GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Getast”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Getast”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[KERSTFEEST.]

Hetgene van den beginne was hetgene wij gehoord hebben, hetgene wij gezien hebben met onze oogen, hetgene wij aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben, van het Woord des levens. I. Joh. I: I.

Vóór nu bijna tweeduizend jaren is er een klein aantal personen geweest, die „hetGoddelijlc leven in menschennatuur, " niet maar gezien en s.anschouwd, maar ook met hun handen geiasi hebben.

Dit te hebben mogen en te hebben kunnen doen, vonden deze mannen niet alleen heerlijk voor zichzelf, maar ze oordeelden het boven dien voor heel de wereld zóó belangrijk, dat ze het schriftelijk hebben meegedeeld in een brief, die nu reeds eeuwen lang onder de hei lige Schriften der Christenheid telt.

Let wel, ze zeggen niet, dat ze óf het Kindeken Jezus, óf den Nazarener, óf den verrezen Heiland, met den handen getast hebben. Dit toch deden zoo velen. Dit deed ook in 's Hoogepriesters zaal wie Jezus in het aangezicht sloeg, dit deden ook wie hem hingen aan het Kruis.

Neen, ze zeggen het heel anders: Ze hebben in Jezus niet maar gezien en gehoord, maar ook met de handen gefasf iets van het „Woord des levens". Dat in Jezus God in het vleesch geopenbaard was, is hun niet alleen uit wat ze hoorden, niet enkel uit de wonderen die ze zagen, maar evenzoo uit de persoonlijke verschijning van den Eenige, wiens hand ze gedrukt, tegen wiens borst ze geleund hebben, volkomen klaar geworden. Wat ze getast heb ben met de handen was niet maar het vleesch, maar in en door dat vleesch „het eeuwige leven dat bij den Vader was, en nu hun in Christus geopenbaard was.”

Dit viel him ten deel, ons niet. Gelijk Pau lus het betuigt: Wij kennen nu Jezus niet meer naar het vleesch; en geen beeld van Jezus, zoo min dat van het heilig Kindeken als een J5V« Homo, kan dit vergoeden. Het komt hier op „tasten met de handen" aan, en dat is na Jezus' hemelvaart uitgesloten. Zelfs op den weg naar Damascus is Jezus den man van Tarsen niet zóó nabij gekomen, dat hij hem met de banden tasten kon. Paulus heeift Jezus' heerlijkheid gezien en zijn stem gehoord, maar aangeraakt heeft hij Jezus niet.

De zekerheid onzer hope rust niet op ons tasten, maar op geloof, op geloof alleenlijk; maar dit geloof heeft niet enkel het innerlijk feit der wedergeboorte, maar ook het uitwendig feit van Jezus' verschijning tot grondslag. Het is een persoonlijk, maar geen op zichzelf staand ge loof, dat ons zaligt. Ons geloof staat in verband met bet geloof van heel de Christenheid, en vindt zijn hoeksteen niet enkel in wat God aan onze ziel doet, maar ten minste evenzoo in wat vóór lange eeuwen geschied is, in wat in Jezus gezien is, en in het feit dat de discipelen Jezus getast, en in dat tasten zijn heer lijkheid gevoeld hebben.

We kunnen geestelijk nabij God verkeeren, maar in Jezus verkreeg dat geestelijke een zekeren steun door zijn Vleeschworden, door zijn op treden in onze menschelijke natuur, door zijn verschijnen voor het oog, en in die vaste werkelijkheid, die de discipelen in hem getast hebben.

Ons Kerstfeest is daarom niet enkel geestelijk te vieren, het is ook een feest der herin nering, een feest der voorstelling, een feest aan feiten gebonden, en voor de werkelijkheid dier feiten rust onze onomstootelijke waarborg in het getuigenis, dat voor ons ligt, d. i. in het getuigenis van mannen die zelven dat Kindeken, straks tot man opgegroeid, met de handen ge tast hebben, en in die aanraking van zijn heilige persoonlijkheid de trilling van het God delijk leven, de bezieling van het Woord des levens gevoeld hebben.

Nu scheen het lange dagen, alsof dit getuigenis voor ons overbodig was.

Immers, heel de Christenheid stond en leefde in de vaste, onwrikbare overtuiging, dat in het Kindeken van Bethlehem Gods eengeboren Zoon tot ons was gekomen. Wie zich dit Kindeken op Maria's schoot uit de herinnering voorstelde, knielde als vanzelf in stille, dank bare aanbidding neder. Er werd aan de werkelijkheid van het vleeschgeworden Woord niet getwijfeld.

Men aanbad en was in de verrukking dier aanbidding zalig. Het was één loven en dan ken, één zingen en prijzen. Er was maar één naam, die aller ziel in gloed zette, en welke andere naam was dat dan de naam van Jezus ?

Maar hierin kwam een keer. Er is afval ingetreden. De bedrijvige, meest op winst en vermaak bedachte wereld heeft zich aan de betoovering van dien heiligen naam onttrokken, de wetenschap heeft zich tegen dien naam gekeerd, ijdele philosophic heeft van Jezus' verschijning heel iets anders gemaakt, en zelfs „geloovige" leeraars zijn in de draden dier phüosophie verstrikt geraakt.

Het heilig enthousiasme dat op Kerstfeest nog vóór 50 jaren heel de Christenheid aangreep, is nu in breeden kring gebluscht.

En hoe dat toeging?

o, Zoo van zelf. Men trok eenvoudig de idee van Jezus' heiligen naam los van de werkelijkheid. De werkelijkheid waarin men leefde en genoot, was de natuur, was het stoffelijke, was het geld, was het zingenot. En daarnaast stond de wereld van onze gedachten, van onze verbeelding, van ons zinnen en ons peinzen. Ook een rijke wereld, maar die de werkelijk heid miste.

En zoo schonk men toen ingang aan de voorstelling, dat al wat men dusver van Jezus geloofd en toegejubeld had, o, zoo schoone poësie was; maar poësie. Menschelijke verzinning, menschelijke ideeën-ontplooiing, men schelijke phantasie, vol heerlijke, stoute ge dachte; alleen maar niet historisch, niet wer keiijk, niet alzoo leit geweest. Want dat kon niet. Dat duldde de wetenschap der natuur niet. Daar stond alle tastbare werkelijkheid tegenover.

En met deze ééne wending, dat de historie van Bethlehem tot den Olijfberg voor foisie werd verklaard, waande men nu alles gered, en toch zijn natuurwetenschap geëerd te hebben.

Het Kerstfeest heerlijke, verheven poësie, waarin men van harte meezong.

Alleen, vast moest staan, dat 't niet alzoo geschied was.

En ’t gevolg?

Dit, dat in een kwart eeuw uit dien breeden kring ook die heerlijke poësie wegstierf. Och, in poësie vermeien zich meer dan vluchtig slechts enkele phantasierijke geesten. En dat in dien breeden kring zelfs op 't Kerstfeest óf niets niets meer i^oor Jezus gevoeld wordt, óf dat men hem nog eert, ja, doch hoogstens als leeraar van een rijke leer, tot ten slotte ook op het rijke van die leer wordt afgedongen, en of Buddha óf Mohamed naast den rabbi van Nazareth geplaatst wordt, eerst om hern te verklaren, straks om hem te overschaduwen.

Eu dan is er, God beter 't, nog de Synode van een Christelijke kerk, die dat oogluikend duldt, en een kerk die.... protesteert op een stuk papier.

o. Kerstnacht, schooner dan de dagen, hoe is uw glans verdonkerd, hoe hebben die helden der poësie uw zoete glorie in heel dien breeden kring vermoord!

Hebben nu de apostelen dit voorzien, en ons daarom zoo plechtig de iverkelijkheid dezer dingen betuigd door te zeggen, dat ze in Jezus het Goddelijke met hun handen zelfs ^rfaj? hebben ?

Den afval voorzagen ze stellig, maar dat ze juist de wijze waarop men thans van het heilig Kindeken afvalt, voorzagen, mag betwijfeld. En dit hoefde ook niet.

Immers nog bij het leven van Johannes kwam het Docetisme op. Ook een ijdele philosophie, die alles in Jezus voor schijn, voor gezichts bedrog verklaarde. Op andere wijs, teederder en mystiek, maar in den grond 'tzelfde als wat men thans met de tegenstelling tusschen heilige poësie en werkelijkheid bedoelt.

Tegen dien gruwel van toen riep Johannes het bloed op, dat hij zelf aan't kruis uit Jezus'zijde had zien vloeien; riep hij het getuigenis op van Thomas, die zijn vinger in de wonde stak; maar plaatste hij, bovendien het nog stelliger getuigenis, dat zij, de apostelen, niet alleen Jezus persoonlijk hadden aangeraakt, tnaar dat ze in die aanraking het eeuwige leven, dat hem vervulde, met de handen getast hadden.

Nu geeft dit natuurlijk voor de afgevalleuen niets. Zij verklaren eenvoudig, dat wat Johannes' naam draagt niet echt is; dat bij ons nooit schreef; en dat zoo hij 't schreef, het onzinnig gedacht is. Apostolische dwaling.

En dit kan niet anders.

Aan wie niet gelooven wil, is de inhoud van uw geloof nooit te bewijzen. Uw geloof moet altoos diepen grond in u zelven hebben, den Heiligen Geest in u, uw hart nabij God, en u levend lid weten van het mystieke lichaam der verlosten, waarvan Jezus het verheerlijkte Hoofd is.

Maar voor wie, uit loutere genade, dit pand der Hope in zijn hart mag bezitten, is dit ge tuigenis van den Apostel heerlijk.

Hem voert het uit 't heden in het zalig verleden van Bethlehem terug, en hem doet 't in de aangrijpende en bezielende voorstelling de kern der werkelijkheid als met apostolische hand grijpen.

Het staat dan tusschen de bedillende tegen spraak der afvalligen en het heilig getuigenis van den apostolischen kring, in welks midden Jezus optrad, sprak en handelde.

En dan twijfelen we niet en aarzelen niet maar voelen ons hart op 't Kerstfeest ontvonkt in heilige vreugde. Dan danken en dan aan bidden we. Dan brengt dat Kerstfeest ons Jezus weer nader, en in Jezus God zelf weer nader aan ons hart.

En dan is juist dit onze roem, dat wat de hoogste poësie zich fantaseerde, voor ons nog overtroffen is door een Goddelijke werkelijk heid, waaruit hier beueden onze levenskracht vlamt, en die hiernamaals ons 't eeuwige leven waarborgt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1905

De Heraut | 4 Pagina's

„Getast”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1905

De Heraut | 4 Pagina's