GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De geboorte onzer prises

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geboorte onzer prises

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 7 Mei 1909.

De geboorte onzer prinses heeft heel ons volk met jubelende vreugde begroet. Het was, alsof een zware last, die op ons volk drukte, werd afgewenteld, toen de bigde mare het land door vloog, Hoe innig dankbaar was ons volk niet, dat God de Heere na zoo bange spanning zoo heerlijke uitkomst schonk; dat onze Koningin in de ure des gevaars zoo genadig door Hem bewaard werd en op haar bede, en de bede van heel het volk met Haar, een Koningskind ons werd geschonken. Hoe vroolijk wapperde het dundoek niet van alle torens en hulzen; in wat blijde opgewondenheid schaterde het Wilhelmus niet langs de straten; wat trokken onze kinderen niet feestelijk versierd door onze dorpen om; en hoe verdrong ons volk zich niet in de bedehuizen, om daar God te danken en te loven. Het was, alsof God zelf het verbond; dat onze Vader des Vaderlands in de hachelijkste omstandigheden met den Potentaat der Potentaten sloot, opnieuw voor Nederland bevestigen wilde. Want met de geboorte dezer prinses rees weer de hoop, dat God Almachtig ons Oranjehuis opnieuw wilde opbouwen en Nederland onder de schutse van Oranje een veilige toekomst wilde verzekeren.

Al mocht dan ook de stille verwachting, dat ons een prins, een stamhouder, zou geschonken worden, niet vervuld zgn, zelfs deze schaduw kon de feestvreugde niet doen verminderen. Na zoo lang te hebben gewacht, na zoo dikwijls te zijn teleurgesteld, was de weelde van ons hart zoo rijk, dat ditmaal weer een Koningskind ons was geschonken. Want al mocht bij ontstentenis van een erfgenaam van de kroon uit ons eigen Vorstenhuis, de nationale toekomst van ons land en volk bedreigd zijn, en al kon ons volk daarom niet dankbaar genoeg wezen, dat dit gevaar voorloopig werd afgewend, toch is daaraan niet in de eerste en voornaamste plaats door ons volk gedacht. De buitengewone belangstelling, die heel Europa bij dit heuglijk feest toonde, bewees wel, hoe de geboorte oni^er prinses een gebeurtenis was, van belang niet alleen voor ons volk eo onze dynastie, maar voor heel Europa; maar voor ons volk had de vreugde toch e«n anderea, «en dieperen grond. Er wag om dit klndelee ^0 langen zooveel reeds gebeden, omdat ons volk zoo innig meeleefde met onze Koningin, en wist, hoa smartelijk het haar en haar prinselQken gemaal \nel, dat hun huwelijk kinderloos scheen te bleven. Omdat we onze Vorstin en onzen Prins zoo innig liefhebben, was hun smart onze smart en kon daarom hun vreugde te rijker weerklank in het hart van ons volk vinden. En als we nu in gedachten in dat vorstelijk kraam vertrek die o zoo gelukkige moeder en vader zien, wier oogen zich niet moede kijken aan dat kleine wicht, dan zou heel ons volk wel met hen de knie willen buigen om God te danken, wiens rechterhand vol sterkte en eere heil na leed heeft gewrocht.

En bij dat meeleven in de vreugde onzer vorstelijke familie voegt zich als diepste grond de mystieke band, die on: j volk nog altoos aan Oranje verbindt. Troelsfra moet een dezer dagen gezegd hebben, dat de blijde verwachting ons volk niet koud of e heet maakte, omdat ons volk republikeinsch was van aard en voor het monarchaal gezag zoo weinig voelde. Maar Troelstra toonde ook daarin ons volk niet te kennen. Want al schuilt in het hart van elk Nederlander een republikeinsche trek, en al zou een absolute monarchie al zeer weinig met onzen volksaard in overeenstemming zijn, de band, die ons aan Oranje hecht, heeft daarmede niets uitstaande. Ook toen we nog de Republiek der Vrije Nederlanden vormden, had Oranje evenzeer de liefde en trouw van ons volk, en telkens, als regentenovermoed Oranje op zijde wilde schuiven, kwam het volk voor Oranje op. Wat Oranje voor ons land en volk gedaan had, stond met onuitwischbaar schrift in het hart des volks geschreven; het vergat nooit, dat het aan Oranjs's heldenmoed naast God zijn nationaal bestaan te danken had; het vergat nooit, dat Oranje goed en bloed verpand had aan de zaak der „kleine luyden" en het verbond tusschen Oranje en ons volk in het martelaarsbloed van Prins Willem bezegeld, heeft daarom alle stormen doorstaan.

De vrees, dat die band zou verbroken worden, was de donkere schaduw, die over ns volk lag uitgespreid. Want al willen we geen oogenblik te kort doen aan de dankbaarheid, die ons voegt jegens onze uitnemende Koningin-Moeder en onzen geliefden Prins Hendrik, en al toonde God ons in hen, hoe ook vorsten uit den vreemde zich ia ons volk weten in te leven, — de gedachte, dat niet een Prins van Oranje, maar een telg uit een vreemd vorstenhuis den troon zou bestijgen, scheen voor ons al den glans en luister van het Koningschap weg te nemen. En daarom danken we God het meest, dat die vreeze beschaamd is geworden. De aloude Oranjeboom, die schier al zgn takken had verloren en alleen nog in onze Koningin voortleefde, draagt weer nieuwe loten, 't Is Oranje, 't blijft Oranje, was daarom de diepste uiting van wat in het hart van ons volk omging. We hebben weder een Oranje-spruit, en de hoop herleeft, dat straks meerdere zullen volgen. En ook al vervuldie God die hope niet, een Koningskind, een erfgenaam van den troon, is ons geschonken.

Voor dat kindeke, oeze prinses Juliana, die door haar naam de herinnering opwekt aan de innig vrome en godvreezende stammoeder van Oranje, gaat daarom onze bede op, dat God de Heere haar zegene, haar doe opwassen in de vreeze Zijns Naams en haar een lang en gelukkig leven schenke, naast haar Koninklijke Moeder.

En zij ons volk door deze weldaad Gods weer nauwer verbonden aan het Huis van Oranje, dat zoo schitterend zijn naam in onze historie schreef; maar ook nauwer verbonden, in dankbare erkenning aan Hem, dJe voor Vorstin en Volk zich een Hoorder der gebeden heeft betoond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's

De geboorte onzer prises

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's