GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN ALLERLEI GEZELSCHAP.

XI.

Den 15 den van Louwmaand staken de schepen weer in zee, al noordwaarts langs de kust houdend.

Weldra ontdekte men een laag kustland, met hooge boomen begroeid, 't Zag er heel mooi uit, doch toen men naderbij kwam, ontdekte men dat het land onder water s'tond. De boomen groeiden in het moeras tusschen de armen van een groote rivier. Deze stroom heet thans de Zambesi en kunt ge vinden op de oostkust van Afrika.

Vasco de Gama ging hier aan land om alles nader te onderzoeken, en ook dit gebied voor Portugal in bezit te nemen. De vrienden begrij pen nu zeker hoe 't komt, dat Portugal daar nu nog bezittingen heeft, zoo als Mozambique, Delagoa en Loren? o-Marques, namen uit den laatsten tijd aan ieder bekend.

’t Duurde niet lang of de Portugeezen, die geland waren, zagen een aantal inlanders aankomen. Deze waren pikzwart, liepen naakt en hadden lippen die doorboord waren. In de gaatjes hingen ringen en schijfjes. Vreemd niet waar? Maar als onze meisjes en vrouwen hun ooren doorboren om-er ringetjes en belletjes in te hangen, is dat dan wel zooveel minder vreemd? Alleen moet het dunkt mij, lastig eten zijn, als de lippen met ringetjes zijn opgetuigd.

De zwarten toonden zich voor de vreemdelingen in 't minst niet bevreesd: ook verbaasden zij zich niet toen ze hen ^agen. De Portugeezen begrepen daaruit, dat de inlanders niet voor 't eerst andere menschen zagen dan zij zelf, en dat was ook zoo. Want na een paar dagen verschenen twee mannen, die blijkbaar met vreemdelingen in aanraking waren geweest. De een droeg een tooisel van groen atlas; de ander een ge streepten tulband met zijden franjes. Allebei hadden in de ooren gouden ringen. Vasco de Gama begreep, dat deze negers dat al niet zelf hadden gemaakt, maar het verkregen hadden door handel met andere, meer beschaafde vol ken. Maar hoe en welke? ^

Niet aanstonds kreeg hij 't antwoord. Alvast werd een gedenksteen op de kust geplaatst. Dezen steen noemde men San Raphael, zoo als 't schip heette, dat hem meegebracht had.

Vooreerst kon men niet verder. De manschap leed aan scheurbuik, een ziekte die vroeger op lange zeereizen veel voorkwam. Daarbij begonnen de matrozen weer te morren, en hadden ook werkelijk na zulk een lange, vermoeiende reis, rust noodig. Eerst den 24sten Februari ging men weder onder zeil.

In de eerste dagen van Maart wachtte onze zeevaarders een groote verrassing. Zij bespeurden namelijk, al langs de kust varende, huizen. Weldra bleek het een stad te zijn, gebouwd op een smal koraaleiland, 't Was het tegenwoordige Mozambique.

De stad was toen van tamelijke beteekenis en ih de macht der Arabieren, die groote veroveraars en kooplieden uit het oosten, welke men ok nu nog op zoo vele plaatsen in Afrika aanreft, die nergens onderhoorigen, overal heerchers zijn. Zij vervullen daarin de voorspelling enmaal over hun stamvader Ismael gedaan, oen zijn moeder Hagar omzwierf in de woestijn.

De Arabieren waren destijds, om zoo te zegen, de schippers, die de voortbrengselen van ndië naar het westen brachten. Zij heerschten p de kusten van Afrika en alle handel werd oor hen gedreven.

De Portugeezen waren nu, zonder het zelf te eten, binnen den kring gekomen, waarin zich e Arabieren bewogen en macht hadden. Dit u wilde ongeveer 'tzelfde zeggen, als dat er en vreemde eend in de bijt komt of een onenoode gast aan tafel verschijnt. Immers de ortugeezen hadden dezelfde bedoelingen als de rabieren, n 1. rijk te worden door den handel p Indië, en dien aan zich te houden of nog te rekken. En al zijn menschen, die 'tzelfde beoelen, nu ook wel vrienden, toch lang niet ltijd, b.v. twee jongens die hard toeloopen op en appel, dien zij op den weg zien liggen. rabieren en Portugeezen kwamen tegenover lkaar te staan, als winkeliers, die in 'tzelfde andelen, en van welke de een een winkel pent vlak naast dien van den ander.

In 't eerst merkten de Arabieren dit niet. De reemdelingen kwamen aan land en de Arabische ultan die daar regeerde, liet hen stil begaan. ij meende dat het Turken waren, dus zijn eloofsgenooten, Mahomedanen. Maar de Porugeezen verklapten zich zelf. Zij vroegen naar lles en allerlei, vooral naar Indië en zijn beoners en voortbrengselen. Ook waren zij bijster ieuwsgierig naar alles wat de vaart op Indië etrof, den besten weg enz. enz. Kortom de ultan begon al spoedig te begrijpen, dat deze ieden in zijn vaarwater kwamen hengelen en nderzocht toen eens nader wie hij voorhad.

Weldra bleek het hem. 't Waren Christenen; ij kwamen uit het verre westen, uit de streken waar men het Mahomedaansche rijk pas had ernietigd, waar voortdurend oorlog heerschte egen de Muzelmannen. Nu keerde in eens het laadje om. De Arabieren waren evenmin van lan, de markt op Indië maar zoo prijs te geven, ls vriendelijk jegens de Christenen te zijn.

Dat bleek al aanstonds. De Portugeezen waen van plan geweest, zoodra mogelijk weer eg te zeilen; de sultan had hun bereidwillig oodsen gegeven, in de meening, als gezegd, et Turken te doen te hebben, doch toen egon de vijandschap.

Terwijl de Portugeesche vloot op wind lag te achten, ontdekte men op zekeren morgen, dat en der loodsen des nachts heimelijk was gelucht. Dit was een kwaad teeken. Zonder oods was het buitendien gevaarlijk de haven it te loopen. Eenige Portugeezen gingen aan and om zoo mogelijk een anderen loods te vinen, maar het liep heel anders.

SCHIJN EN WEZEN.

Op de markt te Athene stond eens en man, die e geluiden van allerlei dieren nabootste. Hij raste als een raaf, loeide als een koe en blaatte ls een geit.

Een groote menigte stond om hem heen, en uichte den kunstenaar toe.

Een boer kwam op de markt hoorde de geluien even aan en zei toen:

„Dat lijkt op niets. Zoo krast geen raaf en ulkt geen koe."

Maar het volk sprak:

„Och zwijg, boer. Gij weet er niets van."

Den volgenden dag verscheen de boer weer. Hij had nu een grooten mantel om. Hij stond stil, opende den mond, en nu hoorde men een geluid als van een jong varken.

Dadelijk kwam een hoop volks om hem heen. ij luisterden, velen herkenden hem en spraken:

„Kijk, nu wil hij den kunstenaar nadoen. Maar et lijkt niets. Dit heeft immers niemendal van varkensgeschreeuw! De man van gisteren, die deed het eerst heel natuurlijk."

De boer liet hen eerst praten, terwijl 't geluid al voortduurde. Toen echter sloeg hij zijn mantel op en toonde aan het volk een speenvarken, dat hij verborgen gehouden en in den staart geknepen had, zoodat het luid schreeuwde.

„Zult ge nu nog zeggen, dat het geen natuurlijk geluid is? " vroeg de boer.

Niemand antwoordde. De praters dropen beschaamd af.

Weet ge ook, vrienden, welke les hierin ook voor veel praters in onzen tijd ligt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's