GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE BLINDE KUNSTENAAR.

VI (Slot.)

TOT EEN DOEL.

De heer vervolgde zijn weg, doch na eenige oogenblikken keerde hij terug, en vroeg aan den winkelier waar Joseph woonde. Dat werd hem beduid en de heer begaf zich daarop naar het aangewezen huis.

Hij vond er oom, die druk in de bezigheden en niet weinig verbaasd was, toen een deftig heer zoo belangstellend naar den blinden .neef kwam vragen, en oplettend luisterde naar al wat hem omtrent blinden Joseph werd meegedeeld.

„En wat denkt ge nu wel van den jongen te maken? " vroeg de heer eindelijk.

„Dat weet ik niet, mijnheer" zei oom. „Wat zal men met een blinde beginnen? Toch zou ik hem niet graag zoo zien opgroeien, dat hij zijn leven lang anderen tot last was. Ik heb in der tijd de zorg voor hem op mij geno men, omdat ik niet wilde dat hij van de armen zou worden grootgebracht. En liefst zag ik, dat hij mettertijd zich self kan helpen.

„De Heere God zal er mij, hoop ik, den weg toe wijzen.

„Juist zoo” sprak de bezoeker, „en ik geloof dat die weg eigenlijk al aangewezen is. De jongen hetft blijkbaar lust tot muziek en 't beste zou zijn hem daarin zoover te brengen, dat hij zijn eigen brood kan verdienen.”

„Zeker, mijnheer; maar eer hij zoover is, moet hij veel leeren, en dat kost geld. En dat heb ik niet. Ik heb totnogtoe mijn neef onderhouden, maar veel meer kan ik ook al niet doen.”

„Nu” zei de heer „dan wil ik zien wat ik doen kan. Ik heb van Joseph dikwijls gehoord, en weet ook wat onlangs in de kerk is voorgevallen. Maar ik had den jongen nooit gezien. Het trof mij zooals hij daar loopt, blind en hulpbehoevend en toch vroolijk en wel. Als ik mijn doel bereik, hoort ge meer van mij.”

Dit laatste gebeurde nog spoediger dan oom, die aan Joseph niets van het bezoek had gezegd, had durven hopen.

De heer, een geneesheer te Garlisle en een man die God vreesde en zijn naaste liefhad, deed in de zaak wat hij kon, en met spoed. Zelf was hij niet rijk en kon niet zooveel doen voor anderen als hij wel wilde. Doch hij bezat vele bekenden en vrienden, en tot dezen richtte hij zich nu, vertelde hun van blinden Joseph en vroeg hun hem te heïpen om iets voor den knaap te doen. Meer dan een verklaarde zich hiertoe bereid. Zelfs de deken der stad deed mee.

En zoo kon dan de vriendelijke g'eneesheer reeds enkele weken na zijn eerste bezoek een tweede aan oom brengen, en tegelijk het heugelijk bericht, dat voor Joseph's opleiding zooveel mogelijk zou worden gezorgd. Men wist een zeer bekwamen muziekmeester ea zou hem voorstellen den blinden knaap zoo mogelijk in het orgelspel te bekwamen; het geld daarvoor was bijeen.

Dat oom niet weinig verblijd was, begrijpt ge. Zoo was dan voor zijn neef een toekomst geopend. Hij bedankte den vriendelijken heer recht hartelijk, en stemde gaarne toe, toen deze vroeg, of hij nu Joseph zelf ook eens kon spre ken, die totnogtoe van al de schooae plannen niets wist. 't Zou echter blijken dat, hoe goed menschen het ook bedoelen en hoe wijs zij meeuen het overlegd te hebben, toch hun berekeningen kunnen missen en het ten slotte de Heere is die den wil leidt en de daad bepaalt.

Toen de geneesheer voor den blinden knaap zat, gevoelde hij weer hetzelfde innig medelijden in zich opkomen als eerst, 't Deed hem goed een blijde boodschap te kunnen brengen. Hij vertelde Joseph wat hij van hem gelioord had, welk plan er nu gemaakt was, en vroeg ten slotte of hij dat nu niet heerlijk vond. Reeds zeer spoedig konden de lessen beginnen.

Het viel den goeden dokter wel een weinig of missch-en zelfs zeer veel tegen, dat Joseph nu niet jaist een bepaald blij gezicht zette, maar scheen te aarzelen eer hij antwoordde. Eindelijk sprak de blinde.

„Zou het niet veel te moeilijk voor mij zijn, mijnheer? Ik heb bijna niets op school kunnen leeren, omdat ik blind ben, zooals u ziet. Mis schien zou het bij den muziekmeester net zoo gaan.”

„Daar hebben we ook aan gedacht", antwoordde de bezoeker vriendelijk, „Maar ik geloof niet, dat het een bezwaar is dat men niet overkomen kan. Immers er zijn een aantal blinden die het tamelijk ver hebben gebracht in de mmiek, en js hebt immers ook zonder hulp op de harmonica leeren spelen en kunt ook op het orgel al wat terecht; dat is immers zoo? ”

„Ja mijnheer", antwoordde Joseph, blijkbaar verlegen, „maar ik vrees toch, dat het soo niet gaan zal."

„Zool Zou je dan wat anders willen? " Joseph zweeg.

„Nu, zeg het maar.”

„Och, mijnheer zei Joseph, " „ik zou zoo graag zelf orgels, maken, als ik dat leeren koo. Zou dat gaan, denkt u? ”

Op die vraag was de goede dokter niet verdacht, 't Was hem dan ook onmogelijk er antwoord op te geven. Hij zei echter vriendelijk :

„Ik zal er eens over denken, We zullen zien. 't Kan de weg des Heeren zijn.”

Zoo bleïk het later ook te wezen.

Zoo bleïk het later ook te wezen. Toen de geneesheer aan zija vrienden vroeg, hoe EU te handelen, lieten zij dat gaarne aan zijn wijsheid over. 't Was gelukkig dat hij geleerd had die bij den Heere te zoeken. Et werd nog eens met Joseph gesproken, kundige menschen werden geraadpleegd en ten slotte besloten te beproeven, of de wensch van den knaap uitvoerbaar zou zijn.

Na een JAar was dat beslist.

Joseph werd in de leer gedaan bij een zeer knap orgelmaker, die voor de moeite welke hij moest nemen, onj zulk een blinden leerling te onderwijzen behoorlijk werd betaald, maar ook zijn niet lichte taak met groote liefde en met geduld verrichtte. Zelden had hij zulk een oplettenden, ijverigen leerling gehad als Joseph, die nu niet meer bij oom maar bij ziju leermeester inwoonde, 't Bleek weldra, dat de knaap, schoon blind, in het vak grooter vorde ringen maakte dan menig ziende in zijn geval. Zijn weldoeners beleefden er genoegen van, en lieten hem gaarne zich verder bekwamen.

Joseph SiroDg is een der meest vermaarde orgelmakers van Engeland geworden. Mettertijd verdiende hij veel geld, doch hij bleef nederig, ijverig in al zijn doen, In 's Heeren weg was hij wonderlijk geleid. En nog heden ten dage begeleidt menig orgel, door hem gebouwd, het gezang dsr Gemeente, die den naam des Heeren prijst, Hij die gavenen krachten schenkt — maar ook wil, dat wij zs besteden Hem ter eer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 september 1909

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 september 1909

De Heraut | 2 Pagina's