GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De Heere, de God der vergelding”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Heere, de God der vergelding”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want de HEERE, de God der vergelding, zal [haar] zekerlijk, betalen. Jeremia 51: 56b.

De wraakzucht nam, bij vroeger vergeleken, af.

Onder belijders van Jezus tamelijk sterk. In beschaafde kringen merkbaar. £n zelfs in ruwe omgeving tot op zekere hoogte. De prediking, de kracht van het Evangelie heelt ook hier wonderen gedaan, £r komt nog wel mcord uit wraakzucht voort, maar de bloedwraak is onder ons toch ongekend. Er wordt nog wel afgerekend met de vuist, en vurig met giftige woorden uit woede op elkaar ingescholden, maar toch lang niet zóó kras meer als vroeger. £n ook wordt het fijner spel van de nijd nog wel gespeeld, om wien men niet velen kan, het leven zuur te maken en te verbitteren, maar de p; iblieke conscientie keurt al zulk doen toch af.

Vergelding komt den mensch niet toe. Mij is de wrake, spreekt de Heere. En daarom, laat de zon niet ondergaan over uw toorn. De moed om onrecht te lijden en desnoods smaad met stille berusting te dragen, toont hooger zedelijke kracht dan het haar op zijn tanden hebben en 't zich de kaas niet van zijn brood laten eten, waar men vroeger in roemde.

Geen zoetelijke lafheid is hiermee geloofd. Als heilige beginselen, als een deugdelijk recht, als er een toevertrouwd belang in het spel komt, moet men desnoods als een leeuw weten te strijden. Maar als persoonlijke geprikkeldheid van het hoogdunkend ik in het spel is, en gekrenktheid of bittere nijd ons in de nieren prikkelt, staat 't hoogst wie het dapperst duldt en de hand der vergelding terughoudt.

Maar hoe kostelijk dit ook zij, er gaat bederf van die zachtheid uit, zoo ge die leus van geen vergelding I ook op Uw God overbrengt, en van geen wrake des Heeren weten wilt.

Het is dan niet meer: Ik lijd ongelijk, want mijn God zal mijn recht uitbrengen! maar 't Recht zelf laat men dan bezwijken. Het kwaad mag dan niet gewroken worden.

Oüvergolden moet 't onrecht blijven. Genadig en barmhartig is de Heere. Van rechtvaardige vergelding, zoo waant men, kan bij den Heilige geen sprake zijn.

En straks gaat 't dan nog verder. Ook het

geloof aan een God die leeft, valt weg. Alles komt vanzelf. Uit de natuur. Uit de wereld. Naden dood is er niets. Een oordeel dus kan er niet wezen. E a een zich wreken van de rechtsorde, is een phrase die geen enkel bezinksel over laat. Van daar dat we allengs zijn aangeland bij denkbeelden van het strafrecht, die elke gedachte aan vergelding opzettelijk uitbannen. Zelfs straf is een ongerijmdheid. De naam van strafwet, strafproces, strafgevangenis, zijn al te gader verouderde zegswijzen. Al wat de Overheid te doen heeft is, wat ze kan, onschadelijk maken, en voorts den man die het onrecht deed, beteren, en uit den booswicht een „nuttig lid maken voor de maatschappij.”

En die twee: De loochening dat er een God is, en de loochening van allen plicht tot straffen, v/erken dan weer op elkander in. De loochening van God schaft de straf af, en wat uit sentimentaliteit van geen straf meer wil weten, weekt in zijn ziel allengs los van zijn God.

Van daar op het terrein van het recht eenjsteeds feller woeden tegen de strafidee, iets, wat ten slotte den rechter ontrechtert, om in den man der justitie slechts den philantroop over te laten.

Maar vandaar ook, zelfs, helaas, onder de belijders, een vervalsching van de voorstelling die men zich van zijn God maakt.

Een God van door niets te verstoren liefde, die alles draagt, duldt, en geworden laat, o, ja. Mxar een God die het recht handhaaft, en dies een God van vergelding is, dat nooit!

Of liever, in zekeren zin blijft men zich toch wel aan een God der vergelding vastklemmen.

In tweeërlei opzicht.

Allereerst houdt men vast aan een God die 't goede vergeldt.

Als Jezus zegt: „Doe uw aalmoes in het verborgen, en uw Vader die in het verborgen ziet, zal 't u in 't openbaar vergelden", dan spreekt dat 't hart toe. En zoo ook wie weerstand bood aan verleiding, zegen om zich heen spreidt, en met veel toewijding en zelfopoffering het goede doet, dien mag het wel vergolden worden; en als de apostel betuigt: „Heerlijkheid en eere en vrede over wat het goede werkt", dan zegt daarop het hart volmon dig amen.

Tegen vergelding van het goede, is men minder scherp gekant; maar wat in geen geval in God mag worden gedacht, is vergelding van het kwade.

Of ook, want dat is het tweede dat men uitzondert, ook ten opzichte van het kwade mag en zal er wel vergelding zijn, maar dan van een vergelding om het geleden kwaad, aan wie het leed, te vergoeden.

Er geschiedt, zonder dat de aardsche rechter het achterhalen kan, zoo gruwelijk veel onrecht, de tranen der verdrukten blijven naar God schreien, en men kan zich geen God denken, die de stuitende onrechtvaardigheid, die in den triomf van de verdrukkers, en in den ondergang van de verdrukten schuilt, voor altoos zoo laten zou.

Er moet, dat voelt men, aan deze penning der smarte een keerzijde zijn, en die keerzijde moet 't ons toonen, hoe God, hier of aan de andere zij van 't graf, de verdrukten en ongerechtiglijk benauwden kronen zal.

Ook in dien zin dus wel vergelding. Maar dat God het recht ook op den misdadiger wreken zou; dat straf de zonde zou achter haleu; en dat het recht eens het onrecht in toorn verdelgen moet, — dat zou tegen de liefde ingaan, en dat wil men in God niet.

Deze weerzin, om in den God der vergelding te gelooven, is voor een deel opgewekt door een te uitwendige voorstelling, die men van de eeuwige straff--n zich vormde.

De strafrechtpleging was vroeger bijna uit sluitend op aandoen van pijn bedacht. Folteren, martelen, brandmerken, vierendeelen, brandstapel, geeseling, waren de middelen, om de wrake van het recht terdege te doen voelen.

Wat de ziel misdeed, moest op het lichaam gewroken worden.

En dit nu bracht men, bijna letterlijk, op de wrake onzes Gods over. Men zag in den God der vergelding in de eerste plaats den beul, die eeuwigdurende pijniging zou aandoen, en de buitenste duisternis en het onuitblusscbelijk vuur werden uitsluitend stoffelijk opgevat. In de hel brandde de zondaar, zonder dat verbranden en stikken in het vuur mogelijk was.

Reeds die ondenkbaarheid om midden in een ontzaglijk vuur te liggen, zonder te verbranden, had moeten manen, om wat beeldspraak is, niet ongeestelijk te verstaan; en het blijft Dante's onsterfelijke verdienste, dat hij op den geestelijken samenhang tusschen wat misdaan was en geleden moest worden, zijn heerlijk licht liet schijnen.

Maar anderszins zie men wel in, hoe de nieuwe theorieën de misdaad zelve steeds meer stoffelijk duiden.

Een booswicht moordt en steelt, omdat zoo zijn aanleg is. En die aanleg komt uit zijn stofïe lijk geboorte, en wordt versterkt door de stoffelijke ellende die de maatschappij hem lijden doet.

De tegenstelling tusschen ziel en lichaam valt almeer weg. Het stoffelijke wordt almeer de grondslag van heel ons menschelijk wezen. Uit stof is de plant, uit de plant het dier, uit dat dier de mensch opgekomen. Ons denken is hersencelbeweging, ons zedelijk leven is zenuwgewaarwording. Het wordt al ééa, het stoffelijke en het geestelijke, en in het'stoffelijke wordt steeds meer de eerste oorzaak gezocht.

En daarom, wie gelooft en belijdt, heeft cordaat en machtig tegen beide in te gaan, niet alleen tegen de verklaring van de ziel uit het stof, maar ook tegen het opvatten van de helsche straf, alsof de wrake Gods allermeest stoffelijk en lichamelijk zou treffen.

Dit verzwakt da vergelding niet, maar verscherpt ze. Geestelijk lijden is veel banger dan lichamelijk lijden. Hoe dikwijls heeft niet een geestelijk benauwde in zelfmoord, hem door satan ingeblazen, uitkomst gezocht.

De engel, die viel, vond in de vergelding des Heiligen enkel geestelijke smarte, want een engel is enkel geest. Maar den mensch schiep God niet enkel geest, maar ziel en lichaam, en die beide in samenhang. De ziel werkt op het lichaam en~'t lichaam op de ziel. Daarom moet de vergelding beide treffen. Niet bij den aardschen rechter, die alleen den uitwendigen mensch kan aantasten. Maar wel bij den hemelschen Rechter, die tot het Hart den toegang heeft, en veeleer door de geestelijke pijn tot het lichaam, dan door de lichaamspijn tot de ziel komt.

Vergelding is bij God niet, vonnissen naar artikelen van een strafwet, maar met zijn hei ligheid reageeren tegen de onheiligheid in den zondaar. Het is het leven Gods, dat tegen de existentie van den zondaar, de Geest Gods die egen den geest van den verlorene, het is de acht, de almacht Gods, die tegen de door den zondaar misbruikte macht, die God hem gaf, ingaat.

Vergelding is voor God, God blijven, en zich ls God maintineeren, zoo dikwijls en zoo lang als 't creatuur zijn almacht en zijn heiligheid weerstaat en terugdringt.

Dit nu gaat diep, tot in de binnenste binnenkamer van 'i hart van elk mensch door. Ook in dat verborgenste van uw wezen moet en wil God God zijn; en zoo dikwijls en zoo lang als in dat verborgenste van uw wezen nog iets zich tegen Hem stelt, dat Hem als God onttroonen wil, kan 't niet anders, of de Heere onze God moet zich als God bij u, en in u, en tot in het diepste van uw wezen handhaven; en zoo dikwijls God zich daartoe opmaakt, komt over u en in u zijn onweerstaanbare vergelding

Vergelding is niet iets apart wat God doet. Het is niet een hartstocht in God, die Hem aanzet om zijn wrake over u te zoeken. Vergel ding zegt alleen, dat God niet, u ten gerieve, zich zelf ontgoden kan, en daarom ook over u, en in u, nu en eeuwiglijk, de God vol majesteit blijft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 november 1906

De Heraut | 4 Pagina's

„De Heere, de God der vergelding”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 november 1906

De Heraut | 4 Pagina's