Humpata.

Amsterdam, 6 April 1900.

Uit Burgersdorp in Zuid-Afrika werd het volgende aandoenlijk schrijven ontvangen:

Den WelEerw. Hooggel. Heer Dr. A. KuvPER, Amsterdam,

Hooggel. Heer en broeder in Christus!

Zooals u bekend is, is op dit oogenblik Zuid-Afrika in groote moeilijkheid gedompeld, van wege den oorlog tusschen de twee Republieken en Engeland.

De Geref. kerken lijden hierdoor vreeselijk. Bijna alle broeders zijn ten strijde getogen; slechts enkele grijsaards en kinderen zijn te huis.

Alles staat stil en onze financieele bezwaren zijn groot.

Wij dragen dit echter geduldig.

Er is echter eene zaak die ons zeer bezwaart en waarin wij de hulp onzer broeders inroepen.

Wij hebben voor eenige jaren een Zending onder de heidenen te Humpata, Westkust van Afrika, begonnen en geven ondersteuning aan den heer Biewinga, die aldaar werkzaam is.

Die ondersteuning, gering als die is, moet, zoolang de oorlog duurt, gestaakt worden. Ons vriendelijk verzoek is nu, dat de broeders in Nederland, zoolang de oorlog duurt, hem eenige ondersteuning zullen geven.

Het is een allergewichtigst werk, en wij gevoelen dat wij het niet mogen opgeven.

Met vrijmoedigheid wenden wij ons dan tot de broeders in Nederland en vragen: Helpt ons en helpt dat werk.

Het adres van den heer Biewinga is:

P. BIEWINGA, Humpata Aiossamedes, Westkust van Afrika.

Ik schrijf dezen brief namens eenige broeders der commissie. De geheele commissie kon onmogelijk bij elkander komen.

Na groete,

Uw Broeder in Christus, JAN LION CACHET.

Burgersdorp, 15 Febr. 1900.

Dit schrijven hiermede ter kennisse van onze kerken brengende, waag ik het, dit teedere belang aan onze broeders en zusters ten zeerste op het hart te binden.

Er moet voor Humpata gezorgd worden. Zij, die het dusver deden, kunnen het thans niet meer doen.

Ik ben dan ook overtuigd, dat Nederland volgaarne Humpata als eeneereschuld tijdelijk over zal nemen, en verklaar mij gaarne bereid, het daarvoor noodige in ontvangst te nemen, en ten spoedigste op te zenden.

Het noodige bedrag stel ik voor de eerste maanden op duizend gulden.

Aangezien ik voor een paar weken naar het buitenland vertrek, verzoek ik beleefdelijk, dat men de gelden adresseere aan de Redactie van de Heratit, en niet aan mij persoonlijk, daar dit vertraging zou kunnen geven in het ontvangen van het bedrag der aangeteekende brieven of postwissels.

Amsterdam, 2 April 1900.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen