GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN.

XIV.

NIET VOORUIT.

De eerste weken na moeders dood was bij Gilles duidelijk merkbaar wat diepen indruk de gebeurtenis op hem gemaakt had.

Zijn vroegere opgewektheid had plaats gemaakt voor stille droefheid. Placht vaak een vroolijk lied uit zijn mond gehoord te worden, thans zweeg hij. Soms trof nicht hem aan in diep nadenken, waarin zij wel zoo wijs was hem niet te storen. Ook las Gilles nu meermalen voor zich zelf en niet enkel bij de maaltijden in Gods Woord, iets wat hij in lang niet gedaan had. Den Zondag bracht hij nu in den regel thuis en in de kerk door. Ook had hij zich weder ter catechisatie begeven na met den dominee te hebben gesproken, die nu hoopte dat alles goed zou gaan.

Dat hoopten er velen, en met reden, allereerst Gilles zelf. Hij had een diepen indruk gekregen van dood en eeuwigheid, van de onzekerheid des levens, maar ook van het heerlijke te allen tijd bereid te zijn. Zoo had hij dan ook eerst gevoeld hoeveel hem ontbrak, hoe hij niet was als moeder en bovenal, dat als eens plotseling zijn einde kwam, hij eer te vreezen dan te hopen had.

En zoo was hij dan tot het besluit gekomen, zijn leven te beteren, 't Moest anders worden: dat stond bij hem vast, Zooals moeder geweest was moest ook hij worden. Daar zou hij nu naar streven; hij zou niet langer de wereld dienen, maar zijn zinnen stellen op wat beters. En als 't hem daarbij aan kunde en wijsheid ontbrak, die zou hij wel in de kerk en elders ontvangen. Voortaan wilde hij beslist een vroom leven leiden.

Hoe veel goeds nu ook in al de voornemens was, toch beging Gilles één groote fout, n.l., dat hij vergat tot dat al de kracht te zoeken waar die te vinden is, maar ook alleen, namelijk

bij God. De Schrift zegt ons, dat het God is, die in ons werkt beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen, en dat wij juist daarom onze eigen zaligheid moeten werken met vreezen en beven. Dat klinkt wonderlijk en toch is het zoo. Maar Gilles dacht alleen aan het figen werk en daardoor kon het niet goed gaan.

Doch noch hij noch vele anderen — de nicht uitgenomen — merkten daarop. Integendeel menigeen verblijdde zich dat de dood van de moeder zulk een gunstige uitwerking had gehad op den zoon, die nu vooreerst niet meer de wereldsche vermaken najoeg, maar het betere zocht. Doch schijn bedriegt, bedriegt ook wel hem die den schijn heeft, zelf.

Niet lang na moeders dood kreeg de jonge koopman een brief van welks inhoud hij vreemd I opzag. Hij las namelijk dat zijn naaste buur, een juffer die onlangs was gestorven, aan hem of eigenlijk aan zijn moeder, al haar baar geld had vermaakt. Dit was uit dankbaarheid voor de vriendschap die deze dame jarenlang van Gilles' moeder had ondervonden.

Zes honderd gulden was nu wel juist geen groote som — schoon toen wel wat meer waard dan nu — maar toch was onze vriend recht in zijn schik toen hem zoo 200 blanke drieguldens werden toegeteld, Hij haastte zich het aan Piet te melden, die natuurlijk als mede erfgenaam recht had op de helft. Piet vond het eveneens best, doch stelde zijn broer voor, de 300 gulden die hem, Pieter, toekwam tegen vijf ten honderd ter leen te nemen. „Je kunt er dan in den handel veel meer meê verdienen, " schreef Piet, „en als je vijf ten honderd wat hoog vindt, moet je bedenken dat ik in de eerste jaren niet om terugbetaling zal vragen als ik trouw de rente van je krijg”.

„Piet wordt erg uitgerekend", dacht Gilles, maar ik zal toch 't maar zoo doen. Ik heb in alle geval nog f 300 voor mij. Die kan ik be steden naar goedvinden.”

Tot eer van Gilles dient gemeld, dat hij eerst de armen behoorlijk van het verkregen geld bedacht, en toen voor nicht een mooien zijden „Sak" kocht, een vrij wijd opperkleed voor de vrouwen in die dagen. Doch hij had nog heel wat over en nu kwam bij hem een gedachte op, die hij al vroeger had gekoesterd.

Zooals ik zei, had onze vriend in het huis van Wiebold omgang gekregen met lieden die eigenlijk ver boven zijn stand waren, doch vriendelijk met hem omgingen, wijl hij de gast was van den heer des huizes. Dit had, gelijk we zagen, onzen man wel wat in de hoogte gestoken en hem met hoogmoedige gedachte vervuld. Die waren niet verminderd, nu Gilles, na moeders dood, als 't ware onbeperkt heer in huis was.

Nu was er kort geleden te Utrecht — gelijk op andere plaatsen — een genootschap of socie teit opgericht, die men „'t Letterlievend Genootschap" noemde. Daarin kwamen deftige burgers bijeen, om zich, zoo als men dit noemde te oefenen, te weten in de dichtkunst, in het voordragen enz. Later werd ons land als 't ware met zulke societeitenof genootschappen vervuld, waar men vaak zijn eigen stukken of verzen voordroeg, wedstrijden gehouden werden en de een het werk des anderen beoordeelde. Veel nut hebben die kringen echter niet gesticht. Dat er echter ook waren die goed werkten, althans nuttig waren, kunt gij zien achter in het Psalmboek. Daar staat namelijk, dat een as-ntal der Psalmen zijn berijmd door het ge nootschap Laus Deo Salus Populo (wat zeggen wil dat men Gods eer en het heil des volks bedoelt). En nu zijn veelal de psalmen van dit genootschap de best berijmde.

Hoe het genootschap te Utrecht heette weet ik niet, maar wel dat maar niet zoo iedereen er lid van kon worden. Ten eerste wijl het nog al duur was, ten tweede omdat de leden niet anders dan even deftige lieden als zij in hun kring wilden zien. Alleen als iemand geacht werd heel knap in de letterkunde te wezen, maakte men wel eens uitzondering.

Gilles zou dan ook zeer zeker geen lid heb ben kunnen worden, als de vader van zijn vriend Wiebold, welke heer zelf ook lid was, hem niet had geholpen. Toen Gilles hem vroeg hem den weg te openen, was de oude heer dadelijk bereid en zoo kreeg Gilles een hartewensch vervuld en was zijn ijdelheid bevredigd, al maakte hij zichzelf wijs, dat hij toetrad om kennis en wijsheid op te doen. Dit werd trouwens van elk lid gedacht of althans verwacht, 't Kostte wel vesl geld, vooral in het eerste jaar, maar „voor wat moet wat.”

Dan eersten avond toen Gilles in het genootschap kwam, waar de voorzitter hem met een heel lange, heel deftige toespraak welkom heette, gevoelde hij zich minder op zijn gemak en ook dat hij als burgerjongen hier minder paste. Doch al spoedig werd al zijn aandacht geboeid, doordat een heer in een spreekgestoelte ging staan en met luide stem begon te lezen, wat hij een treurspel noemde en getiteld was „Cerinthia en Kalobis". Veel begreep Gilles er niet van; wel duurde de voorlezing heel lang, schoon het stuk nog maar ten halve werd gelezen. Toen echter volgden luide toej uichingen en Gilles deed daar aan wakker mee, misschien wel uit vreugd dat het uit was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 november 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 november 1905

De Heraut | 4 Pagina's