GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Binnenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Binnenland.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN GOUDEN JUBILEUM.

II.

Nadat Prof. Lindeboom de feestrede had uitgesproken en Psalm 21 : 13 was gezongen, deelde Ds. Westerhuis mede, dat de commissaris der Koningin in Overijsel, de heer Lycklama a Nijeholt, een woord wenschte te spreken.

De heer Lycklama betuigde, zoo voor deuitnoodiging als voor de vriendelijke verwelkoming, zijn dank. Zijnerzijds bracht hij der School zijn beste wenschen voor haar bloei toe, de hoop uitsprekende, dat onder Gods zegen de School lange jaren mocht dienstbaar zijn aan de opleiding van aanstaande leeraren.

En voorts had spr. het voorrecht der vergadering een aangename mededeeling te doen, namens den Minister van Binnenl. Zaken, nl. dat het Hare Majesteit behaagd had, de ridderorde van den Ned. Leeuw te verleenen aan den oudsten curator, Ds. A. Littooy van Middelburg. Met warm applaus werd deze mededeeling door de vergadering begroet.

Ook de Burgemeester van Kampen, Mr. Van Blommensteijn, bedankte hartelijk voor de uitnoodiging ZÉdelachtb. en den Raad geworden; verklaarde geen oogenblik geaarzeld te hebben om deze uitnoodiging op te volgen; terwijl hij gaarne namens den Raad de beste wenschen voor den bloei der Theol. School uitsprak.

Na het zingen van Ps. 105 : 24 werd de morgenvergadering met dankzegging gesloten door den president-curator, Ds. Noorde wier.

In de middagvergadering, die te half drie aanving in de Burgwalkerk, weer evenveel belangstelling als 's morgens. Wederom heel het kerkgebouw gevuld tot in de uiterste hoeken met eene opgewekte schare, uit alle deelendes lands hier saamgestroomd, om saam het feest der School te vieren. Niet minder dan 450 predikanten waren er, naar de Feestcommissie ons meedeelde, onder de opgekomen schare.

Ds. J. M. Hessels opende de bijeenkomst met gebed, waarna van Psalm 98 het 3e vers werd gezongen.

Allereerst werd daarna het woord gevoerd door Ds. T. Noordewier, van Meppel, president van Curatoren der Theologische School.

Over geschiedenis en taak van curatoren deelde hij verschillende bijzonderheden mee en deed in de schets van het werken en streven der curatoren uitkomen, hoe met hart en ziel verschillende mannen de jaren door, de belangen der School hadden verzorgd.

In ’t bijzonder herdacht spr. enkele der vroegere curatoren, die reeds den weg gingen van alle vleesch. Enkelen hunner ontbrak het niet aan een bijzonderen klank in de kerkelijke wereld.

Curator W. A. Kok werd genoemd de „bisschop van Drente." Ds. Neutjes, een geboren Urker: „pater orthodoxiae." Verder leven nog in veler herinnering voort Ds. Bulens, de scherpzinnige en ernstige Donner, Steketee, ten Bokkel en de jongst overleden curator Dr. van Goor. De taak van 't curatorium, hoe omvangrijk ook, werd gemakkelijk gemaakt door het gebed der gemeente.

En al moge er misschien den laatsten tijd meer verschil van meening zijn in het curatorium, dan vroeger, één zijn ook thans alle curatoren in trouw aan de behartiging hunner schoone taak.

Nadat Ds. Noorderwier zijn rede had uitgesproken, deed Ds. Westerhuis mededeeling van eenige ingekomen telegrammen en andere gelukwenschen.

Onder levendige toejuiching werd op zijn voorstel besloten de volgende telegrammen van hulde te zenden aan H. M. de Koningin en den Minister van Binnenlandsche Zaken, Dr. Kuyper.

H. M. de Koningin, Loo.

De groote vergadering, saamgekomen in de Burgwalkerk te Kampen, tot feestelijke herdenking van het vijftig jarig bestaan der Theologische School te Kampen, dankt voor de eer aan de School bewezen, biedt Uwe Majesteit hare eerbiedige hulde en bidt Haar in eene langdurige regeering Gods onmisbaren, rijken zegen toe.

Dr. Kuyper, Minister van Binnenlandsche Zaken, 's Hage.

De vergadering, saamgekomen tot de viering van het halve eeuwfeest der Theol. School, spreekt haar leedwezen uit, dat UExc. haar met Uwe zoo ge wenschte tegenwoordigheid niet kan vereeren, maar overtuigd van Uwe oprechte belangstelUng in de Theol. School, biedt zij UEx. hare warme hulde, met de bede, dat God U nog lang spare, en voor land en volk ten zegen stelle, i)

Hierna sprak Prof. Geesink de volgende rede uit:

Mijnheer de Voorzitter van curatoren, hetzij

1) Van Hare Majesteit is de volgende dankbetuiging ontvangen:

Vergadering Burgwalkerk, Kampen. Hare Majesteit, zeer gevoelig voor de door u allen aangeboden huidebetuiging, draagt mij op u daarvoor Hoogstderzelver bijzonderen dank te betuigen.

Adjudant VAN TUIJL,

ZExc. de Minister v. B. Z. zond dit telegram:

Theologische School, Kampen.

De vergadering aanvaarde mijn warmen dank voor haar hoogelijk gewaardeerd telegram. De mij vergund, bij de afwezigheid van den rector der Theologische School der Gereformeerde kerken in Nederland, tot u te richten het woord.

De theologische faculteit der Vrije Universiteit van Amsterdam, uitgenoodigd op dezen gedenkdag van het vijftigjarig bestaan uwer school herwaarts te komen, heeft aan mijn ambtgenoot Dr. H. H. Kuyper en mij opgedragen haar te representeeren.

Namens onze faculteit heb ik, als haar deken, u allereerst te danken voor dit blijk van genegenheid uwerzijds, dat zij harerzijds beantwoordt door u te brengen haar weigemeenden feestgroet.

Is het op een dag als deze een vanzelfsheid den blik in het verleden te slaan, ik mag ude verzekering geven, dat onze faculteit voor niemand onderdoet in waardeering van het schoon en rijk verleden der school, waarvan gij thans de eere hebt verzorger te wezen.

Het geloofsvertrouwen is niet beschaamd waarin, voor nu vijftig jaar geleden, in ons goede vaderland, die Gereformeerden, welke, na bange worsteling en onder het brengen van zware oifers, in den weg der separatie, herstel van kerkelijk leven hadden gezocht en gevonden — stichtten deze school.

Kind van de scheiding, heeft ze, in de goede gunste van onzen God, de verwachtingen niet teleurgesteld en de vervulling der belofte óók voor het tegenwoordige leven, verbonden aan de godsvrucht harer moeder, rijkelijk mogen ondervinden.

School der uitgeleide kerken eerst, heeft zij zich van de door deze haar opgedragene taak om de aanstaande dienaren des Woords te vormen voor de wetenschappelijke studie der theologie en het practische werk der bediening, gekweten op een wijze, die haar aanspraak geeft op den dank van heel het Gereformeerde Nederland en die, in u, haar ook door onze faculteit wordt gebracht.

Maar toch zult gij het verstaan — en ik weet, dat wat ik thans ga zeggen, u als taal der oprechtheid, geen wanklank zal wezen — dat, ook bij deze onze hooge waardeering voor den arbeid uwer school en bij den innigen dank, bovenal aan onzen God, voor wat Hij in en door haar heeft willen werken, onze vreugde niet onvermengd is.

Toen toch de school, na de vereeniging der twee kerkengroepen in 1892, de Theologische School der Gereformeerde kerken in Nederland was geworden, en naast onze faculteit aan de opleiding der aanstaande dienaren des Woords arbeidde, is al spoedig de wensch opgekomen en uitgesproken, dat uw school en onze faculteit niet langer naast, maar met elkaar dezen arbeid zouden verrichten.

Dat het daartoe niet gekomen is; dat de pogingen daartoe tot dusver zijn mislukt, wordt onzerzijds betreurd.

Dan, ik mag het namens onze faculteit ook uitspreken, dat het haar innige begeerte is om waar wij dan niet met elkaar mogen, maar naast elkaar moeten arbeiden, dit te doen in die gezindheid en onderlinge genegenheid waarvan de uitnoodiging tot, en onze tegenwoordigheid op dit feest een bewijzend teeken is.

Waar wij naast elkaar arbeiden om jonge mannen op te leiden tot het heilig werk der bediening, blijve in onze onderlinge verhouding steeds verre alles waarvoor wij als leermeesters voor onze leerlingen, als Christenen voor den Heere, bij zoo teederen en ernstigen arbeid, ons zouden hebben te schamen. Dus zult gij het verstaan, dat ik als Deken onzer faculteit uwe school toebid, dat haar arbeid tot zegen voor de kerken en tot eere van God moge wezen.

Met luid applaus dankte de vergadering aan het einde van zijn rede Prof. Geesink voor zijn welsprekend woord.

Prof. Noordtzij, alsnu op tredende, zegt met groote sympathie dit feest te begroeten, 't Is misschien dan ook gelukkig dat hij geen onderwerp heeft, dat rechtstreeks in verband staat met het hoofdonderwerp van den dag. Hij zegt dit uit een persoonlijk oogpunt, want hij is zoo onder den indruk van de goedertierenheid Gods aan de school bewezen dat zijn gemoed misschien nu en dan te zeer wordt aangedaan. Een pessimist is hij nimmer geweest, in betrekking tot de zaken van Kerk en School, ondanks al wat doorleefd is van min aangenamen aard. Integendeel, hij is in zijn optimisme voor beiden ten zeerste versterkt. Het is overduidelijk gebleken dat de School nog leefde in het hart der kerken en hij houdt zich te meer overtuigd dat de gemeente, als men haar vrij zich laat uiten, daarvan nog meer zal doen blijken. Maar geen misverstand. Een conservatief is hij nog niet. Wat hij zegt heeft alleen betrekking op de zaak, nooit op den vorm. Deze kan wat hem betreft veranderen en moet, zoo 't noodig is, ook veranderen, mits de zaak zelve der opleiding tot den Dienst des Woords niet wordt gedeerd. Hij heeft te spreken over den gang van het onderwijs aan de School, sedert 1854. Spr. deed daarin o. m. uhkomen, dat het zeggen alsof de docenten in vroeger jaren niet naar wetenschappelijke opvatting van hun taak zouden gestreefd hebben, niet juist is. Prof. De Haan kwam op een aanbeveling voor het Professoraat aan de Universiteit van Groningen voor. En hadden ook Prof. v. Velsen en Brummelkamp geen academische opleiding genoten?

In elk geval blijkt, dat ze goed wisten wat de wetenschap in die dagen eischte, en dat bleek ook uit het onderwijs van de eerste 10 jaren. In de letteren bv. konden het sommigen zelfs zoover brengen, dat zij b.v. in 1855 bij het examen Ode XIII van het Ile boek van Horatius lazen, „ad aperturam", zooals het heet in het curatoren-verslag en men zelfs sprak in het Latijn met de leeraren. Ook op het gebied van de Semietische talen — de series bewijst het — kon men toen reeds niet alleen Hebreeuwsch, maar ook Syrisch en Arabisch leeren; evenals thans ook alle Semitische talen, uitgezonderd het Ethiopisch. Evenzeer in de theologie greep men alle vakken aan. Natuurlijk in de vormen van dien tijd. En men kwam zeer goed te weten, wat de toen bloeiende Groningen Theologie in haar schild voerde en uit Leidens academie opdoemde. Maar men bleef in merg

opgekomen verhindering deed mij te meer leed, nu de Jachtwet de Kamer heel den dag ophield en ik, ware dit te voorzien geweest, het voorrecht had kunnen hebben tegenwoordig te zijn. Wat ik dan mondeling u had willen brengen, moge ik thans per telegraaf u djen toekomen, mijn betuiging van hooge belangstelling in uwe jubileum feestviering, en niet het minst mijn blijdschap dat de School door mij als Minister mag worden geluk gewenscht, welke opkwam uit een actie die, in 1834 door de Regeering niet begrepen en daarom miskend, thans geëerd wordt als een der factoren waaraan Nederland den tol zijner erkentelijkheid niet onthouden mag.

De Minister van Binnenlandsche Zaken

KUYPER.

en been Gereformeerd. Nochtans kwam van '70 tot '86 verzwakking, zoo Litherarisch als Theologisch. De mislukking van het tot stand komen van een Gymnasium en het ouder worden van de Vaders-docenten, droegen daartoe vooral bij. Maar de verzwakking had geen betrekking op de leer, gelijk men wel eens fluistert. Alles bleef beslist Gereformeerd, maar het bleek minder naar buiten. Doch sinds '86 kwam daarin gelukkig verandering, zoo in Letteren als in Theologie. Ik zal er thans niet nader op ingaanj de tijd is verstreken. Neen, aan wetenschappelijken zin heeft het ons nooit gefaald. Hoe meer hoe beter. De vormen moeien zich wijzigen in verband met de eischen des tijds. Maar bij dit alles houde men de hoofdzaak vast, dan zal het Kerken en School waarlijk wèl gaan.

Na 't zingen van Ps. 136 : i trad op de Rector van het Gymnasium Dr. J. Kaptein.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Binnenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1904

De Heraut | 4 Pagina's