GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een belangrijk proces.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een belangrijk proces.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Ook de overige rechters, die met den Lord Chancellor instemden, zijn van dezelfde gedachte uitgegaan. Het waren Lord Davey, Lord James of Hereford, Lord Robertson en Lord Alverstone. Onder hun adviezen staat dat van Lord Robertson bovenaan, omdat hij wel het diepst op de vragen is ingegaan, het meeste historische materiaal heeft aangevoerd en het uitvoerigst de bedenkingen heeft weerlegd. Elk dezer adviezen in extenso meê te deelen, zou te veel ruimte eischen en bovendien grootendeels een herhaling zijn, want de aangevoerde argumenten komen in hoofdzaak op hetzelfde neer. Hun waarde ontkenen deze adviezen alleen daaraan, dat zij een scherpe critiek bevatten zoowel op hetgeen door de rechters van de court of session a\s door de advocaten der Vereenigde Vrije Kerk in het midden was gebracht, terwijl de Lord Chancellor zich meer bepaald had tot een thetische uiteenzetting van zijn gevoelen.

Kort saamgevat komt hun betoog hier op neer, dat ook deze rechters, even als de Lord Chancellor, op den voorgrond stelden, dat de rechtbank geen uitspraak had te doen over de juistheid van de gerezen geloofsverschillen of hun essentieele waarde, maar alleen over de vraag, of de Vereenigde Vrije Kerk kon beschouwd worden als de wettige voortzetting van de oorspronkelijke Vrije Kerk en of zij al dan niet recht had op de goederen, die voor de Vrije Kerk waren bestemd. Het antwoord op die vraag kon alleen

gegeven worden, door te onderzoeken wat de gevers van dat goed onder de Vnje Kerk verstonden. Want de Engelsche rechtspraak had in verschillende vroegere quaesties reeds beslist, dat bij een scheuring het goed toekwam aan degenen, die aan het oorspronkelijke doel der stichting getrouw bleven. Diezelfde rechtsregel moest derhalve ook hier worden toegepast.

Nu stond in de schenkingsacte geen nadere bepaling van wat de gevers onder de Vrije Kerk verstonden; alleen het historisch onderzoek van de 'beginselen, die tot het ontstaan der Vrije Kerk aanleiding hadden gegeven, kon hier dus een beslissing geven. Een vrije kerk toch is hierin onderscheiden van een corporatie, door de wet in het leven geroepen, dat ze een vrijwillige vereeniging is van een zeker aantal personen, die van dezelfde religieuse beginselen uitgaan. Het wezen van zulk een Kerk schuilt dus niet in die personen, maar in die beginselen. De personen kunnen wisselen, maar de identiteit der Kerk blijft bewaard, zoolang ze aan die beginselen vasthoudt. En omgekeerd, zoodra die beginselen worden prijs gegeven, houdt die kerk op te bestaan, ook al zou de overgroote meerderheid met die verandering meegaan. Niet het getal, maar het beginsel heeft te beslissen.

Ook hierin moet het hooge standpunt, dat de commissie uit het Hoogerhuis innam, worden geloofd. Vruchteloos had de advocaat der tegenpartij er smalend op gewezen, dat slechts een onbeduidende minderheid met de vereeniging niet was meegegaan Waardig antwoordde Lord Robertson hierop: „De aanhangers van de appelleerende partij zijn weinig in getal — slechts enkele duizenden; maar het is niet aangetoond dat het wettig eenig verschil in den toestand zou gemaakt hebben, wanneer zij talrijker waren geweest. Sinds de dagen van Cyrus heeft als regel gegolden, dat recht geschiedt door aan het volk te geven, niet wat het aangenaam vindt, maar waar het aanspraak op heeft." En niet minder beslist sprak Lord Alverstone zich uit: „Ik kan mijn goedkeuring niet hechten aan een vonnis, waardoor personen, die de minderheid vormen, van hun rechten beroofd worden, alleen op grond dat zij weigeren lid te worden van een lichaam, dat niet alleen een fundamenteel beginsel heeft prijsgegeven van de Kerk, waartoe zij behooren, maar een beginsel voorstaat, wezenlijk verschillend van dat waarop de kerk was gegrond."

Het kostte dan ook geen de minste moeite aan deze rechters om met een overstelpend aantal getuigenissen van de stichters der Vrije Kerk aan te toonen, dat zoowel het beginsel van de Staatskerk als de aanvaarding van de onveranderde Westminstersche Confessie karakteristiek waren geweest voor het ontstaan der Vrije Kerk. Al het sofistisch geknutsel van de tegenpartij om de waarheid dezer feiten te ontkennen of te verbloemen, werd als spinrag vaneen gescheurd. Bij de scheiding van de Staatskerk in 1843 had men uitdrukkelijk verklaard, dat men wel met de bestaande Staatskerk brak om de geestelijke onafhankelijkheid der Kerk te redden, maar dat men zich zelf beschouwde als de wettige voortzetting van de nationale Schotsche Kerk en daarom alle rechten, die aan de Staatskerk toekwamen, voor zich zelf bleef opeischen. En het feit zelf, dat men bij deze scheiding geen oogenblik er aan dacht om zich aan te sluiten bij de bestaande Presbyteriaansche Kerken, maar het beslist uitsprak, dat men van deze Kerken gescheiden bleef, omdat ze het beginsel van de Staatskerk hadden prijsgegeven, was wel het meest afdoende bewijs, hoe juist in dat beginsel het kenmerk der Vrije Kerk school. Aan de juistheid van dit historisch betoog valt dan ook niet te tornen. Beide Kerken, de Vrije Kerk en de Presbyteriaansche Kerk, gingen van een essentieel verschillend standpunt uit, en de klove, die beide Kerken jaren lang gescheiden hield, lag in de onderscheiden opvatting van de verhouding tusschen Kerk en Staat.

De mogelijkheid, dat een Kerk zich met een andere Kerk vereenigde met behoud van haar goed, werd door de rechters niet ontkend, mits het oorspronkelijk karakter der Kerk daardoor niet veranderde. In de deed of trust was met die mogelijkheid gerekend; er stond uitdrukkelijk bepaald, dat het goed behoorde aan de Vrije Kerk en aan die corporaties van Christenen, die zich met haar zouden vereenigen. Tot tweemaal toe had dan ook zulk een vereeniging plaats gevonden; eerst met de Reformed Presbyterian Church en daarna met de Original Seceeders. Maar in beide gevallen was het beginsel der Vrije Kerk bewaard gebleven. Tlians echter had de Vrije Kerk zich vereenigd met een Kerk, die lijnrecht tegenover haar beginsel stond. De minderheid, die om des beginselswille niet met die vereeniging medeging en trouw bleef aan het oorspronkelijke standpunt der Vrije Kerk, was daarom de alleen wettige voortzetting dier Kerk en had op haar goederen alleen recht.

De tegenwerping, door de tegenpartij gemaakt, dat de constitutie der Vrije Kerk haar het recht gaf, onder bepaalde voorwaarden veranderingen in de belijdenis aan te brengen, werd door de rechters niet aanvaard. De tegenpartij beriep zich hiervoor vooreerst op het feit, dat de Schotsche Kerk in vroeger tijd de confessie van Knox had verwisseld voor de Westminstersche confessie, maar de rechters merkten terecht op, dat beide confessies essentieel volkomen overeenstemmend waren, terwijl bovendien de confessie van Knox door het Parlement was aangenomen en Westminstersche confessie door de Synode. Evenmin baatte een beroep op the Book of Discipline, want niet aan de nationale Synode, maar alleen aan een oecumenisch concilie werd hierin de macht toegekend om over leerverschillen definitief uitspraak te doen. En eindelijk werd ook het beroep afgewezen op de Barrier-act, omdat de bedoeling van deze acte niet was om aan de Generale Synode een absolute legislatieve kracht te schenken, maar, gelijk de historie aantoonde, juist om-gekeerd om zorg te dragen, dat geen lichtvaardige veranderingen in leer of ceremoniën zouden worden aangebracht. De Barrier-act dagteekende uit een tijd, toen hier en daar in de Schotsche Kerk episcopaalsche invloeden zich deden gelden en kerkeraden en predikanten zich eigenmachtig veranderingen in den eeredienst veroorloofden. Juist om het gevaar te keeren, dat een toevallige meerderheid in de Synode met deze invloeden zou meegaan, was de bepaling gemaakt, dat de Synode geen verandering mocht aanbrengen in leer, liturgie of kerkenorde, zonder de goedkeuring der kerken te hebben verkregen. De bedoeling dezer acte was dus juist omgekeerd, om zulke veranderingen tegen te gaan, en niet om den weg daartoe te ontsluiten.

En wat alles afdeed, heel de geschiedenis der Schotsche Kerk wist niets van zulk een macht der Synode om de belijdenis te veranderen. De afgevaardigden ter Synode werden in hun lastbrieven gebonden aan Gods Woord en de belijdenis der Kerk. Van de dagen der reformatie af v/as de belijdenis getrouw bewaard. Ook de Vrije Kerk had uitdrukkelijk beleden, dat zij de Westminstersche confessie aanvaardde als de uitdrukking van de „waarheid Gods." En hoe kon de Synode zich dan thans de macht toekennen, om niet alleen op de meest essentieele punten verandering te brengen, maar zelfs, indien zij het wilde, heel de belijdenis af te schaffen.'

Als vrije en van den staat onat hankelijke Kerk, had de Vrije Kerk zeker volkomen autonomie en kon zij doen wat zij zelve wilde, Maar zoodra de Kerk door verandering in haar belijdenis, het haar toebetrouwde goed van bestemming deed veranderen en de rechten eener protesteerende minderheid met draconische strengheid op zij schoof, had de Staat te zorgen, dat het recht gehandhaafd bleef, het recht zoowel van de oorspronkelijke gevers als van de protes' teerende minderheid.

Het was op dien grond, dat de rechters de klagende partij in het gelijk stelden en het vonnis van the Court of Session voor nietig verklaarden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Een belangrijk proces.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1905

De Heraut | 4 Pagina's