GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BERGOPWAARTS.

XVIII.

HET EINDE.

Niet langs een gemakkeüjken weg — we zagen het — was Linnaeus zoo hoog gestegen. Hij had een moeilijke jeugd gehad, veel moeten ontberen, en toch hard werken. Daarbij had hij zich nooit ontzien, maar ontzaglijk veel gearbeid, zooveel tijd en kracht hem maar toelieten, dankbaar erkennende den zegen, dien God hem had geschonken.

Misschien echter bad onze geleerde wel wat al tö veel van zijn krachten gevergd. Althans, toen hij een jaar of wat over de zestig was, begon bij zeer af te nemen; hij was vroeg verouderd. Hijzelf begon dit ook te bespeuren, en hoe moeilijk het hem ook viel, toch was hij zoo wijs om zich langzamerhand aan het onderwijs op de hoogeschool te onttrekken.

Trouwens reeds lang had hij bij dat werk een voortreffelijke hulp gevonden in zijn zoon C*rl, dien we reeds eens ontmoet hebben. Er waren in het gezin meer kinderen geboren, zonen en dochters, doch ten slotte bleef van de broers Karel of Carl alleen'over. Hij was iemand van groot verstand, al jong zeer knap, en een e yen groot liefhebber van de plantkunde als zijn beroemde vader. Zoo kwam het, dat de zoon reeds op zijn achttiende jiar dien vader als hulp werd toegevoegd, met den titel van demonstrator, dus zooveel als uitlegger. Later volgde Carl zijn vader als hoogleeraar op.

Op zekeren dag zat Linnaeus, thans een rijsaard reeds, in zijn studeerkamer een brief e schrijven aan zijn hoogbejaarden schoonvader Dr, Moraeus, 't Schrijven vlotte echter iet zoo naeer als vroeger, en toen hij het adres p de brief zetten zou, zat hij eerst een poos n gedachten. Een verdrietige trek kwam op zijn og altijd innemend gelaat. Mistroostig en hoofdchuddend wierp hij eindelijk zijn ganzepea eer, stapte zijn kamer uit en ging naar de uiskamer waar zijn echtgenoote zich bevond. „Och Sira", sprak Linnaeus, met wat doffe tem, „hoe heet uw vader ook weer? '

„Maar lieve man", riep Sara verbaasd, „dat eet ge toch wel. Hij heet immers Moraeus, et als ik". „'tis waar ook'' zei de professor, als ging em eea licht op.

Hij wandelde terug naar zijn kamer. Maar zijn vrouw zag hem droevig na, terwijl zij mompelde: „Het gaat niet goed. Hij wordt minder. Dat begint altijd met het geheugen, 't li een kwaad teeken".

Zij was de dochter van een geneesheer en kon het weten, Linnaeus zelf was er trouwens zelf ook niet blind voor.-Niet lang daarna vroeg hij aan koning Gustaaf ontslag als hoogleeraar. Hij was toen 65 jaar oud. De koning echter, die heel veel van Linnaeus hield, kon het gevraagde niet zoo aanstonds geven. Linnaeus was de roem van de hoogeschool, en tot geen prijs wilde men hem missen.

Het ontslag werd dan ook door den koning geweigerd, maar die weigering was in zulke omstandigheden reeds op zichzelf een eer. Daarbij schreef de vorst in woorden, welke voor Linnaeus, die zeer op lof gesteld was, bijzonder vleiend waren. Men wilde eenvoudig den naam van zulk een wereldberoemd man op de lijst der hoogleeraren niet schrappen, ze'fs al kon hij niet meer, gelijk vroeger, de werkzaamheden naar behooren waarnemen. De kroon zette Gustaaf op alles, door aan Linnaeus, of thans Von Linné, een dubbel jaargeld toe te kennen. Bovendien schonk bij hem nog twee landgoederen en maakte er de bepaling bij, dat die bezittingen, na den dood van den hoogleeraar op zijn kinderen zouden overgaan.

Wat de werkzaamheden betref t, kon Linnaeus aan de hoogeschool te Upsal vertoeven, of op zijn bezittingen, al naar hij verkoos. Hij was thans in den vollen zin des woords een vermogend man. Toch had hij in zijn jeugd en ook later zoo zeer geleerd spaarzaam te leven, dat hem dit in zijn huishouding altijd bijbleef. Niet lang echter zou hij meer genieten al wat menschen konden doen om zijn leven te veraangenamen. Had bij in r772 ontslag verzocht, in 1774 werd zijn gestel geschokt door een beroerte. Twee jiar later gebeurde dit nog eens, en nu volgde een groote zwakheid van lichaam en geest beide. Voor de wetenschap kon hij niets meer doen, ja hij werd zelfs geheel kindsch, zoodat hij, als een kleine knaap, alleen nog begrip had van de eenvoudigste dingen. Zoo leefde hij nog twee jiren tot hij den xoen Januari 177S stierf. Hij was toen 71 jaar oud.

Zijn dood wekte treurigheid in heel het land, j < • ver daar buiten. Met buitengewone plechtigid werd de eens zoo arme predikantszoon

in de domkerk te Upsal begraven. Koning Gustaaf liet hem daar een prachtig gedenkteeken oprichten en ook een gedenkpenning slaan te zijner eere. Toen de Rijksstenden of Kamers bijeen waren hield de Koning zelf een lofrede op Linnaeus.

Gelijk wij reeds zagen werd deze opgevolgd als hoogleeraar door zijn zoon Karel, eveneens een groot geleerde. Deze overleed echter reeds op den leeftijd van 49 jaar, en liet geen kinderen na. Thans leven nog in Zweden afstammelingen van Linnaeus' dochters, maar de geslachtsnaam heeft met Karel opgehouden te bestaan.

Maar Linnaeus zelf is, om zoo te zeggen blijven voortleven. Vooreerst in zijn vele leerlingen, waatvan hij sommige naar zeer vetre streken uitzond; zulke personen noemde hij „apostelen". Ten tweede door zijn werken, die nog hooggeacht zijn. Toen zijn boek over het natuurstelsel voor de tiende maal werd gedrukt, had bij het zoo bijgewerkt dat alle hem bekende dieren en plantsoorten werden genoemd. Voor het eerst kon men nu heel deze wetenschap overzien. Wie lust heeft kan dit in 't Latijn geschreven boek ook in onze taal lezen, waarin het is overgebracht door den geleerden Houttuyn. Dat er heel wat in staat blijkt u reeds daaruit, dat het werk zeven en dertig deelen telt en vier en twintig jaar noodig waren om uit 't geven fiyói—1785). Het heet: Natuurlijke Historie volgens het samenstel van Linnaeus.

Deze laatste zelf mocht nog op zijn 60e jaar de 13e druk van zijn groot werk behandelen. Het is totnogtoe de eenige algemeene opgaaf of lijst d^r soorten van het dieren-, het planten-, en het delfstofifenrijk. Niemand, die op dit gebied grondige kennis wil opdoeo, kan ook nu nog dit werk missen. En toch, wat zou dit alles gebaat hebben voorden geleerden man als hij niet nog wat beters gekend, niet den Heere God gediend en verheerlijkt had? We zagen rseds dat hij wat vader en moeder hem hierin geleerd hadden, ook trouw bleef. £en groot man te zijn is goed, een godvreezend man te zijn het beste.

CORRESPONDENTIE.

Cor. B. te A. Thans hopen we het verlangde te kunnen geven.

H. J. V. d. B. te E. Nu is de zaak in orde.

K. J. B. te D. Afïonderlijk antwoord volgt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 februari 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 februari 1910

De Heraut | 4 Pagina's