GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERDER.

VI.

Niet zonder bezorgdheid zagen de ouders eenige weken later hun zoon weder naar Amsterdam vertrekken.

Wel was hij bijzonder knap, wel overtrof hij in geestvermogens verreweg zijn broeder, maar Bernard scheen te Amsterdam naast veel goeds ook veel verkeerds te hebben aangeleerd. Zijn hart was hoogmoedig geworden. Geringe menschen verachtte hij, en met die geld bezaten, doch weinig kennis, dreef hij in stilte den spot. Hij achtte zi^h boven al die menschen hoog verheven en vergat geheel, dat God den hoovaardige wederstaat, maar den nederige genade geeft.

Nog niet lang was Bernard weg, of ook vader ging op reis. Hij had met moeder afgesproken, eens bij Mr. Liefkens, dien hij een brief had geschrever., een bezoek te brengen en dan meteen eens te vernemen, met wie zijn zoon omging. „Want, " zoo zei de dominee, „ik vrees, dat Bernard door verkeerden omgang zoo is veranderd. Kwade samensprekingen bederven goede zeden."

Toen de predikant bij zijn ouden vriend kwam, was Bernard ter school; juist wat vader wenschte. Op een vraag aan den Meester, antwoordde deze, dat de jonge Nieuwentijt een sieraad en pronkpunt uitmaakte van heel 't gezelschap dat hier thuis lag. Hij bezit zei Mr. Liefkens een onvermoeide vlijt en heeft in zijn jonge je'igd reeds eens mans verstand, hoedanig men zelden bij jonge lieden vindt. Het zal mij zeer ter harte gaan als hij vertrekt; toch is hij spoedig in staat ter hoogeschool te gaan. Hij verricht al zijn werk ciim laude (met Ijf) en is daarbij, van een zedig, eerbaar gedrag; met rabauwen en guiten mijdt hij alle omgang strengelijk."

Zoo werd de dominee juist op het onderwerp gebracht, dat zijn hart vervulde, en hij kon dan ook niet nalaten te vragen, of Mr. Liefkens ook wel acht er op gaf met wie Bernard omging.

„Gewisselijk, waarde vriend, " was het antwoord. „Trouwens, niet anders dan onberispelijke jongelieden mogen in mijn huis vertoeven.' Doch er is onderscheid, en het mag u ter gerustheid zijn te vernemen, dat uw zoon met jongelieden omgaat, wier ouders welgestelde luiden zijn en geacht van stand. Zijn bijzondere vrienden zijn de zoon van een schepen uit Leiden, een jongeling die dokter in de geneeskunst denkt te worden, en de ander is een toekomstig student in de philosophic, de zoon van een gravin uit Gelderland. UEerw heeft alzoo reden tot tevredenheid."

De vader scheen echter nog niet geheel tevreden.

„Ik hoop dat het ook jongelui zijn, die God vreezen; anders baat al het andere niet veel."

„Ja, ja; " zei Mr. Liefkens, eenigszins verwonderd. „Maar ik kan u verzekeren, dat zij oppassend zijn en in handel en wandel voorbeeldig; ook gaan zij eiken Zondig trouw ter kerk. Meer kunt ge niet verlangen."

De predikant begreep, dat zijn vriend hem niet begreep en dat was ook zoo. Mr. Liefkens was volkomen tevreden, als zijn jongelui maar goed studeerden, thuis zich wat bedaard hielden, geen huisraad braken, op straat geen geweld maakten of mat de stadsdienaars in aanraking kwamen, gelijk hij het in zijn jeugd te Leiden vaak beleefd had. Dat ze daarbij trouw ter kerk gingen eens in de week, zetfe als 't ware, dacht hij, op zijn jongelui het stempel der braafheid. Hoe 't in hun hart er uitzag, of daar de Heeré God regeerde of wel het kwaad van hoogmoed, afgunst, lichtzinnigheid, dat ging Mr. Liefkens minder aan. Hij kon niet in 't hart kijken placht hij te zeggen, en dat was zoo. Maar letten op wat uit dat hart voortkwam, deed de Meester ook niet, althans zoo lang de jongelui binnen de perken bleven van braafheid en eerbaarheid.

’t Was niet met een verruimd hart, dat Ds. Nieuwentijt het gesprek eindigde om zijn zoon nog eens op te zoeken, die inmiddels thuis was gekomen en met verwondering vader aantrof. Deze vermaande hem nog eens ernstig, toch niet te vergeten, dat van alle kennis, de kennis van God en Jems Christus de hoogste, ia het eeuwige leven is. „Gij moet te allen tijd, " zei vader, „daarbij blijven en bedenken, dat alle verstand en wijsheid gegeven goed is, en het begin er van is de vrees des Heeren. En daarbij", zoo sloot dominee, „wees nederig. Dan volgt de eer van zelf"

Nu was Bernard voor zulke woorden volstrekt niet ongevoelig. Een paar malen kwamen hem de tranen in de oogen.

„Vraag den Heere, u door zijn genade daartoe te willen sterken, " was het antwoord. En blijmoediger dan hij gekomen was, ging de predikant terug en deelde alles aan zijn vrouw mede. Deze zei: „Wij zullen voor onzen zoon innig bidden. Want hef gebed vermag veel."

Ongelukkig dachten Bernards vrienden er anders over dan hij, wat ook kwam doordat die beiden niet kwamen uit gezinnen, waar de Heere God niet anders dan uiterlijk werd gediend. De toekomstige dokter zei, toen Bernard alles had verteld: „Ja vriend, ongetwijfeld is de nederigheid een deugd, die we allen moeten beoefenen, en ik zal ook in mijn leven wel bij menig arme moeten komen. Maar, ziet ge, uw vader vergeet mijns inziens wel een weinig, dat West Graftdijk niet Amsterdam is. Een predikant op zulk een dorp moet wel met veel geringe lui omgaan, maar in een stad is dat heel wat anders."

„Juist, " zei de philosooph, „een wijs man richt zich naar de omstandigheden. Zoo iets zegt, meen ik, Salomo ook. Maar wat ik wil opmerken is dit Bernard, dat al mag de vreeze des Heeren goed wezen, de ware wijsheid toch nog heel wat anders is. Hoeveel wijzen waren er niet in de heidensche oudheid, en hoeveel wijsgeeren zijn er nog, die toch heel anders denken, dan uw - vader. Zelfs zijn er Jaden onder en volslagen ongodisten. Maar dat doet tot hun wijsheid toe noch af."

Met zulke drogredenen en waanwijsheid vervulden Bernard's vrienden zijn hoofd, zoodat

hij ten slotte begon te gelooven, dat vaders vermaningen wel goed en bruikbaar waren op een klein dorp, maar niet in een groote stad. Daar kwam bij, dat de vrienden de redenen van den predikant over de vreeze Gods wel niet tegenspraken, maar toch vonden, dat wie nog jong is wel wat in de wereld mag genieten, dat de dominee te streng was, en zeker in zijn jeugd ook niet zoo somber zou geleefd hebben. Dit nu was een dwaze redeneering. want de dienst van God is niet somber. Maar dat kwam doordat de vrienden den Heere God niet kenden, en eveneens door de vijandschap, die in hun hart daartegen woonde, gelijk in ons allen, 200 God het niet bekeert.

Zoo werkten dan de vermaningen van vader, bij Bernard weinig uit. Hij werd in de oogen van Mr. Lielkens een voortreffelijk jongeling, die ijverig leerde, die sterk vorderde, die ingetogen leefde; maar in zijn hart woonde hoog moed, eigengerechtigheid. Ook begon er hel ongeloof in te sluipen, omtrent de dingen die hij in zijn jeugd gehoord had, aangaande de waar heid en den dienst Gods. Ook dat lag ten deele aan den omgang met zijn vrienden, waarvan één, de philosooph, wel in naam nog Gereformeerd, masr inderdaad een volslagen ongeloovige was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's