GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van het stuk „Eenige toelichting, " in de Bazuin, deelden we onlangs het tweede deel mede. Het was een stuk van bijna vier kolommen, en onze plaats is beperkt. Nu echter de schrijver er bijzonder prijs op stelt, dat ook dit hier volgende eerste stuk onder anderer oogen kome, zijn we gaarne bereid aan zijn verlangen te voldoen:

Niet minder voorzeker smart het mij, noodge drongen, dien raad naar mijn beste weten te hebben moeten geven.

Met mijn verleden ter dezer zaak kwam ik daartoe niet gemakkelijk.

Ik wist, dat ik door dit mijn woord menig broederhart zou bedroeven. Vandaar mede mijn uitstel van week tot week.

Dat ik ook het hart van Dr. Kuyper zelf in dezen zou bedroeven, smart mij niet het minst. Meer dan dertig jaren lang heb ik hem niet slechts hooggeacht, maar, ik mag zeggen, heb ik hem liefgehad met de liefde van mijn hart, om der waarheid wil, door hem zoo krachtig verdedigd tegen ongeloof en leugenleer. Dat betuig ik hier openlijk ook bij verschil over menig punt.

Hem te bedroeven doe ik ongaarne en als noodgedrongen, gelijk de broederlijke correspondentie, ook ter dezer zake, tusschen ons gevoerd, kan getuigen.

Gold het een zaak van broederlijke liefde en onderling vertrouwen^ gelijk de Haagsche broede ren schijnen te meenen, dan was, wat mij betreft, de kwestie spoedig beslist. Naar mijn bewustzijn en mijn stieven ben ik de broederen en kerken van '86 altijd met een uitgestoken hand tegemoet getreden, naar veler oordeel vaak wel wat al te gul. Ik deed dat in de overtuiging, dat we deselfde waarheid beleden, voor hetselfde geloof streden en denzelfden Heere iii eenigheid des Geestes wenschlen te dienen tot welzijn der kerken Gods in deze landen.

Doch hier staat iets anders op het spel. Het gaat hier om HET RECHT EN DE BELANGEN der kerken des Heeren in een voor haar welvaart en bloei zoo hoogst belangrijke zaak.

En als het daarom gaal, mag ik niet zwijgen, wanneer ik deze bedreigd of in gevaar zie, zelfs niet tegenover de meest geliefde broederen.

Dat recht toch en die belangeti gaan bij ons, niet waar? boven de glorie van de Theol. School en zelfs boven de heerlijkheid van de Vrije Universiteit.

Naar dat recht en naar die belange? i moeten die kerken m. i. volle en besliste zeggenschap hebben over de opleiding harer toekomstige leeraren, ge roepen als die kerken van 's Heeren wege zijn om den dienst des Woords c. a. in stand te houden tot op de toekomst van onzen Heere Jezus Christus.

Dat recht nu en die belangen der kerken zie ik bij den huldigen stand der zaken in gevaar. En ik zie, om dat gevaar voor de kerken te ontgaan, inderdaad geen anderen weg, dan ik in mijn »raad" heb uitgesproken: n. 1. dat de kerken naar haar recht en belangen de Theol. School handhaven en, zoo noodig, nog meer volmaken en dat »de Vereeniging v. H. Onderwijs op Geref. grondslag" naar haar recht en haar belangen datzelfde doe in betrekking tot haar School, de Vrije Universiteit. De kerken zijn er toch niet om »de Vereeni ging' en «de Vereeniging" is er ook niet om de kerken. Zij genieten en leven elk voor zich een eigen en zelfstandig leven. Nu is er voor beider samenwerking in dezen zeer veel te zeggen. Maar als deze niet kan verkregen worden, dan met kren king van rechten e> i belangen der kerken, dan is het best, dat elk zijns weegs ga zonder toorn en bitterheid.

Dit geldt ook evenzeer van een mogelijke krenking van rechten en belangen der «Vereeniging' of ook der «Vrije Universiteit.”

Doch daarvoor zullen natuurlijk wel waken de H.H. Directeuren en Curatoren, ieder naar zijn roeping.

Ik bespreek de kwestie hier alleen van uit het standpunt der kerken met het oog op haar vrij heid, haar recht en haar belangen.

Ter dezer zake nu zie ik in een »vereeniging van Theol. Faculteit en Theol. School gevaar voor de kerken en dat zoowel uit een formeel als materieel oogpunt, hoewel dat laatste thans voor mij den doorslag heeft gegeven.

Men vergunne mij dit even toe te lichten, hoewel ik daardoor breeder word in mijn uiteenzetting, dan wel mijn plan was.

Jaren lang heb ik gestreden voor vEenheid van Opleiding'" en dat wel in den weg van «vereeniging van beide inrichtingen van onderwijs, " gelijk ook door de broeders boven is bedoeld.

Tot twee-, tot drie-, tot VIERMALEN toe heb ik naar de mate mijner gaven daartoe zoo kr chtig mogelijk meegewerkt.

De houding der broederen van '86 en met name de houding van Ds Heraut tegenover het voorstel Bavinck ten jare 1899 beeft mij in dit mijn streven een smartelifken schok, ja knak gegeven.

Van die houding begreep ik niets. Nog is zij mij raadselachtig en duister, hoewel die broederen er natuurlijk wel hun redenen voor gehad zullen hebben.

Ik ging dus nog eens na wat er ter dezer zake zooal gepoogd was te Utrecht en Kampen in 1888, te Dordrecht 1893, te Middelburg i8g6. En nu zag ik na al die mislukte pogingen het voorstel Ba'vinck door die broederen terzijde geschoven op een wijze, die ik niet nader zal kwalificeeren, maar die in allen gevalle zeer onbroederlijk moet worden ge noemd. Terzijde geschoven zélfs, niet om den ijthoud zelven, gelijk die dan ook door NIEMAND ernstig is bestreden, maar om bijkomende omstandigheden, den ernst der zaak, waarom het ging, ten eenen male onwaardig. Dat ook Dr. Kuyper zelfs gemeend heeft, daaraan meê te moeten doen, heeft mij gesmart meer dan ik zeggen kan.

Van een eenigszins ernstig streven om to' tiEenheid van Opleiding" te komen in den weg van f> vereeniging van Theol. Faculteit en Theol. SehooP is bij de broederen van '86 of de mannen der Vrije Universiteit in die dagen, ook ter Synode van Groningen, niets ja niets gebleken.

De Gen. Synode heeft daarop besloten en dat wel unaniem, ook met de stemmen dier broederen de eigen School der kerken te handhaven en daartoe verschillende middelen beraamd. Zij kon ook wel niet anders, wilde ze straks niet de kerken, wat de opleiding harer leeraren betreft, geheel afhankelijk zien staan aan de poort van »de Ver. voor Hooger Onderwijs van geref. grondslag.”

Zou dat gestrookt hebben met het recht en de belangen der kerken in zoo'n gewichtige zaak ? Niemand, dunkt me, die dat zal beweren.

Daarom moest de Theol. School, als eigen op leidingsschool der kerken gehandhaafd door - de Synode. De mannen van '86 hadden haar daartoe gedrongen, zeker ondanks zichzelve, mede door hun houding tegenover het voorstel-Bavinck.

Soms leefde ik in de verwachting, dat de meest voortvarende en conseq lente broedei'en onder hen met het voorstel zouden komen om de Theol. School eenvoudig op te heffen en zoo tot eenheid van opleiding te komen, door heel de opleiding toe te vertrouwen aan gen. Vereeniging. Dat voor stel kwam evenwel niet en daarmee hleeide Theol. School gehandhaafd.

Daarmeê was ook na een meer dan 10 jarige worsteling deze kwestie voorshands van de Syno dale tafel, ja van de kerkelijke agenda genomen of liever gedrongen en de kerken aÜ van zelve in dezen tot een vaste positie gebracht.

De Synode benoemde dan ook geen Deputaten en droeg ook niet aan de Curatoren der Theol. School op, om nieuwe voorstellen ter dezer zaak voor te bereiden en ter e. v. Synode te brengen.

Die zaak had hiermee, voorshands ten minste, haar beslag gekregen en was afgedaan in den ge wonen kerkrechtelijken zin des woords. Zeker kon ze weer ter Synodale tafel komen van uit den boezem der kerken, dat spreekt als van zelf, maar alleen tengevolge van een nieuwe actie van dezen. Dit kunnen we afwachten.

Ik zou dan ook gezwegen hebben, indien niet Dr. K. plotseling in verband met een zeer inciden teele kwestie met »zijn raad" voor den dag was gekomen. Tegenover dien raad mocht ik niet zwijgen.

Immers in verband met de besproken houding dier broederen, was het mij hoe langer hoeduide lijker geworden, dat na dit alles en in dit stadium der toestanden het recht en de belangen der kerken eischen, dat de kruk van de deur van den Theol. Catheder der met »de opleiding" belaste Professoren moet zijn z« ae hand der kerken zelve. Aanstelling en ontslag dier Professoren moet bij de kerken staan. Dat is haar recht en haar belang, zooals ik het bezie, waarvan zij onder geen beding mogen afgaan.

Waar men nu dit blijkbaar niet wil of meent niet te mogen toestaan aan de kerken, moet m. i. na al wat er gepoogd en mislukt is, elke veree niging of ineensmelting der beide inrichtingen onvermijdelijk, uitloopen op opdoeken, opruimen, verdwijnen der Theol. School voor eens en voor goed. De kerken zijn dan haar eigen Opleidings school kwijt.

We brengen vooralsnog deze vreeze niet ter toetse, en merken alleen op, dat er uitsluitend sprake was van een samenspreking over deze aangelegenheid, zonder eenig mandaat, en die dus tot niets bond, met eeniglijk de begeerte, het verlangen naar meer samenwerking als motief.

Uit de Utrechtsche Kerkbode nemen we nog dit stuk over van Ds. Fernhouts zoo ernstige als broederlijke critiek:

Het is gemakkelijk genoeg, als het geld en de man er n. 1. voor beschikbaar is, om een Dienaar naar Indie te zenden, die aan de Europ. christenen ddar het Woord brengt.

Maar een heel andere vraag is, hoe er te komen tot een rechte bediening van de Sacramenten d. w. z. tot een, zij het aanvankelijk ook een zeer primitief, geordend kerkelijk leven.

Vooral voor Java, waar de Europ. christenen zoo ver uit elkaar wonen en voor het meerendeel gedurig van woonplaats veranderen, een lastige vraag.

En die dan ook door Ds. W., naar het ons voorkomt, niet bevredigend beantwoord wordt.

Ds. W. wil, dat de zorg voor de Europeesche christenen op Java kort en goed worde overgelaten aan de Kerk van Batavia. Wsmt de zwakke Kerk van Soerabaya kan vooralsnog hiervoor niet in aanmerking komen. Batavia's Kerk zou dan de Europeesche christenen die gereformeerd kerkelijk leven zoeken, op haar lidmatenregister boeken, op zicht over hen houden, tucht over hen oefenen, en zorgen dat ze bediening des Woords en der Sacra raenten kregen.

Volgens Ds. W. hebben de Kerken in Nederland op Java niets te maken; weten ze er ook veel te weinig van, en leven ze er veel te ver van daan, om er iets te kunnen doen. Hij wil dat deze arbeid als haar recht, geheel alleen aan de Kerk van Batavia, zoodra mogelijk door een Classis op Java bijgestaan, worde overgelaten.

De vraag naar het recht op het opzicht over de Europeesche christenen op Java die gereformeerd kerkelijk leven zoeken, zouden we liever laten rusten, althans niet op den voorgrond schuiven. We vreezen, dat we daardoor allicht denzelfden demon binnenhalen tegen wien br. W. met zooveel ernst waarschuwt.

Beslissen moet hier, dunkt ons, alleen het belang der christenen zelven.

En dan komt het ons voor, dat ze met het her derlijk opzicht van de Kerk van Batavia zeer weinig zouden gebaat zijn.

Wat voor raad en bestier, wat voor hulp en s eun moet een Kerkeraad geven over een afstand van tientallen van uren? Aan menschen die over een oppervlakte als die van Java verspreid zijn; en bij wie de leiding móet berekend zijn — gelijk br. W. terecht aandrong — op die eigenaardige en, vooral op Java, zeer uiteenloopende verzoekingen, waaraan ze eiken dag weer bloot staan?

Wat heeft reeds hier te lande het kerkelijk op zicht te beduiden over één of hoogstens twee uur afstands? Immers zoo goed als niets. En wat zal het dan te beteekenen hebben op Java, waar de communicatiemiddelen zooveel slechter zijn dan ten onzent? Neen, wat br. W. er ook van verwachten moge, o. i. zal het niets en minder dan niets beduiden. Minder dan niets; want een opzicht dat alleen in naam bestaat, is erger dan géén.

Maar Batavia kan toch een leeraar uitzenden om de christenen in een bepaalde streek gedurig te bezoeken en opzicht over hen te houden ?

Welzeker, maar dat kan een Kerk in Holland precies evengoed. Zoo zouden we echter het «grootopzichterschapa, waarmee br. W. zoo smakelijk spot, in optima forma binnenhalen.

Neen, deze weg is geen weg.

Als de Europeesche christenen op Java afdoende en duurzaam geholpen zullen worden, dan zullen onder henzelf Kerken vergaderd en geconstitueerd moeten worden.

Dááraan heeft blijkbaar ook de Synode van Gro ningen in de eerste plaats gedacht.

Doch zal dat kunnen?

Dit bezadigd oordeel moge zijn invloed ook te Batavia oefenen.

Wie te hard van stal loopt, rent zoo licht, zonder het te weten, in een slop zonder uitgang.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's