GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. A, KUYPER. Om de Oude wereldzee I. Amsterdam. VAN HOLKEMA EN WARENDORF.

In het voorlaatste hoofdstuk van het eerste deel zet DR. KUYPER zijn reisverhaal voort en vertelt hoe bij op een der booten van de Messageries Mariümes van Smyrna naar Beyruth in SYRIË kwam. Daar sloot hij voor zijn verderen tocht naar Cairo contract met het bekende reiskantooï van COOK en ontving als gids voor zijn reis door Syrië en het Heilige Land den Maroniet JAEOUR SARKIS, die hem eerst in Jeruzalem zou verlaten en over wiens goede diensten hij bizonder tevreden is (p. 543). Volgt een beschrijving van BEYRUTH, „een bloeiende havenstad van een kleine 140.C00 inwoners, die den roem van het oude Phenicië, dat in Tyrus en Sidon onderging, op moderne wijze herleven deed", p. 403, Het Christelijk element is er verreweg het sterkste en dit komt bovenal uit in het zendingswezen, waaromtrent de schrijver dan ook niet verzuimt zeer belangrijke mededeelingen te doen. Daarna geeft hij een opsomming van de verschillende fracties onder de Mohammedanen en Christenen in Syrië. Hij telt van de eerste 8, waaronder ook de Druzen, en van de laatste 13 waaronder ook de Maro nieten en in verband hiermede herinnert hij aan de jammerlijke gebeurtenissen van 1854—1860, toen de Dmzen zich op de Maronieten van den Libanon wierpen en hun vervolgingswoede uitbreidden tot al wat Christen was; wat eindelijk uitliep op den grooten Chtistenmoord te DA MASKUs in i860. De Europeesche vlootdemon monstratie, die daarop volgde en waarbij ook Nederland drie fregatten had, „wist de gedeel telijke autonomie der Maronieten tot stand te brengen", p. 406 en het is „vooral sedert deze gebeurtenissen dat het zendingswerk' uit schier alle landen in Syrië ingang zocht te vinden«. Voorts bericht de geachte schrijver hier omtrent de indeeling en bevolking van SYRIË, bij welke laatste hij nog den oud Phenisischen karaktertrek meent te hebben ontdekt.

Van BAâLAEC ging het naar BAALBEC, het voormalige HEUOPOLIS waar DR. KUVPER zag de ruïnen van de oude heidensche tempels, waarvan hij hier een vsn veel studie getuigende, uit oudheidkundig oogpunt belangrijke, beschrijving geeft.

Van BAâLAEC kwam hij in DAMASCUS, den „Vederbos van den paradijspauw", gelijk Oostersche dichtkunst deze hoofdstad van Syrië betitelde", p. 417. Onder historische herinnerin gen, welke ds schrijver hier in zijn reisverhaal invlecht, geeft hij ook een plaats aan die omtrent den Apostel Paulus. Zoo omtrent de straat genaamd „de Rechte" waar Paulus bij Judas aanklopte, en „den buitenmuur, waar men u op den bovenrand een huis toont, waaruit Paulus met een koord zou zijn neergelaten", p. 420. Maar ook van het tegenwoordige Damascus, van zijn industrie, zijn bestuur, sijn bevolking, zijn Omayden-Moskee met het mauso leum van Johannes den Dooper wordt u hiei een rijk gekleurd tafereel opgehangen.

Van Damascus uit bereikte DR. KUYPER door Hauran „het land der bouvallen bij uunemend heid, en zelis bij uitnemendheid het land der inscripties, " p. 427, — het HEILIGE LAND.

Van zijn reis door het Heilige Land verhaalt hij ons in zijn IXe of laatste hoofdstuk.

Het begint met een teruggeven van de in drukken van het meer van Gennesareth. Op een flinke boot met zes man aan de riemen, werd de reiziger over het meer naar TIBERIAS gevoerd. De tocht duurde twee volle uren. „Het peinien was het genieten van een zieleweelde als ik op geen andere plek van Palestina indronk. Het was mij, of nadat Jezus hier eens groot was geweest, met zijn heengaan het hier alles was uitgestorven, niets achterlatende dan de nooit uitstervende heugenis van zijn heiligen naam" p. 434.

Met name van dit laatste hoofdstuk zal voor vele lezers van Om de oude wereldzee een bijzondere bekoring uitgaan. Hier toch is niet alleen l'homme politique, niet alleen de geleerde en scherpe waarnemer van menschen en dingen, niet alleen de socioloog en theoloog, maar ook de christen aan het woord.

Dit voelt men al terstond waar DR. KUYPER ons van zijn indrukken omtrent het meer van

Gennesareth verhaalt. En zoo is het telkens weer.

Uit vroeger gesprek wist ik, dat de geachte schrijver van een bezoek aan Palestina zich niet veel voorstelde. Hoe, zooals hij op p. 435 schrijft: „het ingeslopen moderne leven met zijn treinconducteurs en hotel-kellners ontwijdde; de Turksche oppermacht iets hinderlijks had; de critiek op de heilige plaatsen verwarrend werkte" — daar hadden wij he; t vroeger wel eens over gehad.

Dan, DR. KUYPER is op zijn reis van gedachten veranderd.

„Palestina zou ik voorbijvaren."

„Maar toen ik op het kantoor van Cook te Beyruth voor de beslissing stond, voelde ik toch, dat in dit voorbijvaren van het Heilige Land iets oneerbiedigs, een zwakheid, een gemis aan moed school. Wel Syrië en Egypte, maar niet „het Heilige Land' bezoeken, ik kon het toch niet van mij verkrijgen. Ik aarzelde nog een oogenblik, maar deed loch ten slotte de goede keuse. Niet op Beyruth terug, maar uit Damascus door Hauran naar Galilea zou de tocht gaan, en geen oogenblik heeft 't mij later berouwd".

De lezers vaii Om de Oude Wereldzee, vele althans, mogen dankbaar zijn, dat het zoo geloopen is. Hieraan danken zij toch een der schoonste, voor sommigen wellicht het schoonste hoofdstuk van dit werk.

En in dit hoofdstuk zullen zij dan zeker vooral van die bladzijden, op welke de vraag wordt beantwoord: Waarom het Heilige LandV', — bladzijden, die van zoo diep geestelijk inzicht in de daden, de werken, de wonderen Gods getuigen, — met dankbaarheid kennis nemen.

Dan volgen weer nauwkeurige en op ernstig onderzoek berustende gegevens omtrent degeo graphische gesteldheid, den oeconomischen achteruitgang en den handel en de bevolking van Palestina.

Op bijzonder gelukkige wijze is de heer KUYPER er in geslaagd aan de beschrijving van zijn religieuse indrukken, die zijn ontvankelijk gemoed bij het bezoeken der hem heilige plaatsen ontving, te verbinden allerlei wetenswaardigheden omtrent Palestina, die de vruchten zijn van zijn studie.

Zoo staat hij, om iets te noemen, bij zijn bezoek aan Tiberias iets langer stil, omdat men door de tegenstelling van Tiberias met Kapernaum „een juisten blik krijgt op de beteekenis van Galilea en het meer van Gennesareth voor het optreden van Jezus". Hij haalt hier de geschiedenis van Tiberias, „product van het ook in Galilea binnendringend Hellenisme", op. Vertelt dan van het tegenwoordige Tiberias. Van de Rabbinistische school aldaar, ^an hoe „de Grootrabbijn met vijf andere rabbijnen zich in [zijn] hotel lieten aandienen, om [hem] te komen Degroeten". „Ze meldden mij, dat ze uit Amsterdam van mijn komst verwittigd waren en behoefte gevoelden, in mijn persoon als gewezen Minister, aan Nederland en zijn Koningin dank te komen betuigen voor de welwillendheid, waarmee de Joden ten onzent steeds bejegepd waren", p. 452.

Dan volgen weer eenige bladzijden over Kapernaüm, „drie jaren lang de stille woonstede van Israels door God gezalfden, maar door Israël niet gehuldigden Koning; " bladzijden die eindigen met de vermelding dat van het oude Kapernaüm, thans Teil-Hum, „niets meer over is, dan een met hekken afgesloten vierhoek, waarin brokken steen en hoopen puin liggen". p. 456.

Ook de Ihabor is door DR. KUYPEE bezocht. Hij geeft er op p. 460 een van mooi-gezienhebben blijkgevende beschrijving van. Door de critiek op de traditie, dat de Thabor de berg der Verheerlijking is geweest, laat hij zich niet uit het veld slaan, gelijk hij over het algemeen tegenover de critiek op de traditie in zake de heilige plaatsen een zeer gereserveerde houding aanneemt. Men leze en overdenke vooral wat hij hier over de Verheerlijking zelf schrijft. „Heel 't doei Gods in Israël was, met zijn geestelijke aaawezenheid tot het mecsschelijk hart te naderen, de verborgen heerlijkheid der hoogere wereld in deze wereld waarneembaar te maken." p, 464.

Dan wordt u verhaald van Nazareth als de plaats van Jezus's woning; van den Karmel ea ELIA; van Si. Jean d^ Acre, het oude Acco. Wijl deze laatste plaats „de hoofden der Babisien of Babi's, ais gevangenen van den Sultan, te herbergen kreeg", vond de geleerde Schrijver daarin aanleiding, met afbreking van zijn reis verhaal, aan deze, door Mirza Aly Mohanuned, geboren 1821 in Perzië, gestichte sekte of religie, ruim vijf bladzijden te wijden. Bladdjden, die meer geven dan menig haadboek over Religionsgeschichte.

Op p. 487 wordt het reisverhaal Vireer voortgezet en vertelt DR. KUYPER in zijn boek over Samaria en de Joodsche Koloniën; een met zorg bewerkt stuk, rijk aan statistische gegevens.

Daags na zijn overnachten in de Joodsche Kolonie te Zimmarim kwam hij X.^ Jaffa waar hij de Duitsche koloniën der Tempelieren uit Wurtemberg vond. „Een beweging die opkwam in kleine mystieke kringen van Wurtemberg, aangevuurd door Bengels eschalologische verwachtingen", p. 499. In 1868 trok onder leiding van Hardegg en Hoffman de eerste kolonie naar Palestina. Aan deze beweging en haar verloop worden enkele zeer lezenswaardige bladzijden gewijd.

Dan volgt de bïschrijving \a.n Jaffa, óe „zeepoort van Jeruzalem", met zijn „herinneringen van heiligen aard."

Van Jaffa ging de tocht naar Jeruzalem: „kei eenige Jeruzalem, en zulks vijf dagen vóór het invallen van het Kerstfeest — met het oog op de viering van het feest te Bethlehem een zeldzaam gelukkig tijdstip", p, 505.

Volgt een beschrijving van de heilige stad; van Gethsamené en Golgotha, van de spelonk der Verrijzenis, van den Olijfberg.

Te Bethlehem vierde Dr. Kuyper het kerstfeest.

Van daar terug naar Jeruzalem en toen naar Jaffa, om zich in te schepen naar Egypte.

„Onuitsprekelijk had ik in het Heilige Land genoten. De indaling van de Goddelijke realiteit in het tastbare van deze wereld had ik er gevoeld, zcoals men het op verren afstand in eigen land niet gevoelen kan".

„Het eerste deel van mijn langen tocht was met Palestina voleind." p 543.

Met verlangen zien wij uit naar het tweece deel van Om de Oude Wereldzee, waarin DR. KUYPER ons het laatste deel van zijn langen' tocht zal beschrijven.

Ik zal hier niet herhalen wat ik in mijn eerste stuk over dit jongste groöte werk van DR KUYPER heb gezegd, maar alleen den wensch uitspreken, dat het ia onze kringen een niet maar alleen geprezen, doch ook gelezen boek moge zijn.

Dit boek toch is een dier werken, waarvan men de leiing en herlezing, — want het moet bestudeerd, — niet dan tot schade van zichzelf verzuimt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's