GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Bijblad van de Geldersche Kerkbode, dat tevens als een plaatselijke kerkbode dienst doet voor de Gereformeerde Kerk van Arnhem (A. en B.) geeft de welversneden pen van Ds. Hoekstra kostelijke wenken voor ons kerkelijk leven:

Wij blijven het een grooten zegen achten, dat de Kerkelijke bewegingen van 1834 en 1886 er ge komen zijn, waardoor een groot deel v^n het volk des Heeren met hun zaad geleid is tot een Kerkelijk leven, naar eisch van Gods Woord ingericht, waarin Christus erkend wordt als de hoogste Leeraar, de eenige Hoogepriester en de eeuwige iConing, waarin geen andere prediking geduld w rdt dan de prediking van Gods Woord en de Sacramenten worden hoog gehouden als door den Heere veror dend voor de geloovigen en die de waarheid heb ben bekend.

Het is meer te waardeeren, dan gewoonlijk geschiedt, en op hoogen prijs te stellen, dat schier heel ons land bezaaid is met Kerken, waarin de «reine leer'' verkondigd wordt en de gemeente (hoe klein deel van de bevolking zij soms ook uitmaakt; in de weide des Heeren geleid wordt, door diena ren des Woords van degelijke opleiding en fundamenteele kennis Zelfs zeer kleine Kerken, gering in ledental, genieten het voorrecht op degelijke wijze ingeleid te worden in het Woord en in de gangen des geestelijken levens. Natuurlijk is de be gaafdheid der predikers te onderscheiden^ heeft de een meer licht in 't Woord ontvangtn dan'de ander, klinkt de geestelijke toon bij den een helderderen dieper dan bij den ander, is de een ook in heel zijn-leven en omgang sierlijker dan de ander. Dat onderscheid is nooit geheel weg te nemen, ook niet in het uitnemendste kerkelijk leven. Maar wij denken dat wij wel dankbaar mogen erkennen, dat over 't geheel genomen de prediking in onze Ker ken niet op zoo heel laag peil van gehalte en degelijkheid staat. De omstandigheden leiden daartoe ook.

Want er is geen gebrek aan leeraars. En ons Gereformeerd volkje is over t algemeen nog al niet zoo gemakkelijk te bevredigen. Ze zijn nog al veeleischend, wat de prediking aangaat. In goeden zin genomen mag dat ook. Niet in dien zin da wij allerlei vitterijen en nietige aanmerkingen van lieden, wien 't minder om 't Woord Gods en de voe ding hunner zielen met de waarheid die naar de Godzaligheid is, te doen is, zouden goedkeuren. Maar wij willen maar zeggen, dat der gemeente Gods het beste toekomt. Nie; omdat ze 't waardig is, maar omdat des Heeren gunst over haar dat meebrengt. Zoo kan 't dan wel eens wat lastig zijn, dat ons Gereformeerd volk over 't geheel nog al wat veeleischend is, wat den inhoud van de pre diking aangaat; maar 't is toch ook opscherpend voor de leeraars; opdat ze zich zullen benaarstigen, heel hun hart te zetten op de bediening des Goddelijken. Woords, om het uit te graven en de schalen van Christus toe te bedienen aan des Heeren volk. Wat 't gehalte van de prediking, van de be diening des Wooids aangaat, ligt er dus een op scherpend en be orderend element in het niet zoo spoedig voldaan en bevredigd zijn van ons kerk volk. Natuurlijk is er ook een schaduwzijde aan. Niet a leen voor minder begaafde dienaren, die door gebrek aan waardeering te zeer ontmoedigd ku nen worden; maar bijzonder ook voor demenschen zelven, die niet zoo licht tevreden gesteld zijn. Dat hangt soms samen met gebrek aan geestelijke behoefte, met gebrek aan werking van het geestelijk leven in hen. Het Schriftwoord is bekend dat een verzadigde ziel het honingzeem vertreedt. Het ligt in onze zondige natuur, wanneer God overvloed van geestelijk voedsel schenkt (gelijk dat werkelijk in onze dagen het geval is), het voorrecht niet te achten, en den geestelijken honger te verliezen, die zich wel eens levendiger doet gevoelen in tijlen, wanneer het Woord des Heeren dierbaar of duur, dat is schaarsch is (i Sam. 3 i). Wij hebben onze ouders wel hooren spreken over den tijd van een vijftig jaar geleden, toen de heilbe geerigen en door Gods Geest ten leven verwekten van uren ver kwamen toestroomen naar een enke len prediker van Gods waarheid, naar een oase te midden van de groote zandwoestijnen, diè'zich toen over ons land uitstrekten, 't Was soms niet eens een bij uitstek begaafde prediker; maar tegenover 't moderne ongeloof hield hij beslist vast aan Gods Woord, hij predikte zegen en vloek, leven en dood, drong met ernst op bekeering aan en ojj geloof in Christus. En de vromen leefden er bij op en genoten, al is het dat men nu van achteren wel kan bezien, dat er niet diep in Gods Woord gegraven werd en het ook soms nog wel in de leer een weinig scheef liep. , u mochten wij wel begeeren, dat bij 't klaarder licht van kennis, dat nu schijnt, en bij de overvloediger toediening van de melk en de vaste spijze van Gods Woord, ook die oude heilbegeerige honger naar 't heir des Heeren bij ons mocht leven, die in de dagen van schaarschte het volk des Heeren zoo gelukkig deed zijn met 't geen God hun gaf.

Wij moeten echter ook niet te veel jammeren en klagen over het geestelijk gebrek, rat zich in deze toestanden openbaart. Klaagde een zoo eminent prediker als Dr. Kohlbrügge eens, misschien wel in een mismoedige bui, over zijne gemeente »wanneer men hun het beste geeft, zijn ze nog niet ievredea"!) wat zou ons dan wel kunnen gebeuren! Laten de leeraars maar goeden kost geven uit Gods Woord, en God bidden met zijn volk om de werking zijns Geestes in de harten. Dan zal er altijd een vo k zijn welks zielen bij 't Woord des Heeren opleven, en op den duur zal men merken, dat ook de gemeente, in haar geheel, globaal genomen, bekent, dat het des Heeren Woord is.

1) Dr, Z^hn. Leben eines Reform, Pastors. Pag. 287.

In de Kerkelijke bewegingen van 1834 en 1886 is onmiskenbaar een werking des Geestes gewees om de Gemeente Gods uit een zondige vermenging met de wereld uit te leiden, door haar te doen breken met een bestuursinrichting in 1816 aan de Gereformeerde Kerken opgelegd, waardoor die zondige vermenging gehandhaafd werd. Het is wel waar dat ook «veel vermengd volk"iExod. 12 38) mee opgetrokken s, mensche " die door verkeerd leven en losheid en wispelturigheid van kerkelijk leven of door onteederen zin en gebrek aan geestelijken ernst later tot ontsiering van de Kerk bleken te zijn. Ook is het niet te ontkennen, dat een deel betergezi den is meegegaan, dat toch weinig oog en hart had voor goed en gezpnd kerkelijk leven, maar aan de kwaal van scheurziekte leed, van welke kwaal ze later nog niet genezen bleken. Evenmin zullen wij ontkennen, dat er meegegaan zijn, die eveneens weinig kerkelijk besef hadden, maar daar wilden zijn waar naar hun oordeel het vrome volk was of de trouwe leeraars zich bevonden. Het is ook niet te verwachten < f te eischen dat in eene kerkelijke beweging allen, die meegaan, even helder en klaar inzicht zullen hebben in de beteekenis der zaak. Een deel komt later tot helderder inzichten en zuiverder bedoelen, en verblijdt zich dan, dat God hen als blinden geleid heeft in een weg die hun thans heilzaam is. Bij een ander deel houden de geestelijke kwalen de bovenhand; dan beginnen zij zich teleurgesteld te gevoelen, en gaan weer heen, of blijven zich niet op hun gemak gevoelen. Maar alle deze dingen nemen niet weg, dat een groot deel van des Heeren volk in ons land in die kerkelijke bewegingen door des Heeren Geest is opgewekt om met verlating van geld en goed en onder veel smaad en gewillige opoffering te breken in 't kerkelijk leven met de ongehoorzaamheid aan God en Zijn Woord, en zich op te maken om den Heere de eere te geven, en Hem te gaan dienen naar Zijne ordinantiën. En zoo zijn wij gekomen tot ons Gereformeerd kerkelijk leven, en is ook zelfs door die beweging, op vele plaatsen bij een deel achtergeblevenen in 't Hervormde kerkgenootschap die der waarhe d Gods genegen waren, meer zin voor beslistheid gekomen in leer en prediking, al is 't dat een ander deel afzakte en achteruitging. In deze dingen is het wérk des Hee-en op te merken: Laten we dan kerkelijk zoo leven als ons, naar onzen kerkelijken oorsprong, voor God betaamt.

Licht en schaduw zijn hier juist verdeeld.

Al is het in onze Gereformeerde Kerken niet al goud wat er blinkt, toch mag de rijke zegen, dien God de Heere ons in de zuivere bediening des Woords en der Sacramenten schonk, niet gering worden geacht.

En bovenal het werk der reformatie mag nooit stil staan. De ecclesia reformata est semper reformanda i) moet de grondtoon blijven ook van ons kerkelijk leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1903

De Heraut | 4 Pagina's