GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vereenigingsleven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vereenigingsleven.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE VROUW IN HET VEREENIGINGSLEVEN.

Zooals men zich herinneren zal, wijdden wij eenigen tijd geleden een artikel aan de quaestie, hoe de vrouw staat tegenover het Vereenigingsleven, en kwamen we daarin tot de conclusie, dit voor iedere vereeniging afzonderlijk behoort uitgemaakt te worden, of haar aard en karakter wodanig is, dat de vrouw aan den arbeid in dien kring al dan niet deel mag nemen, en hoever die medewerking dan eventueel gaan mag.

Voorts werd erop gewezen, dat de zaak feitelijk hierop neerkomt, dat er, over 't algemeen genomen, zaken zijn, die, krachtens duidelijke uitspraak van Gods Woord, niet binnen de arbeidssfeer der vrouiv vdücc, zooals b.v. het predikambt; dat er voorts werkkringen zijn, waarin de vrouw, uit hoofde van haar algemeen yrouwelijken aanleg, van haar vrouw-zijn, niet 'huis behoort, zooals dat bij den politiedienst het geval is; en dat er eindelijk een zeer groot terrein van het nationale leven is, waarvan men theoretisch uit gewoonte de vrouw veelal buitensluit, zonder dat er eigenlijk in vele gevallen eenig ander motief voor zou zijn aantegeven dan een zekere tegenzin, als gevolg van het gehecht-zijn aan het oude.

En dit laatste juist was het, waartegen gewaarschuwd werd, op grond daarvan, dat men on lecht zou doen door ds vrouw uittesluiten van t^^^filsefen werkkring, zonder overwogen te nebben, of er wel eenige reden is, te zeggen, 'lat de door God voor het leven der vrouw ge«elde wetten zouden worden geschonden.

Tevens werd er de aandacht op gevestigd, noe men soms tot de alkeurenswaardige methode omt, de vrouw met haar eigenaardigen «anleg enerzijds te exploiteeren om de noodige gelden voor zeker doel bijeen te brengen, en haar "derzijds uittesluiten van de medezeggenschap over de wijze, waarop datzelfde doel verder zal nagestreefd worden.

In verband met dit alles stelt een onzer lezers ons voor de concrete vraag, hoe reen in een bepaald geval heeft te handelen.

Het geval, dat bij aanroert, komt, door een eigenaardig saamtreffen, veel overeen met het niet door ons genoemde geval, dat ons aanleiding gaf, iets over deze quaestie te schrijven.

We laten hier den brief in zijn geheel volgen: Hij luidt aldus:

Hooggeachte Redacteur!

Onder het opschrift „Vereenigingsleven" vestigde u, enkele weken geleden, de aandacht op het verschijnsel, dat zich meer en meer voordoet, om ook vrouwen in verschillende besturen zitting te doen nemen, en drong er op aan, het voor en tegen wel te overwegen vóór men een oordeel daarover uitspreekt.

Nu is het, geachte redacteur, voor een eenvoudig lid niet altijd gemakkelijk een juist oordeel daarover te vellen; ja soms zelfs moeilijk, onze gedachten in woorden om te zetten; te meer daar onze voorgangers ook niet steeds hetzeltde gevoelen blijken te hebben.

Gaarne zou ik daarom uwe gedachten wenschen te vernemen, of het wenscheli'k is, dat vrouwen tot leden en dus ook tot Presidente van het bestuur eener Chr. School in aanmerking kunnen komen.

Met beantwoording van bovenstaande zult u mij en misschien ook anderen zeer verplichten.

UEd. dw. dienaar,

EEN ABONNÉ,

Het komt ons zoo voor, dat de zeer voorzichtig gestelde vraag bevestigend bea twoord kan worden.

Werd er toch gevraagd, of we het wenschelijk achten, dat een vrouw presidente eener schoolverëeniging wordt, dan zou de vraag moeilijker zijn te beantwoorden. Dat wordt echter niet gevraagd. Het gaat er slechts om, of een vrouw voor het presidentschap in aanmerking kan komen.

Op den voorgrond staat, — en daarover zal de inzender het wel met ons eens zijn —, dat de vrouw zeer nauw betrokken is bij het Christelijk onderwijs, en dat er geen enkele levenswet der vrcuw te bedenken is, die door haar optreden als lid eener Christelijke schoolvereeniging zou worden geschonden.

Haar medespreken als stemhebbend lid wordi voorts onzes inziecs hoegenaamd niet getroffen door het Schriftwoord, dat de vrouw in de gemeente heeft te zwijgen.

Is men bet hierover eens, dan is niet wel in te zien, waarom men door de een of andere statuten bepaling de vrouw het optreden als bestuurslid zou n: oeten beletten, voor het geval, dat de, voor 't grootste deel uit den aard der zaak uit mannen bestaande, vereeniging bij meerderheid zou kunnen uitmaken, dat het een of ander vrouwelijk lid voor een bestuursfunctie de aangewezen persoon zou zijn.

En aanvaardt men deze gevolgtrekking een maal, dan zal het wel bezwaarlijk gaan, eenigen grond aan te wijzen, waarom men niet nog een stapje verder zou gaan en niet ook zou toelaten, dat een vrouw presidente wordt, wanneer de meerderheid van de vereeniging, of die van het bestuur, van oordeel is, dat een bepaalde vrouw zulke bijjondere gaven heeft, dat ze op den presidentssetel op haar plaats zcu wezen.

Het mag echter zeer betwijfeld worden, of in onze Christelijke Schoolvereeniging het geval, dat hier bedoeld wordt, zich wel licht zal voordoen.

Immers geldt bij ons als goede regel, dat de man, als hoofd van het gezin, contributie betaalt, zoodat bijna geen enkele gehuwde vrouw, tenzij dan degenen, die met een het Christelijk onderwijs niet sympathiek gezind man gehuwd zijn, het lidmaatschap eener School vereeniging zal begeeren.

Het gaat dan ook voornamelijk om de weduwen en om de overige ongehuwde vrouwen, van wie het zeer prijzenswaard is, als zij zich niet aan het medearbeiden voor het Christelijk onderwijs onttrekken.

Die vrouwen kunnen overigens alleen dan in een zoodanige vereeniging in de meerderheid komen, als de mannen .... hun plicht verzuimen en zich onthouden.

Met het oog op zulk een mogelijkheid behoeft toch waarlijk de uitsluiting der vrouw van het presidentschap niet statuair vastgelegd te worden; evenmin als dat noodig schijnt te wezen voor het andere exceptioneele geval, dat de vereeniging met haar mannenmeerderheid van oordeel is, dat een zekere vrcuw door. de van God ontvangen gaven bijzonder voor het presidentschap is aangewezen.

Resumeerende, kan dus wor en gezegd: ie. dat de consequentie eischt, de vrouw, is zij eenmaal tot het lidmaatschap toegelaten, ook stemrecht te verleenen en actieve en passieve kiesbevoegdheid voor alle functies; 2e. dat in onze Christelijke schoolveieenigingen het geval zich zelden zal voordoen, dat een vrouw tot bestuurslid of presidente wordt gekojea; 3 e. dat er geen gronden zijn aantewijzen, waarom men dit onmogelijk zou moeten maken.

Vraagt men dan ten slotte, of een gemeenlijk gevolgde gewoonte dan geen beteekenis heeft, dan zij geantwoord, dat zij ons er voor moet behoeden, met nieuwigheden te beginnen, tenzij goed onderzocht is, of de oude gewoonte op goede gronden steunde, en tenzij dat onderzoek negatief is uitgevallen.

Betwijfeld mag echter worden, of mèn hier wel te doen heeft met een bepaalde geivoonte in het verleden. De zaak schijnt meer dese te zijn, dat in het verleden de vrouw zoo goed als nooit in de hier ter sprake zijnde functies optrad om precies dezelfde — door ons aangevoerde — redenen, waarom zij ook in de toekomst er slechts hoogst zelden in zal optreden, ook dan, als men haar niet den minsten slagboom in den weg stelt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Vereenigingsleven.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's