GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Frankrijk. Zegepraal der gematigden onder de Roomschgezinden.

In Parijs zijn de Fransche bisschoppen vergaderd geweest, en in hunne samenkomst heeft de gematigde partij gezegevierd. De 25 mannen die zich rekenden tot de geestes-aristocratie van Frankrijk, welke den paus den raad gaven zich bij de wet op scheiding van kerk en staat neer te leggen, en die daarom door de Ultramontaansche pers met smaad werden overgoten, hebben dus het pleit gewonnen. Nu ook het land zoo duidelijk heeft gesproken en zich voor de wet verklaard heeft, waarbij de Roomsche Kerk zoo gevoelig wordt getroffen, zal de paus denkelijk wel toestemming geven, om Cultusvereenigingen op te richten.

Het doet ons leed dat het daartoe komen zal. Immers daardoor wordt uitgesproken, dat men het zich laat welgevallen dat de Kerk van Christus zich tegenover de Overheid openbaart als eene gewone burgerlijke vereeniging. Dat de Overheid haar als zoodanig beschouwt en behandelt, is zeker te betreuren, doch daaraan kan de kerk niets doen. Doch dat zij als eene Cultusvereeniging bij de Overheid wil bekend staan, achten wij verkeerd.

Het is nu de vraag of de radicale meerderheid in de Kamer van afgevaardigden de wet zoo gematigd en verzoenend zal uitvoeren als de meeste candidaten voor het lidmaatschap dezer vergadering, vóór hunne verkiezing aan de kiezers hebben beloofd.

Dit is zeker, dat de Roomschgezinden in Frankrijk door de jongste verkiezingen een gevoelige nederlaag geleden hebben. Wanneer zij er uil geleerd hebben om voortaan één lijn te trekken en gezamenlijk tegen den revolutionairen geest te strijden, dan komt uit verlies winst voort.

De hoogleeraar der Parijsche Protestantsche faculteit, Sabatier, heeft een geschrift over „Scheiding van Kerk en Staat" in het licht gegeven, dat binnen drie weken een tweeden druk beleefde.

In dit geschrift wordt betoogd, dat „het derde Frankrijk, " waarop de Roomsch-gezinden hunne hoop gevestigd hadden, anti clericaal is.

Sabatier zoekt in een voorrede van 84 bladzijden aan te toonen, dat er in Frankrijk een liberale geestelijkheid gevormd wordt, die binnen tien jaren de meerderheid in de Roomsche kerk zal uitmaken. Wij houden het er voordat deze schrijver zich vergist. Op den duur zullen geestelijken die van de Roomsche leer afwijken, niet door de gemeenten onderhouden worden.

Het zal die pastoors gaan als de moderne predikanten in ons vaderland. Naarmate zij meer afweken van de leer der kerk, verlieten de hoorders hen. Zoo zal het ook in Frankrijk gaan. Een man zoo welsprekend als de gewezen Carmeliet Hyacinthe Loyson is het niet gelukt eene kerkgemeenschap op de been te houden; veel minder zal het hun gelukken die niet over schitterende talenten beschikken en toch als „Reformisten", willen optreden.

Kenmerkend, voor Fransche toestanden is hetgeen een socialistisch blad na de overwinning, bij de stembus behaald, verkondigde: „Wij hebben nu met de clericalen voor goed afgerekend. Ieder ziet in, wat de regeering en de meerderheid wil. Het volk is in zijn groote meerderheid atheïstisch gebleken. Alle kerken zullen dus gesloten worden, het leger ontbonden en de eigendommen verdeeld."

Dit program laat aan duidelijkheid niets te wenschen over. Zullen de Roomschgezinden nu de handen inéénslaan om den gemeenschappelijken vijand eendrachtiglijk te bekampen?

Zullen de Fransche protestanten eindelijk gaan inzien, dat zij geheel verkeerd deden, door steeds de revolutionairen te steunen en de clericalen te bestrijden?

Tot hiertoe ijverde de eene Roomsche bisschop voor de herstelling van het koningschap, terwijl een andere een oorlog op eigen hand tegen de machthebbers der republiek voerde. Men heeft onder de Roomschgezinden Orleanisten, Bonapartisten en voorstanders van den republikeinschen regeeringsvorm. Maar tot eene gemeenschappelijke actie kwam het niet.

Als men ziet wat de Roomsche staatspartij in Duitschland wist te verkrijgen, dan moet men in Frankrijk wel jaloersch zijn. Niemand minder dan de ijzeren kanselier Von Bismarck zocht de Roomsche kerk door zijn befaamde Meiwetten te knechten, doch de Roomsche staatspartij wist die wetten afgeschaft te krijgen en dwong zijdelings Von Bismarck tot aftreden. Daarna heeft de Roomsche staatspartij, door als één man te ageeren, zoodanigen invloed op den gang der zaken verkregen, dat elk staatsman rekening met haar houden moet.

In het Roomsche Frankrijk werden de clericalen in de laatste jaren steeds meer in den hoek gedrongen. Zou het alleen daardoor zijn, dat zij geen staatsman bezeten hebben met de talenten van een Windthorst, die in Duitschland alle Roomschgezinden tot één politieke macht wist saam te binden?

Zeker heeft het den Franschen clericalen geschaad, dat zij in de laatste jaren geen eminent staatsman hadden, die leiding wist te geven aan eene gemeenschappelijke actie. Doch het komt ons voor, dat de B.oomschen van dezen tijd de gevolgen ondervinden van de misslagen hunner voorgangers in vroeger tijd. Het tweede keizerrijk bracht Frankrijk den smaad, dat het door Duitschland werd overwonnen en de provinciën Elzas en Lotharingen aan den overwinnaar moest afstaan. Gedurende het tweede keizerrijk hadden de clericalen den boventoon en werden de minderheden, de Protestanten, niet het minst onderdrukt. Daartegen is een reactie gekomen, die steeds in kracht toenam, al konden de clericalen, ook na de nederlaag van '71, zich nog een tijdlang op het regeeringskasteel handhaven. Het orgaan van den paus heeft den Franschen clericalen te recht den raad gegeven, er eens over na te denken, of ze zelf niet veel schuld hebben, dat de zaken zóó geloopen zijn.

Zuid-Afrika. Uit de kerk van Pretoria.

De Gereformeerde kerk van Pretoria blijkt in een treurigen toestand te zijn geraakt. Wat is het geval?

Deze kerk wordt bediend door één leeraar. Er werd echter in de gemeente gevoeld dat er een tweede predikant hoogst noodig was en daarom moest beroepen worden. De gemeente toonde ook dat dit haar ernst was, door ruim te teekenen op een lijst voor het tractement van den toekomstigen tweeden leeraar.

Op Zondag 4 Maart werd haar echter bekend gemaakt, dat de kerkeraad besloten had, eene vergadering met de gemeente te houden, waarop het beroepen van een tweeden leeraar opnieuw zou besproken worden. Dit besluit van den kerkeraad was genomen op verzoek van een twintig leden der gemeente, die uit een finantieel oogpunt bezwaar hadden tegen het beroepen van een tweeden predikant.

Om dit verzoek te behandelen, werd een buitengewone vergadering van den kerkeraad gehouden. Een deel der kerkeraadsleden wees er op, dat wanneer men zich niet hield aan het besluit van kerkeraad en gemeente, men niet alleen inbreuk maakte op de rechten der gemeente, maar men ook een breuk zcu veroorzaken, die wellicht nooit meer te heelen zou zijn.

Dit nam niet weg, dat de kerkeraad met ééne stem meerderheid besloot, opnieuw het beroepen van een predikant te bespreken.

Dit lokte een protest uit, onderteekend door 60 leden der gemeente. Op dit protest werd niet gelet. De vergadering met gemeenteleden werd gehouden, en op deze werd het besluit genomen, het beroepen van een tweeden predikant voor onbepaalden tijd uit te stellen.

Tegen deze handeling meenden een vijftal ouderlingen en een drietal diakenen te moeten opkomen. Vooral schijnt het deze acht broeders gehinderd te hebben, dal het besluit om voorshands geen tweeden predikant te beroepen, genomen werd met medewerking en onder leiding van den predikant der gemeente. Deze acht broeders vonden het niet oorbaar dat de predikant der gemeente onder deze omstandigheden zou voorgaan. Zij stelden den predikant daarvan in kennis, verzochten hem op Zondag 25 Maart niet op te treden, omdat zij ernstige bezwaren tegen hem hadden, hem tevens uitnoodigend een vergadering van den kerkeraad bijeen te roepen, om te onderzoeken of de ingebrachte bezwaren al dan niet gegrond waren.

De predikant gaf hierop ten antwoord, dat hij het verzoek om niet op te treden voor de gemeente niet kon opvolgen, doch dat hij den kerkeraad zóu bijeenroepen. Die kerkeraadsvergadering werd op 2 en 3 April gehouden, waarbij een deputatie eener genabuurde kerk tegenwoordig was. De acht broeders kregen gelegenheid hunne bezwaren uiteen te zetten, en hoewel erkend werd dat deze juist waren, nam de vergadering een voorstel aan, waarin ondermeer voorkwam dat de aanklacht kerkrechtelijk ongegrond was, met verwijzing naar Matth. I8,

Hiermede zou wellicht di't incident geëindigd zijn. Doch sommige tegenstanders van het achttal waren van oordeel .dat het achttal opposanten onder kerkelijke behandeling moest genomen worden. De voorzitter antwoordde hierop, dat men een ambtsdrager, zonder dat een aanklacht tegen hem wordt ingebracht, niet uit zijn ambt kon zetten, en vroeg aan de broeders beschuldigingen tegen het achttal in te brengen. Daarop kwam een aanklacht van het trouweloos verlaten van den dienst. Doch deze beschuldiging werd als ongegrond weder ingetrokken. Een tweede beschuldiging werd tegen hen ingebracht wegens laster; toen men daarvoor geen grond bleek te hebben, werd die beschuldiging ook al ingetrokken.

Toen werd er opgemerkt, die broeders moeten toch gestraft worden, want onze vrouwen hebben gezegd, „als die mannen nog langer in de bank zitten, komen wij niet meer in de kerk." De voorzitter merkte andermaal op, dat ervan geen schorsing sprake kan zijn, of er moeten beschuldigingen ingebracht worden. Daarop werd het achttal ten laste gelegd, dat zij zich schuldig gemaakt hadden aan „openbare scheurmaking, geweld en indringen in eens anders dienst." Op welke manier deze broeders zich aan deze dingen schuldig gemaakt hadden, werd niet gemeld. Maar toch werden zij op die aanklacht in hun ambt geschorst.

Zoo is de voorstelling der zaak van het geschorste achttal; zóó hebben zij het aan de leden der Gereformeerde kerk medegedeeld.

Wij willen hier niet wijzen op de verschillende kerkrechtelijke fouten, die van weerszijden gemaakt zijn. Doch wij wenschen het onzen broederen toe te roepen: Ziet toch toe, dat gij niet, door elkander te verbijten en te vereten, uit het oog verliest, welk eene heerlijke roeping de Heere u te vervullen gegeven heeft tegenover het zwaar beproefde volk van Zuid-Afrika, Wanneer de Gereformeerde kerk van de hoofdstad van Transvaal een huis is, dat tegen zich zelve verdeeld is, dan kan men van haar niet die leiding verwachten, die kerk en maatschappij noodig heeft.

Wij verstaan dat de broeders, die een tweeden predikant voor Pretoria begeeren, teleurgesteld en verbitterd zijn door den tegenstand dien zij bij hun streven ondervonden. Doch laten zij het bedenken, dat die tegenstand niet overwonnen wordt door het voorspellen dat er een wellicht onheelbare breuk zou ontstaan als er geen tweede predikant kwam. Het kwaad is, vooral in het kerkelijk leven, te overwinnen door het goede.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1906

De Heraut | 4 Pagina's