GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Genadeverbond en zelfonderzoek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genadeverbond en zelfonderzoek.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Er dreigt ons kerkelijk leven een gevaar, dat niet onderschat mag worden.

In menig opzicht hebben we God dankbaar te zijn voor de uitnemende weldaden, die Hij ons schonk. Indien zelfs de dag der kleine dingen niet veracht mag worden, hoeveel te meer hebben we dan te roemen, waar zoo kostelijke blijken van Gods gunst aan onze Kerken werden geschonken. Wie een eeuw geleden zich terug denkt en het toen met het heden vergelijkt, dankt God, die, trots de ontrouw van ons volk. Zijn verbond gedacht en zulke machtige daden in ons midden heeft gedaan. Toen, juist drie eeuwen na de Dordtsche Synode, de Kerk onder het juk van Koning Willem's staatscreatuur gebracht en na een kort protest een zwijgend berusten in den roof aan Christus Kerk gepleegd. Toen een Kerk, die in naam nog Gereformeerd, in wezen - AUaart Pierson merkte het terecht op - puur Remonstrantsch was geworden. Toen hier en daar nog enkele eenzame strijders, een Bilderdijk, een Schotsman, een Van der Kemp, die de Gereformeerde Banier omhoog hielden, maar gehoond, gesmaad, en verguisd door al wat aanzien had en macht. Toen een kleine schaar van geloovigen, maar die in ziekelijk Lampianisme bevangen, wegschool in eigen tente, in plaats van een zout en licht voor ons volksleven te zijn. Toen geen Gereformeerde theologie, geen Christelijke wetenschap, geen kerkelijke zending, geen zorg voor de ellendigen des volks. Een doode akker, waarover de ijskoude adem van het Rationalisme blies en waarop nauwelijks hier en daar nog een enkel grassprietje teeken van leven bood.

Maar de profetie van Bilderdijk, waaraan in deze dagen zoo vaak herinnerd is, is in vervulling gegaan. Na de dampen dezer rampen brak het licht van Gods genade weer door. Holland leefde weer op, en in Holland wat steeds Hollands kracht en sterkte was geweest, de Kerk van Christus. Eerst ­ waren het enkele machtige geloofselden, profeten en profeten-zonen, Bilderijk, Da Costa, Groen van Prinsterer, De lercq, Kohlbrugge. En hun woord ging ezield en bezielend uit over den akker des oods en de Geest Gods kwam aan op de inden, en been voegde zich aan been, en et dor geraamte werd met zenuw en vleesch ekleed en het leven keerde weer. Voorop ing het Réveil, dat machtig neerbruisen it den Hooge van de waterstroómen des ieuwen levens. Straks, niet het minst door roen van Prinsterer's leiding, werd de wilde ergstrooin in zuiverder bedding geleid. Tot weemaal toe werd, zij het ook onder hanen strijd en worsteling, een deel der Kerk evrijd van Staatsalmacht ep Synodalen wang. De vrije Gereformeerde Kerken loeiden saam en toonden door schitterende ffervaardigheid wat Christus Kerk ook onder Staatshulp vermag. Een net van hristelijke scholen overdekte heel het land m het gedoopte zaad der natie weer tot er kinderen Heiland te brengen. Onze heologie kwam weer tot eere, waar ze de ude en beproefde waarheid Gods op vaak chitterende wijze wist aan te passen aan et bewustzijn van onze eeuw en te veredigen tegen het moderne ongeloof. Een hristelijke wetenschap werd geboren, die

in de Vrije Universiteit haar tolk en steunpunt vond. De Kerkelijke zending trachtte de baier des Evangelies ook in onze koloniën te planten. En de geest der Christelijke barmhartigheid waakte op en wist in tal van uitnemende stichtingen hulp te bieden aan gevallenen en armen, aan kranken van lichaam en ziel, aan weduwen en weezen, die van hulpe waren beroofd.

Even arm, even koud, even doodsch als voor een eeuw geleden ons kerkelijk leven was, even rijk, even warm, even bezield staat het thans voor aller oog en dwingt de bewondering zelfs van den vreemdeling af.

We zeggen dit niet om ons te verhoovaardigen. Integendeel, het doel van deze artikelen is juist om het oor te luisteren te leggen aan het hart van ons kerkelijk leven en te vragen of die harttonen wel zuiver klinken, hoe bloeiend-gezond het lichaam , ook schijnt.

Ook weten we uitnemend wel, dat Christus Bruid nooit zonder vlekken is op aarde. En voor de vlekken ook van ons kerkelijk leven zijn we waarlijk niet blind. Al mag, dank zij de Utrechtsche Synode, de felle broedertwist gedoofd zijn, telkens blijkt, dat aan de liefde, die de band der volmaaktheid is, nog zooveel ontbreekt. Bovenal, het blijft een wonde, een voortdurende smart der ziel, dat Gods erfvolk in ons land, door kerkelijken scheidsmuur gedeeld, in plaats van den gemeenschappelijken vijand te bekampen, zoo vaak door onderling gekrakeel afbreuk doet aan eigen kracht.

Maar al is daarom en om zooveel meer, waar we publiek niet eens over spreken willen, bij ons veel meer de beschaamdheid des aangezichts, dan het roemen in eigen sterkte, tegelijk dringt het geloof ond dankbaar te erkennen, dat de Heere onze God zijn volk weer bezocht heeft, dat Hij in haar diep verval de hutte Sion weer heeft opgericht, dat Hij genade en eere schonk aan het volk dat Hem vreest.

Niet daarin, dat ons Kerkelijk leven nog menige rimpel en vlek aankleeft, schuilt het gevaar. Al blijft het des Christens plicht en roeping om met den Apostel Paulus te jagen naar de volmaaktheid, toch weten we even goed als hij, dat de klacht tot het einde toe blijven zal: gegrepen heb ik het niet. Wie van een volmaakten kerkstaat op aarde droomt, vervalt tot de dweperij der Chiliasten. Niet wij, niet onze beste leidslieden op aarde, maar Christus zelf zal eens zijn Bruidskerk aan den Vader voorstellen als een Bruid zonder rimpel en vlek. En dat niet in deze aardsche bedeeling, maar in het Rijk zijner glorie, wanneer het nieuwe Jeruzalem uit den hemel zal neerdalen, waarin geen ongerechtigheid meer gevonden wordt.

Een gebrekkige Kerk blijft het dus altijd hier op aarde tot de voleinding der eeuwen. Dat belijdt de Bruid zelve waar ze zegt: zie mij niet aan, dat ik zwartachtig ben gelijk de tentgordijnen van Kedar. Elke poging om een volmaakte Kerk hier op aarde te stichten, loopt uit op Labadisme, vernietigt de Kerk, stelt in plaats van de gemeente Gods een groep van enkele geloovigen en eindigt, na een korte roes van overgeestelijkheid, met nog dieper wegzinken in vleeschelijke zonde. Dat toonde het Sion der Wederdoopers. Dat de droeve historie van het Labadisme. Dat zoo menige mystieke secte ook uit onze dagen.

In het gebrekkige, het onvolmaakte, dat Christus' Kerk aankleeft, schuilt dan ook het gevaar niet, waarop we wilden wijzen. Zoolang het hart der Kerk maar gezond is, of wilt ge liever, zoo lang het geestelijk leven maar krachtig werkt, dreigt van een tijdelijke wond in hand of voet geen gevaar. Maar wanneer de stroom van het bloed trager gaat vloeien en de werking van het hart stoornis ondervindt, baat het u niet of uitwendig geen enkele afwijking valt te bespeuren. Een kerk met de zuiverste inrichting, met de heerlijkste belijdenis, met ijver voor barmhartigheid en zending, voor school en wetenschap, maar waarin het geestelijk leven der ziel verslapt, verkwijnt, wegsterft, dreigt veel banger gevaar, dan een krachtig levende Kerk, zelfs al heeft ze met ketterij in eigen boezem en vervolging van buiten te kampen. Er is voor de Kerk geen zwaarder oordeel dan waar Christus tot de gemeente van Sardis sprak: Gij hebt den naam dat gij leeft en ziet, gij zijt dood. Nog liever een Kerk, die als de wilde bergstroom in zijn bruisende vaart allerlei slib en vuil meevoert, dan een Kerk waar de orthodoxie tot ijskorst stolde en het levende water wegvloot.

Nu denken we er niet aan om zoo scherp oordeel over onze Kerken te vellen. Tot lof van Gods genade mag getuigd, dat de prediking des Evangelies ook onder ons nog een kracht Gods tot zaligheid blijkt; dat de stille werking des Heiligen Geestes in menige ziel wordt bespeurd; dat we mannen en vrouwen hebben in wie de vreeze Gods heerlijk blinkt; dat ook onder ons opkomend geslacht menig jongeling en jongedochter wordt gevonden, van wie als van Samuel mag getuigd, dat zij van der j ugd af den Heere hebben gediend. Voor elke overdrijving, voor elk te somber kleuren van het beeld onzer Kerken wenschen we ons wel stiptelijk te wachten. Een vroom pessimisme, dat om zich heen niets dan ellende en bederf ziet, is gewoonlijk teeken van hoogmoedige zelfverheffing. Wie zelf klein en ootmoedig voor zijn God wandelt, zal eer te zacht dan te scherp over zijn medechristenen oordeelen.

Maar de historie der kerk leert nu eenmaal, dat na rijke geestelijke zegening zoo licht inzinking volgt. Opgaan, blinken en verzinken is niet alleen het lot der volkeren, maar ook van de gemeente op aarde. Op den vloed volgt altijd weer de eb. Na den zomer komt telkens weer de winter. Zoo is het in de ziel van Gods kind. Zoo is het ook in de Kerk van Christus.

En al weten we dat dit niet anders kan; dat na de Apostolische Kerk in al haar zuiverheid de ontaarding der Roomsche Kerk kwam; dat na de Reformatie, toen bet bederf van Godes Kerk weer was verwijderd, de eeuw van rationalisme en revolutiegeest volgde; toch blijft het de roeping van Gods volk om tegen die inzinking en wegkwijning in te worstelen en het bederf te stuiten met alle krachten die God ons schonk.

Een Gereformeerde Kerk mag nooit tevreden zijn met wat ze bezit. Ecclesia Reformata semper reformanda est, was daarom de vrome leus onzer vaderen. Een Kerk, die gereformeerd is, moet altijd doorgaan met reformeeren.

Reformeeren niet alleen uitwendig, door de beginselen van Gods Woord steeds zuiverder toe te passen in haar kerkinrichting, te belijden in haar Confessie, te handhaven tegenover de wereld.

Maar ook reformeeren inwendig, doordat de zonden worden afgebroken, het geloofsleven tot rijker bloei kdmt, de gemeenschap met God steeds inniger en teederder wordt gesmaakt.

Het machtige middel, dat God daartoe aan zijn gemeente schonk, is de prediking des Woords.

En de vraag, waarvoor we onze lezers wilden plaatsen, is of de bediening des Woords genoeg aan dien heiligen, dien nooit af te laten eisch voldoet.

Prediking van de vastigheid des verbonds ontbreekt in onze dagen niet. De heerlijke en rijke verbondsbeschouwing der gemeente, door onze vaderen aan de Schrift ontleend, wint steeds meer veld.

Dat is uitnemend.

Wie het verbond loslaat houdt geen sacrament des doops, geen organisch verband der geslachten, geen christelijke opvoeding, geen gemeente meer over.

In de verbondsidee schuilt de kracht van ons Calvinisme tegenover Doopersch subjectivisme en Methodistischen bekeeringsijver.

Maar èn de Schrift en onze vaderen hebben bij die verbondsbeschouwing altoos den eisch tot zelfonderzoek gevoegd.

Beide kunnen en mogen niet gescheiden worden.

Tegen de verbondsmatige prediking, gelijk men het noemt, hebben we daarom geen het minste bezwaar.

Integendeel.

Hoe beslister, hoe krasser, hoe onomwondener de verbondsleer onzer vaderen weer heel de prediking doordringt, hoe liever het ons zijn zal. En we rekenen het ons zelf tot een eer, dat de HerautmeX\Mt\. minst er toe bijdroeg om die verbondsleer weer in onze Kerken in te dragen.

Mits het nooit vergeten worde, dat ook deze medalje haar keerzijde heeft. Dat de mensch niet scheiden mag, wat God zelf in Zijn Woord heeft vereend. Dat naast de verbondsprediking tot onze vertroosting ook even beslist en even ernstig de eisch tot zelfonderzoek tot onze waarschuwing moet uitgaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 oktober 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Genadeverbond en zelfonderzoek.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 oktober 1906

De Heraut | 4 Pagina's