GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN BLIJ EINDE.

XXVI. (Slot).

Een jaar was voorbijgegaan. De „Dordrecht" w was reeds lang weer in zee, met haar kapitein en Louw de Korte, en nog altijd zat onze vriend z Nikolaas te Vlaardingen, uitziende naar een wérk, h dat hem in staat zou stellen met eer zijn brood s te verdienen. Wel had hij weer ter zee kunnen varen, doch hij gevoelde daartoe lust noch roeping. Als geneesheer vond hij nu en dan iets te doen, doch overigens had hij tot zijn groot verdriet geen bepaalden arbeid.

Dit nu verdroot hem zeer, te meer, daar va der oud werd, niet meer zoo voort kon als vroeger, en in den laatsten tijd met de visscherij niet voorspoedig was geweest. Hoe gaarne zou hij voor vader iets gedaan hebben, en hem, dien hij veel verdriet had gedaan, nu het leven hebben veraangenaamd. Doch daarop scheen geen kans, en dat maakte Nikolaas het leven vaak moedeloos.

Meermalen sprak hij er over met den predikant van Vlaardingen en stelde nu dit dan dat voor. Doch de dominee zei: „Lieve vriend, gij hebt geleerd, dat het niet goed is zijn eigen weg te gaan. Gij kunt het nog wachten; doe het dan. Als er wat goeds zich voordoet, grijp het dan aan met beide handen, doch zoo niet, verbeid des Heeren tijd." Ook vader sprak zoo, en verheugde zich, al ging dan ook niet alles voorspoedig, toch zijn zoon weder bij zich te hebben.

't Was gelukkig voor Nikolaas, dat hij uit al zijn wederwaardigheden geleerd had, vrede te hebben met Gods wegen, en op den Heere zijn zorg te wentelen. Hij zou ook leeren hoe goed dat is, en hoe heerlijk de uitkomst. Op zekeren dag ontving hij een brief, die uit Amsterdam kwam. Nieuwsgierig opende hij het geschrift, 't Was een uitnoodiging, om zoo spoedig mogelijk te komen bij een heer Portaz geheeten, en koopman te Amsterdam, woonde op de Heerengracht, : n „de Fransse Ruyter." 't Reisgeld zou hem bij zijn komst worden uitbetaald.

Reeds den volgenden dag ging Nikolaas op weg, en belandde een goeden dag later in de groote stad, die toen reeds haar schepen alom heenzond, en de koopmarkt van Europa zou worden. Hij meldde zich aan op 't kantoor van den heer Portaz.

Deze heer, een oud man, ontving zijn bezoeker zeer beleefd, haalde een boek te voorschijn en vroeg, terwijl hij het aan Nikolaas toonde:

„Dat is uw werk, niet waar? " J

Nikolaas zag het boek in: 't Was het dagboek of journaal, dat hij in der tijd aan boord van de „Dordrecht" had geschreven:

„Ja, mijnheer, " sprak hij; „dat is mijn werk. Maar de kapitein heeft mij er veel bij gehol­ pen. Anders was het zeker niet klaar gekomen." „Natuurlijk, maar gij hebt het toch opgesteld en geschreven. Gij hebt ook als scheepsdokter gevaren, niet waar? "

„Ja, mijnheer."

Nu moest Nikolaas verder vertellen, wat hij alzoo kende, welke talen hij verstond, of hij 't boekhouden machtig was en nog veel meer. Ook over zijn afkomst werd hij ondervraagd en toen deelde Nikolaas mee, hoe zijn vader om des geloofs wille uit Vlaanderen had moeten wijken naar Nederland.

„Dan kunnen we zoowat samengaan, " zei Portaz, „Mijn grootvader is nu een zestig jaar en meer geleden, uit Spanje gevlucht, omdat de inquisitie hem naar 't leven stond, wijl hij Gods Woord gelezen had en de leugenen van het pausdom niet meer kon gelooven. God heeft ons hier in dit goede land gezegend, en ik dank Hem nog steeds, dat Hij er ons gebracht heeft. Maar nu verder."

Thans begon de heer Portaz aan Nikolaas een lang verhaal te doen, dat hier op neerkwam: De vaart op Oost-Indië was in den laatsten tijd sterk toegenomen, en de een trachtte den ander daarbij een vlieg af te vangen, gelijk Nikolaas trouwens zelf op zijn reizen genoeg bemerkt had. De eene koopman gunde den ander zijn winst niet, men wilde elkaar vóór zijn, en in de Oost gaf dit ook aanleiding tot allerlei moeilijkheden onderling en ook met de inlanders.

Om nu hieraan een eind te maken, had men een groote maatschappij opgericht, de later zoo beroemde Oost-Indische Compagnie. Ieder die wilde, kon daaraan meedoen, 'tzij met-geld of ook door handel te drijven, en deelde dan ook in de soms ontzaglijk groote winsten. Deze Compagnie handelde dus door en voor alle deelhebbers saam, had haar legers en vloten en kon door haar macht en rijkdom, ook al wat zij deed en bezat, beschermen. Zij stond rechtstreeks onder de landsregeering, en 't was aan een ieder streng verboden, buiten de Compagnie om, uit Nederland handel op de Oost te drijven. Zij stichtte daar kantoren en verkreeg er allengs bezittingen, die ten deele veroverd waren op de Portugeezen, die er vóór ons waren gekomen, en ten deele op de inlanders. Over al de bezittingen der Compagnie, stond in Indië een gouverneur-generaal, d. w. z. een algemeen bestuurder. Een der eerste en beroemdste was Jan Pieterszoon Koen, die in 1619 Batavia stichtte op de puinen van Jacatra, en zoo den grond legde van ons Oost-Indisch rijk.

„En nu, vriend, " sprak Portaz, nadat hij dit alles breedvoerig had meegedeeld, „wenschen de heeren een bekwaam opziener en boekhouder aan te stellen, die ook in staat is brieven te wisselen met vreemde kantoren, en wat van daar komt te lezen. Nu hebben we van u gehoord, van uw respectabel gedrag en singuliere kennis van al zulke zaken, als meest ter vordering onzer Compagnie dienen kunnen. Derhalve wenschen de heeren van de Compagnie u aan te stellen op hun kantoor te dezer stede, om daar, als 't God belieft, goede zorg te heben vojr hun zaken en belangen, naar we hopen en vertrouwen tot ons aller genoegen en satisfactie."

Nikolaas vroeg een poos bedenktijd, maar de eer Portaz zei:

„We hebben haast, vriend; blijf morgen hier, n dan zal ik u eens laten zien wat uw werk ou wezen. Dan kunt ge oordeelen en staat het u aan, dan krijgt ge uw commissie" (aanstelling).

„Maar ik dien er toch mijn vader over te preken."

„Ja, dat verandert, " zei Portaz, „daarover ater."

Aan den avond van den volgenden dag, had ikolaas zijn besluit genomen. Hij had den Heere God om wijsheid gebeden en geloofde astelijk in Zijn weg te zijn; ging vader echter iet mee, dan zou hij het afslaan.

Drie dagen later was heel de zaak in orde. e oude Pietersz toch was het met zijn zoon ens, dat dit des Heeren weg was. Ook verlaarde hij zich bereid naar Amsterdam te aan, te meer wijl de zaken te Vlaardingen och minderden. Wel was het, destijds vooral, en groote verhuizing. „Maar, " zei vader, „ik eet al bij ervaring, dat we hier geen blijvende tad hebben, en 't zal wel niet zoo heel lang eer duren, tot ik kom in de toekomende stad, elker kunstenaar en bouwmeester God is."

Reeds een maand later aanvaardde Nikolaas ijn nieuwen werkkring, nadat hij een woning ad gehuurd in de Halsteeg, thans de Damtraat, in het hart der stad. Voor hem begon thans een nieuw, zeer bedrijvig leven, recht naar den lust zijns harten. Én het deed hem recht genoegen dat hij nu in staat was door zorg en onderhoud en liefde vader eenigszins te vergelden wat deze voor hem gedaan had.

Hij mocht het nog doen vele jaren lang. De Heere God zegende hem en maakte zijn werk voorspoedig. De Compagnie werd spoedig groot, de zaken namen toe, en Nikolaas werd na een paar jaren reeds bevorderd, terwijl ook zijn inkomen merkelijk toenam. Doch zijn grootste vreugd en genoegen was en bleef het, den Heere te dienen en te danken, die hem wel langs moeielijke wegen, maar tot een heerlijk einde geleid had. Hij had geleerd dat wie zijn eigen weg gaan wil, dwaallicht vaak voor sterren aanziet, maar ook hem werd duidelijk wat de psalmist zegt:

Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft. Hij spreekt gewis tot elk die voor Hemleeit, Zijn gunstgenoot, van' blijden troost en vree, Mits hij niet weer op 't spoor der dwaasheid tree.

CORRESPONDENTIE.

C. K. te E. en H. K. te A. — We zullen gaarne trachten het antwoord te geven, doch een weinigje geduld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 augustus 1901

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 augustus 1901

De Heraut | 2 Pagina's