GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WERELDEN.

DE BESLISSING.

XXVII,

Eenige maanden had Rika thuis doorgebracht, in de stille hoop nog eens weer te kunnen terugkeeren tot haar vroegere bezigheden. Zij voelde zich ook tamelijk wel, en zag er zelfs zeer goed uit. Zij hoopte nu maar op een brief uit de stad, door welken zij zou worden aangemoedigd haar vroegere taak weer op te vatten.

Doch er gingen weken voorbij en die brief kwam niet. Op 't laatst besloot zij zelf maar eens aan den directeur te schrijven, om te vragen hoe bij er over dacht.

Het antwoord bleef vrij lang uit. Eindelijk kwam het.

De directeur schreef haar, dat hij de zaak heel ernstig had overwogen, maar er moeilijk in kon beslissen. Zij moest zelf eens beproeven hoe het nu ging, of ze weer in staal was te leeren en te studeeren als vroeger, en dan moest zij eens met den geleerden heer spreken, die haar toen zij ziek was had behandeld. Kwam alles goed uit, gelijk hij hoopte, dan zou hij haar gaarne wederzien,

't Antwoord stelde het meisje wel wat te leur, 't Was veel koeler dan zij verwacht had. Toch volgde zij den gegeven raad op. De boeken werden weer opgezocht, en met allen ijver, misschien wel wat te veel, zette zij zich nu aan de taak, die zij zich zelf opgaf.

Een paar dagen ging alles goed. Doch den derden stond zij op met hevige hoofdpijn, zoo als zij in maanden niet had gehad, 't Zou ­echter wel overgaan, dacht zij, en zette haar werk voort. Nu, de hoofdpijn bedaarde ook wel, r doch het leeren vlotte niet. Aan den avond moest zij toch zelf met droefheid bekennen, zij gewenscht hadden, verdwenen was.

„Je moet je 't maar niet zoo erg aantrekken Rika, " zei vader, terwijl zij naar huis reden, „moeder kan je in de huishouding best gebruiken, en je bent dan ook voor altijd bij ons thuis, "

Nu dat was zoo. Maar hel meisje, dat juist iets anders had gewild, voelde er zich niet door bevredigd. Thuis gekomen wachtte haar een zware taak. Zij moest nu den directeur der school en ook mijnheer en mevrouw Brandwijk schrijven, hoe de zaak stond. Dat kostte haar veel moeite en tranen ook, maar eindelijk kwamen toch de brieven gereed, en zond zij hen weg.

Ditmaal behoefde zij niet lang op de antwoorden te wachten. De directeur schreef, dat het hem ontzaglijk speet, en hij altijd met genoegen aan haar denken zou. Doch nu het zoo was, mocht hij er niet aan denken, haar tot voortgaan aan te moedigen. Er bleef niets over dan een andere taak op te vatten, waartoe hij gaarne wou helpen als ze hem noodig mocht hebben.

Mijnheer en mevrouw Brandwijk toonden zich in hun schrijven even vriendelijk als altijd. Dat Rika nu haar doel, en zij haar moesten missen, vonden zij heel treurig. Ze hadden altijd nog het beste er van gehoopt. Maar, schreef mevrouw, als het Opperwezen de dingen zoo bestuurt, moeten wij in Zijn wijsheid berusten. Wij hebben onzen plicht gedaan en moeten het verder overgeven, We zullen u niet vergeten en blijven uw vrienden en hopen, dat ge ons van tijd tot tijd nu ook eens komt opzoeken.

Toen Rika dat alles gelezen had, ging zij naar haar kamertje, samelde boeken en papieren bijeen, deed er de twee laatste brieven bij, en maakte alles saam tot een groot pak. Daar boven op schreef zij met groote letters: Einde van het treurspel, en legde het toen onder in haar kast. Daarop zette zij zich aan de tafel en keek droevig en strak door het venster, naar de groene wei en de begroeide heuvelen dat zij dien dag genoegzaam niets had uitgevoerd. Den volgenden dag was het niet beter, en na een week iroest zij wel tot het besluit komen, dat vooreerst nog niet te denken was aan uitgaan.

Evenwel, misschien kon de geneesheer raad geven. Zij sprak er met haar ouders over, en eenige dagen later ging zij met vader naar de stad om den man van wetenschap te raadplegen.

„Nu, " zei deze toen hij haar zag, „dat is een heele verandering. U ziet er vrij wat beter uit dan een maand of wat geleden."

Rika lachte en vertelde waarom zij kwam en wat zij, op raad van den directeur, had gedaan, maar ook hoe het gegaan was. Daarna volgde een lang gesprek en ten slotte zei de geneesheer:

„Ik durf u niet raden, het oude leven weer te beginnen. Als het na drie dagen reeds misloopt, zal het na drie weken heelemaal niet gaan. Al dat leeren en zich inspannen, dat telkens weer wat te moeten opvatten en de vrees om niet te slagen, maken iemand moe en putten hem uit. De menschen denken wel, dat spitten en graven, en koken en wasschen zwaarder werk is, omdat het lichaam er meer door vermoeid wordt, maar zij vergissen zich geducht. Lang niet alle menschen zijn geschikt om steeds hun hoofd te gebruiken, en u raad ik het sterk af. U zijt nu gezond, maar wil u dat blijven, dan moet u liefst veel buiten zijn, en u daar met gewone dingen bezig houden; anders kon het heelemaal misloopen."

Dat was geen vroolijk bericht, en Rika kreeg dan ook de tranen in de oogen, toen zij het hoorde. De dokter trachtte haar te troosten, door te zeggen, dat zij blijde kon zijn, nu weer gezond en sterk te wezen, te meer daar zij nu alle kans had zoo te blijven, als ze er maar naar leefde, t Kon ook later nog wel eens mogelijk zijn, dat zij haar wensch vervuld kreeg.

Dat baatte echter nu niet veel. Ontmoedigd en droevig keerden vader en dochter huiswaarts. Zij begrepen best, dat thans alle hoop op hetgeen daarachter. Het schoone uitzicht boeide haar niet. Haar hart was met geheel andere gedachten vervuld.

Zoo diep was zij daarin verzonken, dat zij 't niet hoorde hoe de deur open ging, en 't ook niet merkte dat iemand binnenkwam, tot een hand op haar schouder werd gelegd. Zij keek verbaasd op en aanschouwde — het vriendelijke gezicht van Kobus,

„Wel Rika, " zei hij, „zit je hier zoo alleen? Ik heb je overal gezocht. Wat scheelt er a^n? Ik ben pas weer thuis gekomen, "

Rika vertelde hem wat er gebeurd was. Het deed haar goed eens aan iemand haar verdriet te kunnen vertellen, te meer wijl zij wist dat Kobus hartelijk deel nam in al wat haar betrof. Hij luisterde dan ook aandachtig, viel haar niet in de rede, doch toen zij hem ten slotte vroeg, of hij 't ook niet heel treurig vond, zei hij van niet,

„Dat kan ik je nog niet toegeven, " „Niet, 't is toch heel begrijpelijk.”

„Maar Eika, als je nu eens waart voortgegaan, en alles was ten slotte misgeloopen, dan zou je er toch nog veel erger aan toe zijn. Je bent nu gezond, je kunt nog wat doen, en 't is ten slotte toch maar de vraag of we nuttig bezig zijn.”

„Ja, maar 't scheelt veel, waarmee.”

„Zeker, lieve zuster. Maar je weet, hoop ik, dat hangt niet van ons af. De Heere God weet veel beter dan wij, wat goed voor ons is. Hij bepaalt dat, en als her nu anders is dan wij willen, moeten we niet droevig zijn. 't Is duidelijk dat Hij den vorigen weg voor je niet goed vondt. Dat moet je vast gelooven, en Hemtoevertrouwen je een anderen te wijzen, die zeker beter is."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1907

De Heraut | 4 Pagina's