GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Geref. Kerk gaat Ds. Eringa nog steeds voort het door en door verderfelijk karakter van de Synodale organisatie in het licht te stellen.

Zulk een willekeur is ook weder vrucht van ons heerschend Synodaal systeem Wij zagen reeds, hoe elk beroep op Gods Woord, elk onderzoek naar eenig leergeschil onmogelijk is gemaakt door onze Bestuursinrichting Maar die zelfde organisatie heeft er voor gezorgd, dat een dergelijke willekeur, als boven beschreven is, in de Kerk OTÖ«/komen In de verschillende onderteekeningsformules voor aanstaande predikanten vond men tot op 1885 althans nog een heenwijzing naar de Belijdenisschriften, maar de Synode zelf heeft de verklaring gegeven, dat met het voorschrift, om zich in de prediking-te houden aan de Belijdenis der Kerk, bedoeld werd de ^geest tn de hoofdzaak ' van de leer der Kerk. Ook ten opzichte van de belijdenisvragen, die nog het belijden van den Drieëenigen Naam des Heeren voorschrijven, een soortgelijke bepaling, nl. deze, dat de vragen die aan de nieuwe lidmaten gedaan moeten worden, in tigeest en hoofdzaak" moeten bevatten, wat uitgedrukt is in de voorgeschreven vragen En in de thans gebruikelijke predikantsformule is slechts sprake van het Evangelie van Jezus Christus. Maar juist die bepaling «geest en hoofdzaak" is oorzaak geweest, en moest ook oorzaak worden van alle mogelijke willekeur. Van wege de organisatie is de deur voor alle mogelijke afwijking van de Belijdenis, ja voor elke dwaling wagenwijd opengezet. Elk mag voor zich beoordeelen wat «geest en hoofdzaakct is, wat hij wenscht te verstaan onder «het Evangelie van Jezus Christus.» Natuurlijk moesten de Besturen dezen weg wel inslaan, omdat zij anders voor allerlei leergeschillen zouden geplaatst zijn, die zij hadden moeten onderzoeken en aan Gods Woord toetsen; maar daarvoor ontbrak de gelegenheid, zooals wij zagen Wij hebben nu in onze Kerk de zonderlinge tegenstrijdigheid, dat art 11 Algem. Regl. het «handhaven der leer« voorschrijft aan een iegelijk, die in eenige bestuursbetrekking zitting heeft, terwijl anderzijds van wege de Bestu ren is verklaard : «elk mag in de Kerk voor zich zelf uitmaken, wat hij overeenkomstig de leer der Kerk acht.”

Ook op de kerkeraden drukt dit:

Maar de Kerkeraden dan ? Zeker! zij zijn op zekere hoogte nog, wat zij vroeger waren, n.l ambtsdragers door de gemeente gekozen en m hun ambt bevestigd niet naar bepaalde regels van eenig reglement, maar overeenkomstig het bevestigingsformnlier. Zij zijn dan ook overeenkomstig dat formulier van Godswege geroepen, om voor de kudde te waken en ook vreemde, van de Belijdenis afwijkende, leeringen te weren; zij hebben daartoe ook toezicht op degenen, die belijdenis des Geloofs doen Als zoodanig zijn de Kerkeraden vrijwel zelfstandige vertegenwoordigers der Gemeente, Doch nu vergete men niet, dat die zelfde Kerkeraden ook weer de onderste sport uitmaken van die opklimmende Besturenreeks en dientengevolge ook weder door de boven hen staande Besturen in hun macht en invloed zoodanig belem merd worden, dat zij in leergeschillen terstond met die Besturen in conflict komen, om de eenvoudige reden weder, dat er geen plaats is vpor het onder zoek en de toets ng van zoodanige geschillen.

De Besturen inoeten dus wel zoo mogelijk de zelfstandigheid der Kerkeraden beperken. Het Synodaal systeem, ik spreek niet van personen, brengt meê om successievelijk de Kerkeraden van bun tweeslachtigheid te berooven, om te maken, dat zij eindelijk niets anders en niets meer zijn. dan de onderste sport in die opklimmende reeks Bij de kwestie van de «Generale kas« komt dit m i. ook uit Daarbij is de kwestie van aannemen van nieuwe lidmaten gemoeid, 't Is niet meer aan de Kerkeraden overgelaten om aan te nemen en tot den Disch des H Avondmaals toe te laten degenen, die de Kerkeraad hiervoor geschikt en bekwaam acht, maar er komen bestuursbepalingen bij in aanmerking, en dan nog wel geldelijke Als bron moge dus de hedendaagsche Bestuursinrichting de schuld van het kwaad niet dragen, toch valt het m i niet te ontkennen, dat door haar de Kerk feitelijk meer en meer wordt opgelost in eene vereeniging van «elk wat wils« Welnu, m. i mag men niet langer in dezen weg voortgaan, zonde naar een beteren weg te vragen.

Alles kostelijk.

Niet nieuw, want voor twintig jaren is door de Heraut precies hetzelfde gezegd.

Doch nu verder? Wat dan nu te doen?

Antwoord:

Ik bedoel niet, dat men door geweldige maat segelen scheuren moet, om ierst07td aan deze dingen een einde te maken, maar men moest beginnen met een beteren toestand voor te bereiden, om langs geleidelijken weg tot een bevredigende oplossing te komen van het kerkelijk vra-sgstuk. Maar dan zij men ook billijk in zijn oordeel over hen, die op het wenschelijke hiervan wijzen.

Daar hebt ge het nu weer.

Nadat sinds 1852 een halve eeuw aldus verloopen is, zal men nu beginnen met een beteren weg voor te bereiden, en die weg moet geleidelijk zijn!

Wat geloofskracht spreekt hier nu in.

En dan staat er nog bij, dal men hen, „die zoo spreken, uiet onbillijk beoordeelen moet.”

Maar, eilieve waarom dan onbillijk beoordeeld hen, die reeds voor vijftig jaren zoo spraken, en naar dat ze spraken ook deden, toen het bleek dat er geen geleidelijke weg was?

In de Bazuin bespreekt Dr. Bavinck een vraag „hem in vollen ernst gedaan, of alle gedoopten wedergeboren zijn, en dus onfeilbaar eenmaal de eeuwige zaligheid beërven zullen.”

Dat hij deze ongerijmde vraag beslist ontkennend beantwoordt, spreekt vanzelf.

Hij had het nog sterker kunnen zeggen.

Ja, wij voor ons zouden wel eens willen weten, j wie hem toch zoo dwaze, domme vraag deed. Wij hebben zoo iemand nooit ontmoet, of het moejt of een Roomsche zijn, of ook een Neo-Lutheraan.

Doch dan voegt Dr. B. er aan toe:

Zij komen er daarom tegen op, dat de dienaar des Woords ook maar een oogenbhk in zijne prediking onderstelle, dat er onder de gedoopten ook onwedergeborenen kunnen zijn; dat hij ernstig aandringe op zelfonderzoek en zelfbeproeving; dat hij krachtig opwekke tot geloof en bekeering

Liefst denken we hierbij aan onkunde en misverstand, aan eene verwarring van het feit, dat wij te erkennen hebben, en de gedragslijn, waarnaar de kerk hare leden heeft te behandelen.

Het is volkomen waar, dat de kerk niet over het hart oordeelen kan en mag Zij mag alleen rekenen met belijdenis en wandel En wie niet in leer en leven met het geloof in tegenspraak komt, heeft zij naar het oordeel der liefde als een geloovige te beschouwen, tot het gebruik der sacramen'en toe te laten en aan geen kerkelijke tucht te onderwerpen

Maar al is er dus over de gedragslijn bij de kerkelijke handelingen geen verschil; daarnaast blijft op grond van Gods Woord en overeenkomstig onze Gereformeerde belijdenis het feit onaan getast staan, dat in de kerk onder de goeden de hypocrieten zijn vermengd, die van de kerk niet zijn, hoewel zij naar het lichaam in haar zijn.

Op dit punt moet er klaarheid zijn, en, naar blijkt, meerdere klaarheid komen. Wij moeten in dit opzicht elkander duidelijk verstaan. Alle dubbelzinnigheid moet hierbij vermeden en alle misverstand uit den weg geruimd worden.

Er hangt voor het karakter der prediking, voor de toekomst van de Gereformeerde kerken, voor den wasdom van het geestelijk leven, voor de behoudenis van zondaren veel te veel van af.

Er is een richting, - -zoo schreef dezer dagen iemand — die me gevaarlijk voorkomt, wijl ze de vraag: hoe staat het met ons voor de eeuwigheid? allengs meer terzijde stelt. Welnu, als dat gevaar bestaat, dan moet het onder de oogen gezien en met ernst ertegen gewaarschuwd worden.

Ook hiermede zijn we het geheel eens, op één punt na.

We kennen zulk een richting in onze kerken niet, en zouden wel eens willen weten, wie de mannen zijn, die zoo leeren en spreken.

Zulk een richting moet dan toch, zal het een richting zijn, woordvoerders en tolken hebben. Ze moet dan toch in personen belichaamd zijn.

Hoe anders zal men ze bestrijden, als men niet weet waar ze zijn?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's