GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Drankbestrijding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Drankbestrijding.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Georges Cruikshank, te Londen in 1792 geboren, bleef van zijn jongelingsjaren tot op 53-jarigen leeftijd een boosaardig drinker, in den boozen zin, waarin men destijds onder Engelsche heeren het drinken verstond. Zoo beroemde Will Funell, uit Addison wel bekend, er zich op, dat hij in twintig jaren tijds uitgedronken had: niet één glas water, maar negen honderd liter bier, veertig ankers portwijn, negentien groote vaten cider, vier honderd bowl punch, behalve nog de borrels, likeurtjes en bittertjes die hij in de morgenuren en overdag bij manier van zijn graantjes pikte. Zooals men het nog op Hogarth's beroemde gravure Ginstreet, d. i. Jeneverstraat, zien kan, was het dronkemansleven in Engeland destijds kortweg publieke zwijnerij, en wie er zijn Midnight-Company, een stuk van niet minder talent, naast legt, ziet als voor oogen, dat de heeren in hun clubs in zelfverlaging niet voor het straatpubliek onderdeden. Het was nog de booze tijd toen de livereiknechts aan de deur van de feestzaal stonden te wachten, om de heeren die lijk voor den grond lagen, van dien grond op te nemen, de trap af te sleuren en in hun koets te tillen.

Welnu, ook George Cruikshank had dat zinpen (want dat is er het echt-Nederlandsche woord voor) meer dan het vierde eener eeuw meegedaan, en daar hij een geestig tafelbroêr zoo als weinigen was, gold hij als the Prince of good fellows. De nu nog in Engeland gebruikelijke formule om iemand in het publiek te verwelkomen, op een meeting of dergelijke, als het publiek zingt: He is a jolly good fel low, (hij is een jolige vent), dagteekent uit die demonische periode. En toch is deze George Cruikshank op S3-jarigen leeftijd tot staan gekomen. In 1845 heeft hij onverwacht en plotseling met zijn drinkkornuiten gebroken. En sinds dien tijd wijdde hij het schitterend talent van zijn caricattiur-süit, a la Braakensiek rusteloos aan de bestrijding der drankzonde. Vooral zijn Gin-Jaggersnaut en zijn Gin-Shop zijn meesterlijk, en overwaard herdrukt te worden. Niet minder bekend is zijn serie The Bottle. En sinds behoorde hij onder de leidende talenten, die er door onverdroten strijd in slaagden, dezen vloek van het hoogere leven in Engeland af te wenden.

Vooral door zijn hooge positie, door zijn meesterlijk kunsttalent, en door het plotselinge omslaan uit het drankleven in het Teetotaller-dom, oefende Cruikshank op dezen keer van zaken een bijna ongeloofelijken invloed.

Met dit evenement in Engelands hoogere kringen is het optreden van de „Gereformeerde Vereeniging ter Drankbestrijding" niet te vergelijken. De mannen-broeders die hiertoe het initiatief namen, hebben nooit door drankzonde opspraak verwekt. Eer stonden ze steeds onder ons bekend, als die „matig, rechtvaardig en godzalig" leven wilden in deze tegenwoordige wereld. Ook voeren ze niet de teekenstift, maar meest den herderstaf, en de kracht waarmee ze optreden, is niet geestig talent, maar de macht van het vereenigingsleven.

En toch is ook hun optreden in zooverre een evenement, dat het de eerste poging is, om ook in Gereformeerde kringen al wat er aan drankzonde in schuilen mag, tegen te gaan.

In den naam hunner vereeniging zelve ligt dat evenement aangeduid.

Ze zijn er zich volkomen bewust van, dat dusver tegen aansluiting aan de bestaande vereenigingen van dien aard, onder de Gereformeerde broederen, onoverkomelijk bezwaar rees. Ze hebben zich van die bezwaren rekenschap gegeven. Zich afgevraagd, op wat wijs aan die bezwaren ware tegemoet te komen. En bieden nu hun Statuten aan de broederen aan, ze uitnoodigend om onder de vigueur van die statuten tot hun vereeniging toe te treden.

Zelfs deed Ds. Gispen van Baarn nog meer. In een met zorg gesteld vlugschrift heeft hij namelijk een breede toelichting van het standpunt, door hem ingenomen, in het licht gezonden. Een woord, daardoor te levendiger in toon en stijl, omdat het te Zwolle als referaat werd uitgesproken.

Hun wensch en bedoelen is natuurlijk, dat ook onze pers van dit hun optreden nota zal nemen; en daar ze allerminst wanen het volmaakte reeds gegrepen te hebben, mag ondersteld, dat critiek in de pers, ook als die niet op élk punt met hen accoord gaat, niet door hen gewraakt, maar met dank aanvaard zal worden.

Ook ons blad voelt zich daartoe te eer geroepen, overmits Ds. Gispen te Baarn in zijn zaakrijk referaat ons de eer aandeed, zich herhaaldelijk op uitspraken van De Heraut te beroepen, en blijkbaar voor de door ons getrokken lijn sympathie betoont.

En dan sta op den voorgrond, dat we deze vereeniging van harte het welkom toeroepen.

Ook zonder nu lust in „zelfverkleineering" te hebben, mag toch geen oogenblik verheeld, dat ook in sommige Gereformeerde kringen het gevaar der bedwelming door bier, wijn of sterken drank lang niet scherp genoeg gevoeld wordt; dat „rooie wien" en „bitter" nog maar al te dikwijls ten tooneele verschijnen, waar ze niet hooien; en dat met name de drang om den zwakksre tegen den drankdemon te steu-. nen, nog maar al te vaak bij den sterkere ontbreekt.

Dat er thans een roepstem ook uit ons midden opgaat, om bij het voortwoekeren van dit kwaad niet langer lijdelijk toeschouwer te blijven, is dan ook uitnemend.

Het feit hgt er nu eenmaal toe, dat de zonde der negentiende eeuw de drankzonde is geworden, en dat een demonische macht volk na volk onder haar ban poogt te brengen. En vast staat evenzeer, dat dedrankzonde, meer dan eenige andere, zinnendienst kweekt, hartstocht en wellust gaande maakt, den geest verstompt, en krankzinnigheid en misdaad in de hand werkt.

Waar nu de strijd tegen dit booze kwaad, elders met zoo gunstig gevolg ter hand genomen, ook in ons land van alle zijden wordt aangebonden, rees vanzelf de vraag, of de Gereformeerden zich hier van verre zouden houden, of ook op hunne wijs aan dien strijd zouden meedoen.

En indien dit eisch bleek, zoo rees als tweede vraag het onderzoek, of wij. Gereformeerden, dit onzerzijds doen zouden door predicatie en tucht alleen, d. i. door localiseering en accentueering van de gewone middelen, oftewel dat het ook ons geraden scheen, hiervoor een vereeniging ad hoc in het leven te roepen. Iets waar dan als derde vraag bij kwam, of zulk een vereeniging uitsluitend door middel van overtuiging en vermaan zou werken, dan wel ook het middel van onthouding ter hand zou nemen.

De eerste vraag is door bedoelde broederen in toestemmenden zin beantwoord. Ze achten, dat de Gereformeerden niet langer stil mogen zitten. Ze oordeelen, dat ook de Gereformeerden zich tot deelneming aan dezen wereldstrijd hebben op te maken; en ze gaan hierbij uit van de overtuiging, dat dit noodzakelijk is zoowel ter genezing van ziekelijke zwakheid in eigen boezem, als ter kwijting van onze verphchting jegens ons volk als geheel.

Tendeze sluiten we ons bij hen aan.

Ook ons komt het voor, dat er in eigen boezem nog heel wat tegen edeler critiek niet bestand zou blijken, en dat waar zoo demonische macht de volkeren verleidt, onze kring geen oogenblik de verdenking op zich mag laten rusten, alsof ook wij in dezen demon niet onzen doodvijand zagen.

Het leven der kerken mag zich ook in dit opzicht niet van het leven van ons volk, en het leven van ons volk niet van het algemeene Europeesche leven afscheiden. Heeft men nu in alle landen het feit te constateeren, dat, zonder energieke buitengewone bestrijding, het drankkwaad hand over hand toeneemt, zóó toeneemt, dat zelfs in wijnlanden de cider, een sterke drank in engeren zin, van jaar tot jaar het vergiftigd terrein uitbreidt, dan is er alleszins oorzaak, om ook onzerzijds tot den strijd op te waken.

Behoedzamer wenschen we te zijn in de bespreking van de tweede quaestie, of namelijk de gewone kerkelijke middelen ten deze ontoereikend zijn.

De stichters dezer vereeniging aarzelen ten deze geen oogenblik. Zonder in het minst de kracht van het kerkelijk optreden te onderschatten, achten ze toch, dat ten deze ook een buiten-kerkelijke actie noodzakelijk, althans in hooge mate gewenscht is.

Onderscheidt men hierbij, gelijk 't behoort, tusschen het institutaire en het organische leven der kerk, dan schijnt hierin minder gevaar te steken. De institutaire kerk handelt dan door predicatie, catechisatie, huisbezoek en tucht, terwijl de organische krachten van de kerk op privaat terrein optreden.

Beide gecombineerd, moeten dan tot de hoogste en rijkste actie leiden, en beide arbeiden op eigenaardig terrein.

Niet alsof de predicatie, in plaats van tot de geloovigen, zich tot onderstelde drinkebroers had te richten. Dat ware een vervalsching van het begrip zelf van de bediening des Woords. Maar wel ligt het op den weg der predicatie, om meer dan dusver, opzettelijk, de gemeente Gods bij het woeden en woelen van deze demonische macht te bepalen, te waarschuwen wie zwak staat, en allen saam tot den strijd tegen deze macht op te wekken. In gelijken geest werke dan de catechisatie. En het huisbezoek, in verband met de tucht, poge in liefde en teederheid, maar toch ook met ernst, ingeslopen of opkomend gevaar te bezweren.

Doch ook het organische leven der kerk blijft daarom haar roeping behouden. In het gezin, bij het bedrijf, op de school, in het vereenigingsleven, in de pers. En eerst zoo alle deze factoren saamwerken, zal de volle voorkomende en afwerende kracht uitgaan.

Het vereenigingsleven is in dit alles o. i. dus slechts één enkele schakel, niet buiten de kerk, maar op haar organisch terrein. En mits zóó verstaan, komt ook ons voor, dat de kracht van het vereenigingsleven hier niet ongebruikt moet blijven, en zal ook o. i. deze vereeniging een zeer nuttige taak vervullen kunnen.

Blijft nu alleen de derde vraag, of het metterdaad gelukt is, aan deze vereeniging die juiste richting te geven, die haar Gereformeerd karakter duurzaam waarborgt.

We bedoelen dit niet in preutschen zin. Er openbaart zich nu en dan een zucht, om op gemaniereerde wijs op alles een Gereformeerd stempel te zetten. Een streven te „kleinlich", dan dat onze vaderen in de dagen van hun geestkracht er ooit van verre aan zouden hebben gedacht.

Ons is het alleen om het beginsel te doen; en dan — waartoe het verheeld.? — leveren de woorden: „en dit betoonen", in Art. 4 der Statuten, voor ons een ernstig bezwaar op, dat we gaarne aan het oordeel der geachte stichters onderwerpen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Drankbestrijding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1900

De Heraut | 4 Pagina's