GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Doorzoek u zelben nauw”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Doorzoek u zelben nauw”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doorzoek u zelven nauw, ja doorzoek nauw. ^phapja, II : I.

Steeds meer hoort mmimiismmsi Steeds meer hoort ge, vooral buitenshuis en in zaken, van lieden „bij wie er veel meê door kan". Dat zrjn daarom geenmenschen zonder geweten. En ook geen menschen die met hun geweten niet rekenen. Integendeel, op den eerenaam van „eerlijk en soliede" stellen ze zelfs hoogen prijs. Alleen maar, de poorte van hun conscientie staat bij dagen en bij nachten over meer dan de halve breedte open, en die poort is het tegendeel van nauw. En dit nu drukt men uit door te zeggen dat er bij zulke personen „veel mee door kan". Door een poort die nauw is, kan weinig, door een breede poort veel.

Op de beurs, op de markt, in de nering hoort men daar telkens sterke proeven van. Proeven waar een gewoon burger voor staat, maar die een man van zaken u voorrekent en uitlegt, als 't eenvoudigste ding ter wereld, en als iets waar alleen een benepen, bekrompen huismusch iets in vinden kan; wie als man van zaken in de wereld thuis is, niet.

En denk nu niet, dat dan ten minste huilen zaken de conscientie steeds behoorlijk is toegegrendeld, of dat althans de conscientie van de vrouw nooit anders dan cp de kier komt. De maar „al te veel doorlatende" conscientie vindt ge in alle kringen, op eiken leeftijd, tot soms zelfs bij kinderen toe. Op het stuk van waarheid en eerlijkheid, op 't stuk van genot en zinlij kheid, op 't stuk van hoogheidswaan en ijdelheid, op 't stuk van luiheid en gemakzucht, heerscht in 't gemeen, o, zoo sterk de neiging, om aan zijn ik toe te geven en zijn God te verzaken. Daarop toch komt elk ingaan tegen zijn betere conscientie neer. Het is aloos weer de scherpe vraag: Zal ik voor mijn God zwichten, of wel zal de eisch van Gods ordinantie op dit punt en in dat geval mogen zwichten voor mijn wil, mijn lust, mijn trek.

Uw God gaf u de conscientie zeernauw. Voor Hem kan er niets mee door, dat niet stiptelijk ia zijn heilig spoor loopt. Men spreekt ook wel van een onteedere conscientie, maar dit is heel iets anders. Onteeder is de conscientie, die niet fijngevoelig is en slecht reageert. Maar z& a.c.QVi.sütxi& & waar veel m door kan, is een conscientie die wel ter dege reageert, doch over dit reageeren heen werkt. Een conscientie, die beredeneert, en zich diets maakt, dat men, om 't zóó nauw en zóó precies te nemen, de wereld zou moeten uitloopen. Dat ieder ander immers cvenzoó doet, en dat men dus zichzelven noodeloos zou plagen met het alles zoo heel fijn op de goudschaal te v/egen. Ja, dat het eigenlijk inbeelding van hoogere heiligheid zou zijn, om kieschkeuriger dan ieder ander te willen wezen. En zoo acht men dan bij slot van rekening, dat het met een goede conscientie wel is aan te durven, of althans, dat ah het gedaan is, men er zich zelf van achteren geen te sterk verwijt van behoeft te maken.

Dit is een krankheid der conscientie, en wel wat men pleegt te noemen, een chronische krankheid. Niet een plotseling opkomende, maar een sleepende krankheid, waar meer dan één heel zijn leven mee doorziekt. Niet gewetenloos handelen, o, neen. Wel waarlijk de conscientie werken laten, maar, o, zoo slap, zoo zwak. Een conscientie, die vooral bij de kleinere dingen van 't gewone leven u bijna nooit van uw sluipende karakterzonde en zondige hebbelijkheid afhoudt. Zoo zijt genu eenmaal. Zoo is uw doen met uw persoon en wezen saamgegroeid. En uw conscientie laat het door. Zoo zelfs, dat ge 't niet velen kunt, als iemand er u opmerkzaam op maakt of er u over berispt. Het wordt allengs een slaap der zonde, waarin ge liefst niet gestoord zijt.

Juist daarom echter dringt uw God in zijn Woord er te ernstiger op aan, dat ge nu en dan eens plaats zult geven aan een opzettelijk onderzoek naar die geestelijke krankheid, waardoor ge ontegenzeggelijk reeds op bedenkelijke wijze zijt aangetast.

In andere dingen is het nu en dan instellen van zulk een opzettelijk onderzoek zelfs zet en regel. Wie die eigenaar van een huis 'S, laat het niet nu en dan „nazien, " of er niets is dat reparatie behoeft.' Als de dagen van de schoonmaak aankomen, pleegt immers iedere goede huisvrouw èn kleeren èn huisraad èn zelfs keukengerei , „na te zien, " of wel alles in orde is. Ook wie slechts over een klein inkomen beschikt, neemt < ^' toch nu en dan, naar eisch van plicht, oen tijd af om zijn geldzaken eens terdege „na te zien, " of alles wel veilig liep. Juist het vele gebrek en de sleur aan ons leven eigen, maakt zulk nu en dan eens „nazien, " maakt dat opzettelijk eens onderzoeken hoe 't gesteld is, tot een gebiedende noodzakelijkheid, die ieder erkent.

Zoo doet men daarom ook met zijn gezondheid. Merkt men dat er iets hapert, dat er een chronische stoornis in het lichaam werkt, dan is dat nog wel geen reden, om eiken dag den arts te laten komen, maar als 't aanhoudt, vindt men 't toch geraden zich eens te laten „nazien", zich eens te laten „onderzoeken." Er mocht eens iets achter zitten, dat, wierd het verwaarloosd, een bedenkelijk karakter kon aannemen.

En gaat men er toe over, om zich aldus medisch te laten onderzoeken, dan gaat men liefst naar een dokter, die den naam heeft dat hij grondig onderzoekt, zoodat men op wat hij zegt, aan kan.

In een dokter, die er zich met eea paar handgrepen en een paar vragen afmaakt, stelt niemand vertrouwen. Men wil weten, hoe 't wezenlijk met zijn gezondheid staat. £n daarom, alleen een ; ; A»ze/-keurig dokter, een die u „nauw doorzoekt", geeft u gerustheid. En aan wat zulk een arts u zegt, houdt ge u dan ook.

Maar, hoe vreemd het ook schijne, vaak ziet ge, dat iemand die alzoo èn zijn huis, èn zijn huisraad, èn zijn kleeding, op vaste tijden laat „nazien, " en zich voor zijn lichaam ter dege door een dokter laat „onderzoeken", er zoo goed als nooit aan denkt, om nu ook zichzelvenjzqrx zielsbestaan, zijn karakter, zijn innerlijk wezen, zijn eigen ik, eensteïdege „na te zien, " ten einde „nauw te doorzoeken, " of er ook in zijn innerlijk wezen „een schadelijke weg zij, " of er niet een sluipende, sleepende geestelijke krankheid schuilt, een roest die den zieleglans verdonkert, een mot, die de draden van het geestelijk gewaad daarbinnen ongemerkt stuk vreet.

Ge zoudt denken, dat de meesten „zich zelf" eer te veel dan te weinig ]|^f hadden. Maar dit is niet zoo. Ze hebben hun lichaam en hun huis, hun huisraad en hun kleeren, hun zinnen en hun passiën lief, maar hun „zich-zelf, " hun innerlijk wezen, hun eigen persoon, datge van hen dat eens in de eeuwigheid mee zal gaan, daar denken ze schier niet om; hun ziel verwaarloozen ze eê gansch gewetenloos, en of 't daar binnen gaat kankeren, dat trekken ze zich niet aan.

Er zijn tal van menschen, die alles „nazien, " alles herstellen, alles schoonmaken laten, en geen stofje op hun kleed, geen (orntje in hun gewaad velen kunnen, en die zoo ook gedurig bezig zrjn met allerlei erupties van hun lichaam, zoodra ze zich niet te wél voelen, maar die voor den welstand van hun wezenlijk ik, van hun ziel, geen vinger uitsteken, en de onoogelijkste ziekte aan hun ziel laten voortwoekeren, als deerde het hen niet, en als ging 't hun niet aan.

Ge zaagt ze voor tien jaren, en nu ziet ge ze weer, maar nog altoos met dezelfde, duidelijk uitkomende, niet te miskennen wonde aan hun ziel, en die wonde in die tien jaren natuurlijk verergerd (want een zielswonde, die ettert, en waaraan geen geestelijk arts iets doet, wordt vanzelf erger); maar zelve fzien ze er niets van, ze doen er niets aan, en leven er in onheilige ruste zelfbehagelijk mee voort.

Is dit nu, omdat het idee nooit in hen opkwam, dat ook de ziel ziek, dat ook de ziel wond kan zijn.''

Niets er van.

Let er maar eens op, met wat scherp oog ze de wonde in anderer ziel weten te ontdekken. Dan ontgaat niets hun. Dan komt er over familie en huisgenooten, over vrienden en bekenden, over onderhoorigen of over hun toevertrouwde personen, gedurig klacht na klacht, verwijt na verwijt over hun lippen. Dan onderzotksn, dan doorzoek.Q'o. ze ieders hart, ieders bedoeling, ieders innerlijk wezen, en ze doen 't o, soo nauw. Zoo nauw, dat ze niet alleen niets door de vingers zien, maar zelfs vaak zien wat er niet is. Soms, zooals de Psalmist zegt, mengt zich hier zelfs haat in, zoo dat ze „het uiterste doorzoeken dat te doorzoeken is, zelf het binnenste eens mans en het diepe hart". (64:7)

Alleen maar, zichzelven onderzoeken, en zichzelven nauw doorzoeken, daar denken ze niet aan.

Keer gij dit nu eens om.

Wees eens wat minder met anderen, en wat meer met uzelven bezig. Gods Woord roept u toe: Doorzoek uzelven nauw!

Doe het niet oppervlakkig, maar zoek door. Bezie nauwkeurig niet enkel wat in het portaal van uw hart ligt, maar ook wat zich verbergt in de binncnkameren van uw hart, ja tot in de schuilhoeken van uw binnenste. Zoek in uw hart uzelven, uw ik. Ga na, wat neiging uw zin heeft. Wat passiën er in u werken. Wat werkingen er •uit uw hart opkomen. Waar uw zwakheden liggen. Wat de zondige inkruipsels zijn, waartegen ge de worsteling in moedeloosheid opgaaft. Hondden spiegel van Gods wet aan uw ik voor. Zie, zie scherp, welke trekken uw innerlijk gelaat in dien spiegel te zien geeft, en welke sporen van geestelijke krankheid die trekken verraden. Sla niets over. Zoek door, en zoek nauw.

Of, korter gezegd, doorzoek uzelven zooals ge voelt dat uw God u doorzoekt; en als uw God, die meerder dan uw hart is, ziet, wat u nog ontsnapt, bid dan, bid ernstig, dat uw God bij Z^n licht u ook dien verholen kanker doe ontdekken.

Zulk een zelfonderzoek gaat niet in één oogenblik. Het kost tijd. Ge kunt 't niet aldoor doen. Maar doe het nu en dan. Neem er af en toe den tijd voor. Houd op, langer een vreemdeling in uw eigen ziel te blijven.

En bovenal, hebt ge dan de oorzaak, den wortel van het kwaad in u blootgelegd, loop er dan niet mee voort, maar grijp dan naar 't eenig medicijn der ziele. En is er daarna, zeg weer een maand voorbijgegaan, vraag dan uzelven af of ge beterschap bespeurt. En zoo niet, doorzoek dan nóg nauwer.

De wortelvezel van de kanker der ziele schuilt vaak zoo diep.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juli 1907

De Heraut | 2 Pagina's

„Doorzoek u zelben nauw”

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juli 1907

De Heraut | 2 Pagina's