 't alsof voor alles, thuis hoofd en handen verkeerd stonden. Geen

wonder trouwens, want haar hart was er niet meer bij. De huisgenooten merkten dat zeer goed; zelfs Huibert en Koosje, schoon minder gewoon op alles nog scherp te letten, moesten wel bespeuren, dat hun vriendin onverschillig werd, zich met niets dat hen betrof meer inliet, korte, bitse antwoorden gaf en zich geheel onverschillig toonde, als er over God en Zijn Woord en dienst werd gesproken. Ook toonde zij geen den minsten lust, om, gelijk vroeger, „een hand en een voet te zijn" gelijk de koster het placht te noemen.

’t Duurde dan ook niet lang of er ontstond een heel onaangename toestand. De juffrouw die met groot geduld had afgewacht of het beteren zou, moest eindelijk het meisje vermanen, toch van gedrag te veranderen, en vooral haar hart toch niet af te trekken van den dienst Gods. Doch Geertje gaf lomp ten antwoord, dat zij zelf wel wist wat haar pastte, en dat zij geen lust had altijd onder den plak te zitten, 't Hielp niet veel, dat de huismoeder haar wees op het verkeerde van zoo hooggevoelend zijn. 't Antwoord was: „Ik kan het hier toch niet goed maken; ik ga maar liever heen. Ze willen me ergens anders ook nog wel hebben.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's