GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE BESLISSING.

X.

De brief uit Leiden bereikte Ds. Nieuwentijt terwijl hij ernstig ziek lag. Zijn vrouw opende het schrijven, las het en ontstelde niet weinig. Wat moest zij doen? Gaarne wilde zij den inhoud aan haar man mededeelen, maar zij d meende terecht, dat zulk een droeve tijding hem ontzaglijk veel kwaad kon doen. Ook was A hij toch buiten staat nu te antwoorden.

Na lang nadenken besloot vrouwe Sara haar s echtgenoot nog niets van de zaak mede te a deelen, maar zelf aan haar zoon te schrij­ H ven. Dit deed zij zoo spoedig mogelijk, en bad o t hem, toch niet de woorden zijns vaders en de leer zijner moeder te vergeten, wijl die beiden hem steeds de waarheid naar het Woord Gods hadden voor oogen gehouden. „Gij zult, schreef moeder, geen rust of vrede hebben, als gij niet v K gelooft; en alle wijsheid der wereld is niet vol­ E doende om ook maar één mensch te verlossen t van het eeuwig verderf."

„Ook zijt gij misschien nog minder te ontschuldigen dan Descartes, want hij is geboren en opgevoed in de dwalingen der pauselijke kerk, en kende misschien het Evangelie niet «.ns en de leer der zaligheid uit genade, naar de Schriften. Maar gij hebt als Timotheus van kindsbeen af de Heilige Schriften geweten, die u wijs kunnen maken tot zaligheid. Gij weet ook, hoe uw vader, die thans ernstig ziek is en u niet schrijven kan, altijd heeft gewaar schuwd tegen Descartes en zijn leer, omdat die zoo zeer verderfelijk is. Doe hem daarom niet de smart aan, dat ge op zoo verkeerde wegen gaat. Hoe dikwijls heeft moeder met u gebeden, dftt de Heere uw hart tot Zich mocht d w— s V c B O B D b L trekken. Welnu, bid thans zelf tot Hem, u uit den twijfel en het ongeloof te verlossen. Ik zal het ook doen, en Hij zal ons verhooren."

Zoo schreef de vrome, lieve moeder, en toen Bernard den brief ontvangen en gelezen had, gevoelde hij in 't eerst een groote en sterke begeerte, om den goeden raad hem gegeven op te volgen, en zich voor den Heere God te buigen, biddende om licht en wijsheid. Doch de Booze, die al zulke gedachten liefst uit ons hart wegvaagt, opdat we niet zouden komen tot de zaligheid in Christus, fluisterde hem toe: Handel niet onverstandig. Hoe weet ge dat God u hoort? Wat baat zulk bidden-en Bernard bad niet.

Wel echter ging hij nog eens aan het onderzoeken. Ook bezocht hij trouw het gezelschap der vrienden, en sprak veel met de twee, die hij te Amsterdam had leeren kennen, 't Gevolg was, dat hij al meer in zijn ongeloovige gevoelens werd bevestigd. Het is toch noodig te onderzoeken, zoo redeneerde hij, en zoo moet men de wijsheid vinden. Doe ik dan verkeerd met alles na te speuren. Moeder heb ik heel lief, maar van zulke dingen heeft zij toch waarlijk geen verstand, althans niet zooveel als Cartesius en zooveel anderen, die studeeren. Niemand kan mij kwalijk nemen, dat ik den wijste geloof.

En zoo vergat onze vriend, dat er tweeërlei wijsheid is: de wijsheid der wereld, die dwaasheid is bij God, en de wijsheid die van Boven is en naar Boven leidt.

’t Was natuurlijk, dat de omgang met jongelieden, die, ook al was het in stilte, het ongeloof aanhingen, Bernard geen goed deed. De een wilde den ander nog overtreffen. Er waren er, o. a. Joris, de aanstaande dokter, die ronduit zeiden, niet eens meer te gelooven aan het bestaan van God. Immers, zoo redeneerden zij in hun vermetelheid, al bestaat er zulk een Hoogste Wezen, dan weten we toch niets van Hem. Het is ons dus even goed al bestond Hij niet. Wel terecht zegt de Schrift: De trotsche dwaas zegt: Er is geen God.

Doch onze Bernard liet zich door deze dwaasheid meeslepen, en kwam er zoodoende eveneens toe, ten slotte zich zelf wijs te maken, dat hij in geen God behoefde te gelooven, wijl niemand toch God kon kennen. Zijn vrienden verklaarden dan ook openlijk, dat Nieuwentijt een atheïst, d. i. een godloochenaar was geworden. Men zou zeggen, hoe is het mogelijk, dat een jongeling, in de vreeze Gods opgevoed, in enkele jaren zóó afdwaalt. Maar, lieve vrienden, het is veeleer te verwonderen, dat niet velen onzer evenzoo doen. Immers ons hart is van nature ten kwade geneigd, en laat zich meeslepen door de listige omleidingen des Satans. Het is dus een genade Gods, als we bewaard blijven voor zoodanige afdwalingen, als waartoe Bernard reeds op zoo jeugdigen leeftijd kwam.

Inmiddels had Bernard's ^iwaasheid heel het huis te West Graftdijk met diepe treurigheid vervuld, vooral toen men uit een brief van hem zag, dat hij veeleer nog verder afweek, dan terug te keeren. Moeder vergoot vele tranen, en ook vader, die heel langzaam herstelde, leed er verschrikkelijk onder. Liefst had hij zijn zoon weder bij zich thuis genomen, doch wat zou er dan van de studie worden? Naar Leiden gaan was hein, die nog niet beter was, onmogelijk; 't was in die tijden nu juist geen korte reis. Zoo besloot hij dan, al kostte het veel geld, Bernard te laten overkomen en zelf eens met hem te spreken.

Zoo geschiedde, en het wederzien na een vrij lange scheiding, was voor allen treffend. Vroolijk kon het echter niet wezen. Immers de reden, die den zoon naar huis riep, was veeleer een droevige. Veel werd door de ouders met hun kind gesproken. Zij wezen hem op het gevaar dat hij liep voor de eeuwigheid, op de dwaasheid van menschelijke leeringen en op zooveel meer, doch het baatte alles weinig. Bernard zei openhartig:

„Ik zou om u genoegen te doen, van inzicht moeten veranderen. Maar anders blijf ik bij wat ik geloof en voor waarheid houd. Ik erken dat ik nog te jong ben om veel te weten, maar ik heb mijn wijsheid dan ook niet zelf uitgevonden. En alle stuflenten gaan immers af op hun leermeesters. Waarom zou ik dan Descartes niet tot mijn leidsman mogen kiezen? "

In het kort, hoeveel vader en moeder ook mochten zeggen, Bernard was onbekeerlijk, en ten slotte zei vader:

„Jongen gij zijt althans eerlijk in uw overtuiging, en dat is ten minste te prijzen, hoe treurig het overigens ook zij. Uw moeder noch ik kunnen meer zeggen, dan zij gezegd hebben. Gij zijt verblind en we kunnen alleen God bidden u de oogen te openen. Ge kunt nu weer naar Leiden terugkeeren, maar gij moet een ander beroep u voorstellen dan dat van predikant. Ge kunt studeeren wat ge wilt, doch godgeleerdheid niet meer. Iemand die noch in den Heere God noch in zijn Zoon Jezus Christus gelooft, mag geen leeraar worden in de gemeente des Heeren."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1903

De Heraut | 4 Pagina's