GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Toen bad ik tot God ban den hemel”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Toen bad ik tot God ban den hemel”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de koning zeide tot mij: Wat verzoekt gij nu? Toen bad ik tot God van den hemel. En ik zeide tot den koning: Zoo het den koning goeddunkt, en zoo uw knecht voor uw aangezicht aangenaam is: dat gij mij zendt naar Juda, naar de stad der begrafenissen mijner vaderen, dat ik ze bouwe. Nehemia 2 : 4 en 5.

Kr is sprake van Nehemia.

Neheraia nu bekleedde een der hoogste etrekkingen aan het hof van Arthasastha, oenmaals Koning van Perzië. Hij was, oewel Jood, en God vreezende, hof Jigniaris bij den machtigen vorst, en die vorst ilde, dat al de heeren aan zijn hof, ia zijn ijzijn, steeds een glans van vergenoeging p het gelaat en van opgewektheid ia heel un houding zouden dragen; iets wat vooral oor Nehemia gold, die als Schenker den orst zijn beker moest aandienen bij zijn isch.

Dat altoos zetten van een lachend, opgeuimd, vroolijjc gelaat, was Nehemia wei iet altoos van harte gegaan; maar hij had r zich in gevoegd. Hij wist dat men alleen p die voorwaarde zijn hooge, invloedrijke etrekking aan het Hof behouden kon. Zelf etuigt hij dan ook: „Ik was nog nooit treuig geweest VOOT 'sKonings aangezicht" (2: i). Maar nu was hem iets gebeurd, wat maakte, at de droefheid hem overmeesterde. Er as uit het verre Jeruzalem een zijner beenden, met name Hanani, naar Susan ia erzië overgekomen, en die had hem bericht ebracht van „de groote ellende eu verniaadheid"der achtergebleven Joden, en „hoe eruzalem's muren verscheurd en haar pooren verbrand waren."

Dit smartelijk bericht had Nehemia geeldig aangegrepen, zooals alieeu een osterling door weedom des harten overand en overmeesterd kan worden. Hij vastte agen lang en deed niet anders dan smseken n weenen. En zie, hierdoor nog geheel ontaan, wordt Nehemia naar het paleis ontoden, om terstond dienst bij den Koning e doen.

Zoo ging hij in, en zoodra de Koning aan ijn disch aanzat, zoo verhaalt hij zelf, nam k den wijn, d. w. z. den koninklijken bi; ker et het schenkblad op, en bood dien den oning aan. Toen sloeg de Koning zij 75 biik p Nehemia, en zag aan zijn bleek, verallen gelaat, dat er iets was. Kraiik, at wist hij, was Nehemia niet ge\vesst, ant dat zou hem bericht zijn. Er moest us iets anders achter schuilen. In strijd et de hofetiquette, dorst Nehemia mst en triestig gelaat voor zijn majjsteit erschijnen. Dit prikkelde den Koning. Een torm van toorn stak op. En op hoogea oon verweet hij 't zijn Schenkmeestes: : Waarom verschijnt ge met een triestig geaat voor mijn aangezicht? Krank zijt ge iet geweest. Dit is niets dan treurigheid es harten".

Nehemia beefde bij het losbarsten van ien Vorstelijken toorn over heel zijn wèzcn. elf zegt hij ervan: „ Toen vreesde ikgansch r". Hij voelde dat zijn hooge positie, isschien zijn leven, aan een zijden draad hing. Naar recht of reden vroeg zulk een machtig potentaat niet. Het hing alles van de gunst van het oogenblik af. EnNehetnia's art was vol om voor Jerusalen bij zijn Koning te pleiten.

Het hooge woord moest er dan ook uit. Hij beleed dat hij zoo zielsbedroefd om de stad zijner vaderen was. Hij kon niet vroolijk zien, nu Jerusalem woest lag. En kortaf antwoordde de Vorst: Wat wilt gs dan?

Natuurlijk heeft Nehemia daarop onmidiillijk, op staanden voet, zonder één oogenblik verwij is geantwoord en dit antwoord, dat. God zij lof, in goede aarde viel, staat w dan ook bij.

Maar tusschen die overrompelende vraag van den Koning en het onmiddellijk daarop door Nehemia gegeven antwoord staat 'ets in.

Dit namelijk: Toen bad ik tot God van < ien hemel. En dit nu was het eigenlijk schietgebed.

Een schietgebed natuurlijk, niet in woorden uitgesproken, en zonder de oogen te sluiten of de handen te vouwen. Een gebed, dat ais een lichtstraal door zijn hart schoot. Een bede in de gedachte, waarvan alleen Nehemia, waarvan de Koning niets merkten, "laar een bede die God verstond. Eeji fmeeking uit zielsnood, dat God hem 't juiste antwoord op de lippen mocht leggen, *a het hart van dien machtigen Koning "locht overbuigen.

Zoo bad Nehemia zijn zielsinnig schiet­ gebed, en God heeft 't verhoord. Zijn antwoord was meesterlijk, en de Koning Arthasatha heeft hem zijn bede gegund.

In het „lang verhaal van woorden" zit de kracht van het bidden niet. Een gebed zonder woorden, mits diep en met zielsdrang uit het hart opgekomen, is voor Gods heilig oor welsprekender daa een breed gebed dat alles uitzegt.

, Niet om 't gebed in woorden te niet te doen. Ook aan het uitgieten onzer ziel in klaag-en smeektaal kan behoefte bestaan. Het loven en verheerlijken van Gods Naam vraagt om woorden, waarin we Zijn Majesteit uitspreken. En ook het belijden vaa onze zonden roept om vroorden, waarin we onze zonden vertolken. Saam bidden, voorbidden, is zonder woorden zelfs ondenkbaar. Ook het Onze Vader is wel kort, 'zeer kort, maar 't vloeit toch in heilige taal uit.

Maar het schietgebed legt den keursteen aan: Geen woorden, maar drijvende zielsdrang. Innerlijk bewogen zijn in de golven van ons gemoedsleven, en die golven opstuwend naar God omhoog, om huipe, om genade, niet in te roepen, maar als ware 't ia te zuigen. Zooals zich reeds onder menschen in een roerenden, aangrijpeaden blik, zonder dat er een woord over de lippen komt, zoo onnoemiijk veel kan uitspreken, zoo is dit opslaan in het schietgebed van het zielsoog, niet eens van het lichamelijk oog, naar God in zijn genade en almachtigheid, een macht, die de genade, als we 't zoo eerbiediglijk zeggen mogea, naar ons toetrekt.

En dat is en moet de keursteen van alle waarachtig bidden blijven. Woorden ook, het zij zoo, , maar dan die woordea altoo.s in het hart en niet op de lippen geboren. Die v/oorden uitstralend naar omho; g. maar altoos met de vonk en gloed van de ziel er achter, waaruit de straal opschiet. Woorden die iets overdragen, die iets overbrengen, die diep ia het hart gistten en eruit opwelden. En omgekeerd, woorden riet om in de lucht ts vervloeien, maar om ais de wolken van het reukoffer omhoog te stijgen. Woorden die voor God bestemd sijn!' Die tot Zijn heilig oor doordringen, en dss niet rusten, eer ze het Vaderhart van God hebben bereikt.

Uit uw hart tot in Gods hart, dat is de loop dien elk gebed voleinden most Dat zijn de twee polen, waartusschen al-e waarachtige smeeking zich voortbeweegt. En al wat bidden heeten wil, maar tusschen die twee hangen blijft, zonder van pool tot pool door te schieten, heeft zijn lean weg.

Vandaar dat het schietgebed u niet alleen den keursteen voor uw smeeking gecff, maar ook den keursteen, waaraan ge de ir.neriijke gesteldheid kunt toetsen van uw gamcedsieven.

Als het goed met u is, vonkt liet gedurig uit uw hart naar Boven. Niet enkel in baagen, boozen nr-od, a!s ge geen redding of uitkomst meer zi ut, maar bij alles en in alles, zoo dikwijls gs ontwaart, dat ge verhooging van zieiskracht en levensmoed, van denkkracht en wilskracht van noode hebt, om op den rechte? ^ weg te blijven, trouw aan uw God in uw levenstaak te staan, en weer telkens fier en bilj het hoofd uit de golven omhoog te verheffen.

Zooals ge lucht indrinkt, om te kunnen ademhalen, zoo moet ge elk oogenblik genade indrinken, door de ziel naar God op te buigen. Niet als ge tot uw morgengebed en avondgebed komt, als ware het, terugkeeren tot uv, ? God dier. ge uit uw zielsbesef verloren hadt en kwijt waart geraakt, maar al den dag door, bij alles en in alles, steeds opzien naar Bovea, het van Boven wachten, en het van Bov sa ontvangen. Dat is 't wat sterk maakf, den moed in het hart houdt, doorzetten er» voleinden doet, en altoos blijde in den Heere uwen God doet zijn.

En dit niet bloot mystiek, in de fje waarwording van het gevoel, neen, maar telkens in de gedachten opgenomen en .sriamgeperst. Ook het schietgebed is een bidden in het bewustzijn. Een gedurig God zich voor oogen stellen.

e En dan natuurlijk zijn er ook in het schietgebed trappen van klaarheid, graden van innigheid, is er maatverschil vaa doordringende kracht.

Dat haagt aan het klimmen van den nood, aan de spanning van wat ons overkomt, aan den ernst van het geval waarvoor we staan.

Klimt de nood op het hoogst, dan wringt heel da ziel zich in heilige spann!i: g, dan bidt, dan smeekt ze, dan grijpt ? .e God aan, en laat niet los, lot Zijn hulpe nederdaalt.

Niet eerst op alles zinnen om te ont­ komen, om eerst als het alies donker blijft, en er geen enkele ster versrhiet, dan in 't eind zijn God aan te roepen.

Neen, onmiddellijk, op staanden voet, de ziel naar heur God in bev/eging brengen, niet enkel om uitredding, maar ook om denkkracht, om levensmoed, om v/ilskracht om 't rechte pad te kiezen en, tegen alles ia, op dat rechte pad over te gaan.

In het schietgebed zelf ligt 't mysterie van 't weten, het willen en het kunnen van wat ons te doen staat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 september 1907

De Heraut | 2 Pagina's

„Toen bad ik tot God ban den hemel”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 september 1907

De Heraut | 2 Pagina's