GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De inaugureele rede, waarmede de pas

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De inaugureele rede, waarmede de pas

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De inaugureele rede, waarmede de pas benoemde hoogleeraar te Utrecht, Dr. J. A. C. van Leeuwen, zijn ambt aanvaardde, heeft de hooge verwachting, die men van dezen geleerde koesterde, zeker niet beschaamd.

De inleiding, waarin de hoogleeraar zijn standpunt tegenover de Schrift uitsprak, legt reeds het meest duidelijke en onomwonden getuigenis af, hoe hij aan het Goddelijk gezag der Schrift vasthoudt:

Voor de christelijke religie bestaat er een innig verband tusschen openbaring en H. Schrift. De Kerken hebben dit altijd erkend, en in haar b^ïlijdenissen terecht steeds het goddelijk gezag 4er H. Schrift uitgesproken.

Een en ander is niet moeilijk te verklaren. Immers de christelijke religie treedt op met aanspraak op volstrekte katholiciteit, terwijl zij tegelijkertijd wortelt in de historie; haar centrum, het hart van haar bestaan vindend in de openbaring, geschonken in den persoon van Christus en in de feiten van Zijn menschwoiding, sterven en verheerlijking. Zij wil geslachten en volken • omvatten, èa is gebonden aan gebeurtenissen, die een historisch verloop hebben gehad en die, hoewel van onvergankelijke beteekenis, toch ver achter ons in het verleden liggen. Zij vertolkt de eeuwige gedachten Gods; èn deze gedachten worden verwerkelijkt, waar de christelijke religie haar veroveringen maakt.

En het is alleen het geschreven woord, dat haar waarborgt, wat zij beweert en behoort te bezitten: de geopenbaarde kennisse Gods, welke, gebonden aan de historische verschijning van den Ctiristus, van universeele strekking is en van onverwoestbre kracht.

Door de Schrift wordt de traditie aangaande wat slechts ééns geschiedde, in vertrouwbaren vorm overgegeven van geslacht aan geslacht, om over alle generaties haar kracht te oefenen; door de Schrift wordt de goddelijke gedachte, in menschelijke taal vertolkt, onveranderd en onvervalscht, door de eeuwen heen aan menschen bekend gemaakt.

En de historie levert de bewijzen, dat nooit deze unieke beteekenis der H. Schrift is miskend, zonder dat velen ten prooi vielen aangeestdtij verij, en de innerlijke kracht der kerk verwoest werd door geestelijke anarchie.

Met de normatieve beteekenis en het goddelijk gezag der H. Schrift heeft met name de theoloog rekening te houden, die, met bewustzijn en hart levende uit de christelijke religie, geroepen wordt tot de wetenschappelijke beoefening en onderwijzing van de N. Tische vakken.

Noem dit een vooroordeel, zoo ge wilt. Maar zou het dan geen illusie zijn terneenen, dat het bewustzijn van wien dan ook, die tot de H. Schrift komt, hetzij om haar te lezen, hetzij om haar wetenschappelijk te onderzoeken, tegenover die Schrift tabula rasa zou zijn? De meening, dat wij in het N. T. niet anders te zien hebben dan een bundel geschriften, die behooren tot de producten der Oudchristelijke letterkunde, is evenzeer een vóör oordeel als de overtuiging, dat v/ij in de H. Schrift principium en bron hebben voor de kennisse Gods, AUeen laatstgenoemde overtuiging doet de studie der N. Tische vakkon tot haar recht komen. De wet spreekt van „geschiedenis der oud-christelijke letterkunde" en wijst tevens aan het N. Testament eene afzonderlijke plaats aan; mij is opgedragen onderwijs te geven niet alleen in de „geschiedenis der oud-christelijke letterkunde, " maar ook in de „uitlegkuiide van het N. T." Inderdaad staat te midden der oudchristelijke literatuur het N. T. in zijn waarde voor kerk en christelijke religie apart. Het N. T. is te waardeeren als literatuur, en als H. Schriftuur door de werkiog en leiding van Gods Geest aan de kerk geschonken.

Het zij mij vergund, in deze oogenblikken eenige lijnen aan te geven, die een wetenschappelijke beoefening < ier 'N. Tische vakken in deze richting bepalen èn rechtvaardigen.

In kort bestek behandelde Dr. van Leeuwen daarna de belangrijke quaestie van de taal, waarin het Nieuwe Testament eschreven is, de organische eenheid, die e boeken des Nieuwen Testaments bezitten, n van de tekstcritiek, terwijl hij bij elk an deze vraagstukken beslist opkomt voor et gansch eigenaardig karakter, dat het ieuwe Testament als Woord Gods draagt. ier is ia den echten zin des woords een heoloog aan het woord, die daarom weigert e Schrift als een historische oorkonde of roduct van oud-christelijke letterkunde te bechouwen, maar met de Kerk aller eeuwen in e Schrift eert het machtige instrument, dat od gebruikt heeft om Zijn openbaring ons e doen toekomen, en daarom weigert de hilologie, de isagogiek en de tekstcritiek an de Schrift te seculariseeren. Zoo getuigt ij zelf aan het slot van zijn rede:

Ook ten opzichte der H. Schrift werkt de egenstelling: „rede of openbaring, evolutie of evelatie"? door. God heeft zich voor de bijondere openbaring een eigen terrein geschapen n het erf der palingenesie. Daar werkt en geuigt het testimonium Spiritus Sancti ook iran et gezag en de betrouwbaarheid der H. Schrift. Van het Schriftprobleem kan ook de theoloog w e z s g i h b zich niet losmaken. Wie meent het te kunnen doen, door het te negeeren, kiest hierdoor reeds positie tegen de Schrift.

Ik voor mij hoop te toonen, dat een streng wetenschappelijk onderzoek, van dit standpunt uitgaande, het best in staat is de schrift des N. T. tot haar recht te doen komen, haar te doen uitkomen in haar samenhang met Hem, die het vleeschgeworden Woord is, en die van de Schrift getuigde, dat zij niet kan gebroken worden.

Voeg hier nu bij, dat Dr. van Leeuwen niet alleen enkele principieele verklaringen aflegt, maar ook, voor zoover een inaugureele oratie dit gedoogt, bewijs geeft van uitnemend op de hoogte te zijn met hetgeen op dit gebied door anderen gepresteerd is en van de problemen, die thans aan de orde zijn, en er is reden om dankbaar te wezen, dat aan Utrecht's Universiteit een hoogleeraar is opgetreden, die zoo wel toegerust en met zulk een bezielende overtuiging het pleit voor de Schrift is komen voeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's

De inaugureele rede, waarmede de pas

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's