GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit ve Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit ve Pers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Littooy gaat voort, mee in het Zeeuwsch Kerkblad op waardige en kalme wijze de thans weer aan de orde gestelde leergeschillen te bespreken.

Hij doet het ditmaal in antwoord op een persoonlijk schrijven, dat Ds. Bos aan hem richtte;

‘k Veroorloof mij broeder Bos op te merken dat door mij gezegd is, dat ik antwoorden zou, maar niet dat door mij op al de vragen in den breede zou geantwoord wordeni Eene brochure van goeden omvang zou daarvoor noodig zijn, tenminste, wanneer met redenen omkleed, het slechts wezenlijk verschil, inzake de leergeschillen, aangegeven en in 't licht gesteld werd.

Op de vraag: sis dat naar de belijdenisschriften ? " heb ik reeds gezegd, dat wat niet rechtstreeks uit de belijdenisschriften kan worden gehaald, daarom nog niet tegen de belijdenisschriften en veel minder nog tégen de H. Schrift is. De belijdenisschriften toch, hoe hoog gewaardeerd ook, zijn immers niet zóó rijk van inhoud als de H. Schrift. Uit de Schrift kan en mag men leeren hetgeen in de belijdenis niet zoo rijk is opgenomen. Eén uit de vele bewijzen hiervoor moge volstaan.

Op de vraag van onzen Catechismus: «Waarom is Christus begraven ? " wordt geantwoord: »0m daarmede te betuigen, dat hij waarlijk gestorven was".

Met den hooggeschatten ouden dominé Bavinck (zie zijne leerredenen^ zeg ik: dit antwoord is wel wat schraal uitgevallen. De een voegt er daarom dit, de ander .dat bij. Z Eerw. nu zet er benevens het antwoord dat de Catechismus geeft, bij uiteen: dat ïhet^graf eene rechtvaardige wrake Gods over onze zonde is." En als ik er nog bijvoeg: Hij is begraven, omdat Hij niet slechts den dood overwinnen, maar ook uit de dooden, d. i. uit het rijk der dooden, moest opstaan, dan hebben wij beiden geleeraard wat niet in den Catechismus gezegd wordt. Maar zijn wij nu daarom in strijd met de leer van den Catechismus en met hetgeen ons in dezen in Gods Woord is geopenbaard ?

Immers neen.

Wat niet uit de belijdenis zelf kan gehaald worden, kan evenwel naar de H. Schrift zijn. Ge schiedt dat, dan is men niet in strijd met de belijdenis.

Dit houdt en zet Ds. Bos niet genoeg in 't oog en uiteen, bij iet beoordeelen der leergeschillen.

Broeder Bos geloove mij, dat ik als steeds skleur bekennen wil"; maar ik was het vóór negen jaren en ben het nog niet met hem eens aangaande die leergeschillen, en dat was niemand op de Synode te M. dan prof. L.

In Be Wachter zijn deze leergeschillen in den laatsten tijd bij de opleidingsquestie als gevoegd. Daardoor is de opleidingsquaestie natuurlijk verzwaard. Onwillekeurig heeft ze daardoor een ernstiger aanzien gekregen.

Daarbij komt, dat de leergeschillen niet zóó groot zijn, als het volk, dat op De Wachter afgaat, gelooven moet.

Gelooven moet, tengevolge van de onvolledige voorstellingen die in den regel en herhaaldelijk gegeven zijn van hetgeen in geschil is. 't Is daarom dat het volk het zich veel erger moet voorstellen dan het inderdaad en gelukkig is. Het moet daarom ook ongeruster zijn dan het ten dezen behoeft te wezen, t Is immers of met ter zijde stelling der ))oude leer' eene geheel «nieuwe leer" geloofd, verkondigd en ingevoerd wordt en of Ds. Bos c.s. zich voor de oude, alleen ware leer in de bres stellen en op de wacht staan.

Als door hen, die de dingen van Gods kant eerst en liefst bezien, en dientengevolge op supralapsaristisch standpunt staan, ontkend en geloochend werd, dat ze ook van 's menschen kant kunnen en moeten bezien worden en dat op dat standpunt (het infra-lapsaristisch) de belijdenisschriften staan, dan zou er eene onduldbare, ongereformeerde eenzijdigheid zijn; maar de redacteur van de Friesche Kerkbode, Dr. Kuyper Jr., schreef de verledene week nog, dat het van Tiboveii en uhene den' kan en moet worden bezien. En onze Dordtsche vaderen hebben daar geen misbaar over gemaakt jnoch daarom iemand uitgesloten.

Zoo nu is het ook met de «veronderstelde wedergeboorte'; deze geboorte toch gaat aan het van y> ganscher harte gelooven^' vooraf, dat door Filip pus werd geëischt, vóór hij den Kamerling doopen mocht en dies doopen wilde. En op grond van zijn belijdenis nam hij aan, dat de wedergeboorte en het zaligmakend geloof aanwezig waren; want hij doopte hem, na gezegd te hebben, dat het anders niet geoorloofd was.

In de Groninger Kerkbode nu heeft één onzer ambtsbroederen pas nog als met de stukken bewezen, dat door Dr Kuyper Sr., hetgeen Filippus eischte en veronderstelde nooit als de eenige grond, waarop wij den doop moeten toedienen, is aangegeven.

Zoomin als het infra lapsaristisch standpunt door hem en de zijnen als een onwaar ontkend is, zijn de gronden door Ds. Bos en anderen in De Wachter en door mij m Zeeuwsch Kerkblad ssxig^g& wtn, door Dr. Kuyper c. s. geloochend en terzijde gesteld. Integendeel, ze zijn mede als gewichtige gronden erkend geworden.

Maar omdat velen op grond van eene koude, bloot-historische geloofsbelijdenis vaak recht gaven op de Sacramenten, was het noodig en goed, dat hetgeen Filippus eischte en veronderstelde, na belijdenis, weer eers op den voorgrond trad. Dat daarbij door leerlingen weleens overdreven is, erken en bestreed ik met Ds. Bos.

Doch dat De Wachter altijd schier wegliet dat de andere gronden door Dr. Kuyper c. s. ook aangegeven en erkend worden, betreurde ik. Doordat te doen maakt men noodeloos ongerust, is men onvolledig, ja, het woord moet er uit, nu broeder Bos verlangt dat ik kleur bekennen zal, daardoor is men niet rechtvaardig tegenover hen, die men bespreekt en bestrijdt.

‘t Is ook zoo in betrekking tot de leer der rechtvaardigmaking van eeuwigheid. Het verschil werd in en door De Wachter niet tot de kleine proportiën, die het aanneemt, weer gebracht en dienten gevolge werd ook hier het volk noodeloos verontrust.

Dat door Dr. Kuyper c. a. de persoonlijke, dadelijke rechtvaardigmaking, door het geloof, als en met Comrie en Holtsius wordt geloofó, erkend en beleden, en dat zij daarom met eene goede conscientie de belijdenisschriften konden onderteekenen, gelijk zij deden en nog willen doen, zie, dat werd nooit of niet naar eisch in het licht gesteld er. den lezers kond gedaan. Ook deze verontrustende onvolledigheid heb ik betreurd. En nu de stellingen aan al de gemeenten even volledig gezonden werden, gevoelde ik mij, als iemand die zoo vele jaren mocht meeleven, gedrongen, ja verplicht, om onder afJDidding van Gods zegen, wat olie op de onstuimig geworden golven te werpen. Ik vreesde voor scheuring, voor ongegronde scheuring. Al is het niet direct.

Op het standpunt van Ds. Bos, van «nieuwe' of »oude" leer moet men m. i. voor-of ach teruit.

En als broeder Bos en ik (die er een referaat over moet leveren) over de rechtvaardigheid gaan schrijven naar het Woord, dan zal het blijken dat in wezen ons verschil met Comrie en Dr. Kuyper c. s. zeer gering is. Misschien komt het in hoofdzaak hierop neer, dat hetgeen in het Verbond der verlossing geschiedde, met het oog op den Borg des beteren verbonds, die voor de uitverkorenen aUes op zich nam, met het woord rechtvaardigmaking niet wordt aangegeven. Want dat de toerekening van den «Tweeden Adam', zoowel ééne directe, onmiddelijke is, kan, met het oog op hetgeen Paulus daaromtrent leert, in Rom. 5, en hetgeen wordt gezegd van het Lam dat geslacht is vóór de grondlegging der wereld, naar het mij voorkomt, niet worden tegengesproken.

Doch dat het woord rechtvaardigmaking wordt gebruikt in betrekking tot hen, die in en door het lijden en de opstanding van hun aanbiddelijken vertegenwoordiger, Jezus Christus, gerechtvaardigd zijn, Rora. 4:25, 'is niet wel tegen te spreken. Gerechtvaardigd zijn ze, in hun Borg, zoowel als in en met Hem opgewekt en gezet in den hemel, vóór ze nog zijn geboren en vóór de persoonlijke dadelijke rechtvaardiging door het geloof verkregen en door het gelooven toegeëigend is.

„Dat het gepredikte woord geen dienst doet tot geloof eij bekëering", zooals Ds. Bos thans schrijft, zie, dat is ook alweer onvolledig weergeven wat de bedoelde broederen leeren. Zij gelooven, dat de wedergeboorte zonder den dienst des Woords plaats heeft bij zeer velen. Dat gelooven wij ook m betrekking tot vele kinderen des verbonds. En deze bedoelde broederen gelooven, voor zoover ik weet, ook dat velen doOr middel van en onder den dienst des Woords worden wedergeboren en tot geloof en bekeering komen.

Een geheel enkele broeder slechts leeraarde dat er reeds in de Heidenwereld wedergeboren worden, geheel zonder het Woord en de bedienmg des verbonds. Ik geloof, dat zij die daarvan vreemdelmgen bleven, zonder beloften en zonder God in de wereld zijn. Een dat het daarom zoo onmisbaar noodig is dat hun door ons het Evan gelie wordt gebracht. Men stompt den prikkel der Heidenzending door die leer af, en bewijs uit de H. Schrift heeft men m. i. er niet voor. Maar een fundamenteel leerstuk is het niet, omdat het zou kunnen, wijl Christus aan de gerechtigheid Gods genoeg gedaan heeft.

Doch wat de Heere kan is niet de vraag, wèl wat Hij wil en naar Zijn Woord doet. Waarom men van dien kant daardoor verontrust, begrijp ik niet, maar betreur ik wel.

Ik breek af, om zoo noodig, later nog breedere uiteenzetting te geven. Alleen constateer ik nog, dat er reden is om te gelooven, dat in betrekking tot de opleidingsquaestie broeder Bos sinds 1901 veranderd is.

Op de vele vergadering door curatoren, professoren enz. destijds te Utrecht gehouden, zocht Ds. Bos mee naar een compromis. Dat nu wensch ik nog te doen. En Ds. Bos?

Nog dit. Dat zij, die met vrees vervuld zijn voor een «nieuwe leer", daarvoor nu meer reden dan vóór negen jaren hebben, weersprak ik den vorigen keer reeds, en gaf de gronden voor die tegenspraak aan.

Ook voor dit woord zeggen wij Ds. Littooy dank.

Het kan kwalijk ontkend, dat de broeders, die deze geschillen thans op de spits drijven, daarbij een gansch onjuiste voorstelling geven van wat de door hen bestredenen leeren.

Wanneer bovendien, gelijk Ds. Littooy terecht opmerkt, de opleidingsquaestie voortdurend met deze leergeschillen in verband wordt gebracht, dan ontstaat de schijn, alsof men naar een stok zoekt om een hond te slaan.

Barbertje moet hangen, onverschillig of Barbertje aan al wat men haar ten laste legt, schuldig is of niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Uit ve Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's