GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ds, Littooy.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds, Littooy.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder het motto „Eer is teer" zendt Ds. Littooy ons de volgende verdediging van zijn houding op de Provinciale Synode in Zeeland, die wij ons haasten onder de oogen onzer lezers te brengen :

„EER IS TEER.” (Dr. A. K.).

Mijnheer de Redacteur!

Met het oog op hetgeen gij de verledene week, onder „Trouw" in uw veelgelezen blad over mij geschreven hebt, vergunt gij mij zeker een enkel woord van toelichting en verweer.

Ik toch ben mij niet bewust ontrouw te zijn geweest aan een eenmaal gegeven woord.

’t Is mij heelemaal onbekend, dat wij — (lus ook de ondergeteekende — ons verbonden hebben tot op de Gen. Synode aan het concept.

Om den schijn tegen te gaan, alsof ik daar nu eerst mee kwam, kan ik, gelukkig, zeggen : niet nu pas spreek ik dit uit; maar vóór maanden — dus vóór ik den loop der dingen wist — zeide ik het Prov. Bavinck en Ds. Bos, op eene wandeling te Utrecht.

’k Weet alleen, dat ik mij zonder eenige animo en zonder eenige goede verwachting, maar om niet in den weg te staan, bij 't begin, en nog weer ten slotte, gegeven heb, zoolang het niet bleek, dat een tal van kerken zich houden willen aan hetgeen bij de vereeniging overeengekomen is.

Nu is het mogelijk, dat tot op de Gen. Synode het woord door de broederen gegeven is, terwijl ik afwezig was. De laatste morgen toch was er haast. Velen wilden naar huis. Ik moest 's avonds thuis zijn. Om bij den afloop der vergadering klaar te zijn en den trein te halen, moest ik nu en dan naar mijn kamer en naar de restauratie-zaal. Wellicht is middelerwijl die afspraak gemaakt; maar ik heb daarvoor mijne stem noch mijn woord gegeven. Dit weet ik, dat ik, met mijn overjas aan en de kraag om, de rondvraag bijwoonde, inzake de onderteekening. Doch bindende bepalingen, zonder persoonlijke toestemming, werden er uit den aard der zaak door en in den broederkring niet gemaakt.

Voorts weet ik, dat door mij van 't eerst tot 't laatst, ja herhaalde malen, gezegd is: wanneer tal van kerken uit de actie van '34, niet willen meegaan, zijn wij, krachtens hetgeen bij de vereeniging overeengekomen is, zedelijk gehouden om niet voort te gaan. Bij stemmenmeerderheid mogen wij in dezen niet beslissen.

Zooals ieder weten, ja lezen kan, was dat van meetaf mijne overtuiging.

’t Was mij tot vreugde en gerustheid, dat Dr. A, Kuyper Sr. die overtuiging deelde en haar meer dan eens in het publiek uitsprak, (ieheel dienovereenkomstig nu verbond ik mij vrijwillig en sprak het meer dan eens in den broederkring te Utrecht uit, dat ik mij aan 't compromis zou houden, totdat het mij bleek, dat vele kerken zich hielden aan de voorwaarden, bij de huwelijks-vereeniging aangegaan.

Alleen om de herinnering te vergemakkelijken, dat ik alzoo gespreken en mij verbonden heb, deel ik hier mede, dat door mij in een onzer samenkomsten te Utrecht gezegd is, dat niet alleen Dr. Kuyper Sr., maar ook Dr. Wagenaar op zijn studeerkamer voor Ds. Bouma en mij uitgesproken heeft, dat wanneer een tal van kerken dien weg niet op willen, maar zich willen houden aan het accoord ten dezen in '92 aangegaan, wij zedelijk verplicht zijn, ons daarbij neer te leggen. Dr. Wagenaar was in die samenkomst tegenwoordig.

Welnu, daaraan heb ik mij gehouden.

Zoolang de kerken zich niet hadden uitgesproken, heb ik mij stilgehouden.

Op den Kerkeraad en op de Classis stemde ik voor het voorstel met de amendementen daarop ingediend.

En niet toen afzonderlijke personen, zooals die te Utrecht onder leiding van Prof. Noordtzij en Prof. lindeboom, samen kwamen, maar eerst, nadat de kerken in classes vergaderd, bij meerderheid of groote meerderheid van stemmen zich in de provinciën Groningen, Overijsel, Noord-Brabant en Zeeland tegen het compromis van de 25 broederen hadden verklaard, en de rechten in '92 bedongen en verkregen, wilden gehandhaafd zien, was voor mij de tijd gekomen, om, zooals ik altijd en overal gezegd had, niet langer voor ons compromis te ijveren en te stemmen, maar mij te scharen aan hare zijde.

Vóór ik dit deed, de 25 onderteekenaren van het compromis, zooals gij schrijft, saam te roepen, was niet mijn recht en zou tot niets hebben geleid; omdat de classes zich hadden uitgesproken; daarenboven deed ik slechts wat ik altijd en overal gezegd heb, dat ik, in dat geval, doen zou. Er was dus recht, reden noch plicht om dat te doen.

En wat nu onze classis aangaat, het lag op de door mij afgebakende lijn, om, wijl ik toen nog niet wist wat tal van kerken zouden willen, mee te werken 't voorstel, geamendeerd, aan genomen te zien.

Doch wat op mijn lijn lag, wist de classis, omreden het door mij onverholen en breedvoerig uiteengezet is.

Ter herinnering wijs ik er nu slechts op, dat door mij o. m. gezegd is, dat als tal van kerken er tegen zijn, ook ik er tegen zou wezen, wijl door mij steeds geijverd is voor eene eigene Inrichting der Kerken, ter opleiding voor den dienst des Woords, en, laat het dan zijn voor een klein deel, haar zelf in dien geest uit overtuiging bewerkte; alsmede, dat het bij mij vaststaat dat de voorstanders van 't voorstel Bavinck in 1899 op de Synode te Groningen de meerderheid hadden, doch dat ook toen f}oor mij, in overleg met Dr. Bavinck, het voor-Stel, ook door Zeeland ter synode gebracht, teruggenomen en een geheel ander voorstel aangenomen werd.

Alleen, omdat men in deze zaak noch van de eene noch van de andere zijde door meerderheid van stemmen dringen en dwingen mag.

Vóór de stemming op de Classis heb ik mij dus onomwonden verklaard. Dat zij mij desalniettemin afvaardigde, was hare zaak.

Trouwens, bij andere gelegenheden hebben anderen en ik, ook Dr. Wagenaar, het openlijk uitgesproken, dat wij piet met een mandaat imperatief naar de vergaderingen gaan.

In I899 was Dr. Wagenaar tegen 't voorstel Bavinck, dat de prov. Synode aannam, en toch werd ZEerw. afgevaardigd naar de Gen. Synode. En thans stemden twee afgevaardigden van de classis Zierikzee tegen 't voorstel, dat van harentwege inzake de opleiding ter provincie kwam. Deze broeders hebben ook naar hunne mededeelingen, niet gezegd, dat zij tegen zouden stemmen, maar wèl en alleen, dat zij voor de geamendeerde voorstellen waren geweest. Niemand heeft deze broeders daarom lastig gevallen. Mij wèl; want, weet ge, dat, wat ik deed was niet-, maar wat zij deden wel naar den zin,

Hoe dit zij, ik getroost mij dat; omdat ik weet gehandeld te hebben, zooals ik altijd en overal gezegd heb te zullen doen, en ook geloof, met het oog op hetgeen in '92 overeengekomen is, voor God en de kerken te moeten doen.

Komt gij na deze inlichtingen terug op de beschuldiging van ontrouw, 't zal mij hoogst aangenaam zijn. Zoo niet, dan zeg ik 't is hard, na al de besogne, die van meetaf tegen mijn advies en tegen mijn wil was, omdat te Groningen anders was besloten, en omdat ik het ook liefst hield, zooals het overeenge komen is.

Ten slotte zeg ik, er is er gelukkig Een die alles weet.

A, LITTOOIJ,

Middelburg, lójuni I902.

Slechts noode gaan wij verder op deze zaak in. De Heraut heeft met opzet al wat personen raakte in de discussie over het Concept-contract gemeden. Alleen mocht er niet gezwegen worden, toen naar onze overtuiging een breken van het gegeven woord plaats vond.

Ds, Littooy verklaart thans deze afspraak niet geweten te hebben. Wij hebben bij deze verklaring ons neer te leggen, Hoe vreemd het ook muge zijn, dat een vrij langdurige discussie, die plaats vond bij de eindstemming over het Concept-contract en waaraan, naar men ons mededeelt, vooral Ds, Bos en Prof. Rutgers deelnamen, over de vraag, hoever men zich door de onderteekening aan het compromis bond, geheel aan de aandacht van een der aanwezigen zou ontsnapt zijn, toch denken wij er geen oogenblik aan, deze pertinente verklaring van Ds, Littooy in twijfel te trekken. De klacht over schending van het gegeven woord is daarmede vanzelf vervallen. Alleen blijft het onverklaarbaar, dat Ds, Littooy, toen de Heraut maanden geleden deze afspraak meedeelde, niet terstond zijn tegenspraak heeft laten hooren.

Ook afgedacht echter van deze opzettelijke afspraak, spreekt het wel vanzelf, dat broeders, die gezamelijk een voorstel indienen bij de kerken, door trouw jegens elkander geroepen zijn het voorstel zoo lang mogelijk te verdedigen. Wanneer men later tot inzicht komt, zooals Ds, Westerhuis, dat het Concept door te ernstige bezwaren gedrukt wordt om door de kerken onveranderd te kunnen worden aangenomen, of, zooals Prof, Bavinck een oogenblik vreesde, het gevaar bestond, dat de Theologische faculteit onder de macht van den Staat zou komen, dan kan dit motief iemand dwingen om zijn handteekening terug te nemen. Maar ook dan ware het o. i. juister geweest, wanneer men eerst zijn medeonderteekenaren hiervan mondeling of schriftelijk kennis had gegeven, voordat men publiek een stap deed, die een zeer pijnlijken indruk maken moet.

Bij Ds. Littooy is dit echter niet zoo. Het Concept-contract acht hij wel aannemelijk en de vrees voor Staatsinmenging was thans voldoende afgesneden. Het motief lag dus alleen daarin, dat tal van kerken zich tegen het Concept-contract verklaard hebben en Ds. Littooy daarom van oordeel is, dat het met het oog op de rust der kerken niet aangenomen kan worden. Ds. Littooy vergeet echter, dat noch in Zeeland, noch in Noord-Brabant, noch in Groningen de meerderheid der Classes zich tegen het Concept-contract verklaard heeft, maar alleen ter wille van de ontstane oppositie de aanneming van het Concept-contract heeft ontraden. Indien Ds. Littooy, evenals op de Classis, zijn machtigen invloed bij de Zeeuwsche kerken op de Provinciale Synode ten gunste van het Concept had laten gelden, dan zou ' in Zeeland de uitkomst anders zijn geweest. Groningen's Provinciale Synode heeft getoond, hoe de bezwaarde broederen wel degelijk voor overtuiging vatbaar zijn. Eerst wanneer de Generale Synode samenkomt en daar de offïcieele rapporten worden ingediend door de afgevaardigden, is het oogenblik gekomen, om definitief te beslissen, of de aanneming van het Concept-contract mogelijk is. Zoo is in 1899 gehandeld. Hoewel men destijds wist, dat van de zijde der Vrije Universiteit het voorstel-Bavinck onaannemelijk was verklaard, heeft Ds. Littooy op de Zeeuwsche Synode dit voorstel toch gesteund en eerst op de Generale Synode de aanneming ontraden. Indien dit in 1899 geoorloofd was, met een voorstel, dat door Ds. Littooy niet geteekend was, waarom mocht het dan in 1902 niet met een voorstel, waaronder Ds. Littooy zelf zijn naam had geplaatst.?

Laat ons ten slotte hieraan de opmerking mogen toevoegen, dat de broederen, die het Concept-contract teekenden, nooit in den waan hebben verkeerd, dat het voorgestelde compromis voetstoots door alle kerken zou worden goedgekeurd. Het feit, dat Prof. Lindeboom evenals Ds. Klaarhamer weigerde het Concept te teekenen, deed vooruit verwachten, dat er ook in de kerken oppositie komen zou. Dat men desniettegenstaande het Concept-contract aan de kerken toezond, was, omdat men hoopte, dat door nadere toelichting en verdediging in de kerkelijke vergaderingen de bezwaren zouden weg te nemen zijn. Eerst wanneer dat onmogelijk bleek en een zeer belangrijke minderheid zich verzetten bleef, zou de poging tot pacificatie als mislukt worden beschouwd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Ds, Littooy.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1902

De Heraut | 4 Pagina's