GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Bij het suizen eener zachte stilte”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Bij het suizen eener zachte stilte”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En na de aardbeving een vuur; de HEERE was in het vuur niet; en na het vuur het suizen van een zachte stilte. I Kon. 19 : 12.

Het „nabij God te zijn" is niet bij ieder eender, maar, evenals alles wat het intiemste van ons leven raakt, bij den „een aldus, en bij den ander alzoo." Zij, die in den stroom van het methodisme meê afdreven, voelden, althans erkenden dit niet, en vandaar de dorheid van het methodisme op geestelijk gebied. Altoos naar buiten.j IJveren en zwoegen voor Jezus, maar zoo weinig het suizen van de zachte stilte, waarin de verborgen omgang genoten wordt.

Om onze zonde tot zelfs in het heiligste altoos die moordende eenzijdigheid. Het ziekelijk mysticisme, dat bij de pakken neerzit en geen stroom in het water weet te brengen, en daartegenover het altoos gejaagde methodisme, dat in overbezigdruk zijn, ten leste oor noch oog heeft voor het intieme van den heiligen omgang eener toegebrachte ziel met haar God. En daarom, de mystieke kring heeft van den methodist, en de methodist heeft van den mystiekaangelegde te leeren. Eerst uit beider aandrift bloeit weldadigaandoende harmonie op.

Op zichzelf is een mystiek zoeken van het Goddelijke nog volstrekt niet Christelijk. Zulk een mystiek zoeken kennen nog, op uitgebreide schaal zelfs, de heidenen in Azië, en al bevroor het thans meest onder de Islam, toch heeft ook de Islam het gekend, en kent het onder de Safi's in Perzië en de Derwischen in voor-Azië nog.

Om het Christelijk stempel te dragen, moet het zijn nabij God, door den zoen en den band van den Middelaar gaan. „Ik en de Vader zullen komen en woning bij hen maken." En dit nu juist sluit bij^het zoeken van God

en voor alle zijn nabij God, de altoos doodende eenvormigheid uit. Nabootsing leidt op dat heilig gebied tot niets dan zelfbedrog. Wel is er voor alle mystiek der ziel die God zoekt en vindt, een vastigheid en onveranderlijke gelijkheid in de onveranderlijkheid Gods, maar de afspiegeling van ditEenigeen Eeuwige in God, gelijk die kaatst in 's menschen ziel, kan niet één zijn en is nooit één, omdat ziel van ziel verschilt in aard, aanleg en uiting, en juist dientengevolge elke ziel een eigen geschie denis heeft, waaruit eigen behoeften en eigen talenten opkomen.

Het is dan ook niet juist gezien, als ge uit Ëlia's ontmoeting bij de spelonk zoudt willen afleiden, dat de Heere zich alleen in het suizen der zachte stilte openbaart. Dat toont de last, dien Elia ontving, wel anders. Het was de last om Jehu te zalven, en zulks wel onder de toevoeging: Jehu zal dooden wie aan het zwaard van Hazaël ontkomt, en Elisa hem die ontkomt aan het zwaard van Jehu. Stouter ijveraar dan Jehu is er niet geweest.

Niet in het vuur en niet in den storm, maar in het suizen der zachte stilte, zegt volstrekt niet, dat Mozes niet in het vuur van Horeb, noch dat Eavid in den storm van Saul's vervolging zijn God niet heeft gevonden. Het zegt alleen, dat voor Elia, op dat oogenblik en in de gemoedsstemming waarin hij toen verkeerde, de gloed eerst verbleeken, en de storm eerst moest uitloeien in zijn hart, eer bij in staat was om in de zachte stilte zijn God te ontmoeten, en zijn profetischen last te ontvangen. Op Karmel was het vuur en was de storm, en zoo ooit en ergens, dan heeft Elia op den Karmel de tegenwoordigheid van 'sHeeren majesteit gezien.

Het ondenkbare, . om voor het zijn nabij God één regel te stellen, die voor allen gelden zal, gaat dan ook zoover door, dat eenzelfde regel voor heel het leven zelfs bij één en hetzelfde kind van God zich niet denken laat.

Wie nu oud en welbedaagd is, heeft de jaren van zijn manlijke kracht en daaraan voorafgaande de jaren van zijn jongelingschap, en daar weer achter liggende de dagen van zijn kind-zijn, gekend.

En laat nu spreken, wie in deze vier perioden van zijn leven iets van den heiligen, verborgen omgang met zijn God heeft gekend, en immers, hij zal moeten getuigen, dat het in elk van die Vier tijdperken telkens zoo heel anders was. In het gemeen vooruitgang, het is zoo, maar toch zoo, dat hij als man soms naar de dagen van zijn kindzijn kon terug verlangen, en het verstond als Jezus het kindeke zegende, en sprak: „Derzulken is het koninkrijk der hemelen."

Het is daarom zulk een schennis van het heilige, als wij ouderen voor Jaet eigenaardig karakter van het zieleleveu van een kind geen oog hebben, en dien eenvoud, die klaarheid, die geestdrift van het kind vertreden onder onze zware, drukkende vormen. Een kind geestelijk opvoeden is allereerst uitgaan van het geloof, dat God ook in dat kind werkt, althans werken kan, maar tevens dat de heilige Geest dit doet gelijkerivijs hij wil" (r Cor. 12 : II).

Moeder, vader, oudere zuster of broeder, ja zelfs kindermeisje, en vooral onderwijzer van kinderen te zijn, is in goeden zin, zonder dit geestelijk inzicht, onmogelijk. Verkeerd begrepen kinderliefde verzengt zooveel in het kinderhart, wat anders welig zou opbloeien.

En is 't zoo met het kind, niet anders is het met den knaap en de jonge dochter. Voor eiken leeftijd een eigen vorm van het zieleleven, met eigen behoeften. Wie dit nu verstaat, die voedt en voedt op, en steunt en sterkt, en leidt en wint voor God; maar wie altoos het model van zijn eigen zielstoestand wil toepassen, verstoort en verstikt.

Niet anders is het met het machtig verschil, dat God tusschen man en vrouw gesteld heeft.

Voorzeker, er zijn mannen die u aan een vrouw, er zijn vrouwen die u aan een man doen denken, en vooral onder vrouwen wint thans een zucht veld, niet alleen om zich zelfstandiger te ontwikkelen, wat recht is, maar ook om zich die ontwikkeling te verschaffen in een vorm gelijk aan den manj wat ingaat tegen het Goddelijk bestel.

Maar deze zonderlingen nu weggedacht, voelt, ziet en tast ieder, dat het zieleleven van de vrouw een ander stempel draagt en anders door God besnaard is, dan het zieleleven van den man. Andere gewaarwordingen, andare krachten, andere gevoelens, andere talenten.

De lelie is niet minder dan de palmboom, maar ze heeft een ander schoon, een andere heerlijkheid van God ontvangen. De ééne zon van Gods hemel werkt anders in op de ééne dan op de andere plant.

En zoo nu is het ook met het nabij God zijn van den man, en het nabij God zijn van de vrouw. Het is de ééne Zonne der gerechtigheid, maar die op beide anders inwerkt.

De moeder, de vader, die zoon en dochter voor één aanziet, en ze niet onderscheidenlijk bejegent, bederft, ja verderft soms zooveel, dat, bij verstandiger inzicht, heerlijk kon opbloeien.

Alleen moeder en vader saam volstaan voor het gemengde kroost, en waar vader of moeder wegviel, is de taak van wie achterbleef zoo hoog ernstig, om het verschil in aard en aanleg van zoon en dochter tot zijn recht te doen komen.

Ook voor man en vrouw geldt dit, vooral zoo de één verder op den weg des heils voortschreed dan de ander.

De vrome vrouw die den nog aarzelenden man winnen wil, streeft haar doel voorbij, zoo zij haar vrouwelijk zieleleven op den man wil enten; en evenzoo de man, die om zijn vrouw voor God te winnen, haar in het geestelijk gareel van zijn manlijk leven drijft, is zelf oorzaak van zijn bittere teleurstelling.

Zeker, de man moet de vrouw geestelijk sterken, en wennen aan den storm en het vuur, en ook de vrouw moet den man geestelijk verfijnen, en wennen aan het suizen van de zachte stilte, maar de grondtrek van beider eigen zieleleven moet onaangetast blijven.

De vrouw leeft anders nabij God dan de man.

Een soortgelijk verschil nu gaat ook door voor de verschillende toestanden, waarin we ons bevinden.

Neem den kerkelijken strijd.

In dien strijd is nu een tijdperk van noodzakelijk, niets sparend, hevig verzet tegen wat Gods v-erbond ontheiligen wil. Maar ook daarna, zoo de overwinning bevochten is, een tijd van rust en vrede, en van stillen arbeid voor Gods ko ninkrijk, in den strijd tegen zonde en jammer en ellende. En hoe dikwijls is het nu niet gezien, dat mannen, die in deze eerste periode godzalig volhielden en mannen vol des Heiligen Geestes waren, in een tweede daaropvolgende periode van rust en vrede inzonken, zienderoogen achteruitgingen, en hun vroeger geestelijk standpunt varen lieten ?

En zooals het in den kerkelijken strijd is, zoo is het in de worsteling van ons eigen leven, in de slingering tusschen voorspoed en tegenspoed, tusschen machtige verheffing boven eigen zonde en de bezwijking voor te Sterke verleiding.

Dit alles schept een verschil van toestand, van omstandigheden, van gewaarwordingen, van zielsbevindingen; en wee hem, die onder dat alles door, slechts één snaar op de harp van zijn ziel heeft.

Ons hart is door God zoo rijk besnaard, en voor eiken keer in het leven moet ons hart een andere snaar bespelen kunnen, onzen God ter eere en tot vertroosting van onzen verborgen

mensch. Elia's voorbeeld toont ons, hoe God zelf daarmee rekent, en al naar onze toestand is, ons hart van een andere zijde nadert.

Alleen hij nu, die hiervoor een luisterend oor heeft, zich hiernaar voegt en schikt, en innerlijk zoo rijk bestaat, dat hij zijn God zoekt al naar de poort is, die God hem in zulke omstandigheden voor heilige toenadering opent, zal het „nabij God te zijn, " niet alleen onder alle omstandigheden voelen doorgaan, maar ook in elke omstandigheid het rijkst genieten.

Nu eens in stille overpeinzing, dan in bange worsteling, nu uitgaande, dan ingaande, maar altoos levendig, bezielend en krachtig.

Het zoeken Gods om onze ziel tot Zich te trekken en voor Zich te ontsluiten, is wisselend als de jaarseizoenen, waarin de natuur de werking der zon ondergaat.

En daarom, wie geestelijk slechts één jaarseizoen kent, verarmt.

Wie volgt in de wisselingen, die God ovar hem brengt, is het rijke kind van den rijken Vader in de hemelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1906

De Heraut | 4 Pagina's

„Bij het suizen eener zachte stilte”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1906

De Heraut | 4 Pagina's