GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

„Wanneer wij letten op 't leven van koning Nebukadnezer, op de bemoeienis welke God met hem gehouden heeft, en ten slotte op zijne belijdenis (Daniël 4) mogen wij dan verond«stellen, dat hij bij zijn sterven den hemel is binnengegaan? Meldt de Heilige Schrift opeen andere plaats ook hiervan iets? " vraagt A. V. d. L.

Om het rechte antwoord te vinden, dienen we wel te leiten op de begrippen, die de heidenen destijds hadden van hun goden.

Als wij van God spreken, komt het niet in ons op te denken, dat naast Hem nog een andere God zou kunnen bestaan. „De Heer is God en nien^and meer." Nooit zullen w^ een of anderen bewusten afgod in onze gedaditen naast den Heere plaatsen.

Bij de heidenen nu was dit geheel anders. Wij lezen: Elk volk maakte zijn goden." Toen na de wegvoering van Israel de uit den vreemde gekomen volkplanters door wilde dieren werden geplaagd, zeiden zij, als wij lezen in 2 Koningen 17 : 26: aarom spraken zij tot den koning van Assyiië. zeggende: e volkeren, die gij vervoerd hebt, en hebt doen wonen in de steden van Samaria, weten de wijze van den - God des lands niet; daarom heeft Hij leeuwen onder hen gezonden, en zie, zij dooden ze, dewijl zij niet weten de wijze van den God des lands. En dan volgt er verder vs. 27: oen gebood de koning van Assyrië, zeggende: rengt eenen van de priesteren daarhenen, die gijlieden van daar weggevoerd hebt, dat zq henentrekken en wonen aldaar; en dat hij hun leere de wijze van den God des lands. — De lieden meenden dus, dat aan dat land een ber paalde god verbonden was.

Toen het schip waarop Jona zich bevond dreigde te vergaan, riep elk van de heidensche bemanning tot zijn god, en ten slotte lezen we omtrent Jona: En de opperschipper naderde tot hem, en zeide tot hem: Wat is u, gij hardslapende? Sta op, roep tot uwen God; misschien zal die God aan ons gedenken, dat wq niet vergaan.

Zoo ook lezen we aangaande den oorlog tusschen Syrië en Israel in i Koningen 20:23: ant de knechten van den koning van Syrië hadden tot hem gezegd: unne goden zijn berggoden, daarom zijn zij sterker geweest daa wij; maar zeker, laat ons tegen hen op het effen veld strijden: oo wij niet sterker zqa dan zij!

Kortom, elk volk had zijn god, soms zelfs elke stad. Er waren vele goden, en ieder stelde den zijnen natuurlijk het hoogst. Koning Sanherib van Assyrië buigt voor zijn god Nfsroch, omdat die hem tot alles in staat stelt. Snoevend roept hij uit:2 Koningen 18 : : 7„ 34 35: ebben de goden der volkeren, ieder zijn land, eenigszins gered uit de band des konings van Assyrië? Waar zijn de goden van Hamath, en van Arpad ? Waar zijn de goden van Sepharvaim, Hena eo Ivva? Ja hebben zij Samaiia uit mijne hand gered? Welke zijn ze onder alle goden der landen, die hun land uit mijne band gered hebben, dat de Heere Jeruzalem uit mijne hand redden zoude ?

Daar nu dit verderfelijk heideosch dwaalbegtip de eer en de majesteit Gods aantastte en de menschen verhinderde God te kennen en te dienen, wordt in heel de Schrift dit wangeloof met kracht bestreden. De afgoden, zegt zij, zijn niets, ijdelheid; „God is hooger dan alle gcón, " Hij is de „God der goden, " dat is, zij staan niet naast .Hem, maar Hij heerscht over hen. Hij en Hij alleen is de Schepper van hemel en aarde. Dat leeren zoowei Jesaja als Paulas, door denzelfden Geest, die in hen spreekt.

Nu was Nebukadnezar, de koning van Babel, blijkens de profetie door God uitdrukkelijk voorbeschikt om de volken, zelfs het oitverkorea volk te overheerschen. Babel zou naar Gods raad voor een tijd oppermachtig zijn en onwederstaanbaar. Overigens was Nebukadnezar een Oostersch veroveraar, en soms esn dwingeland, al bezat bij ook edele eigenschappen. Daniël getuigt van Nebukadnezar tot diens nakomeling, koning Belsasar: aniël 5 : 18, r9: at u aangaat, o koning, de allerhoogste God heeft uwen vader Nebukadnezar het koninkrijk, en grootheid, en eere, en heerlijkheid gegeven; En vanwege de grootheid, die Hg hem gegeven had, beefden en sidderden alle volkeren, natiën en tongen voor hem. Dien hij wilde, doodde hij, en dien hij wilde, behield hij in het leven, en dien hij wilde, verhoogde hij, en dieo hij wilde, vernederde hij. En tot Nebukadnezar zelf had Daniël vroeger gesproken: aniël 4:22: at zijt gij, o koning, die groot en sterk zijt geworden; want uwe grootheid is zoo gewassen, dat zij reikt aan den hemel, en uwe heerschappij aan het einde des aardrijks.

Zulk een vorst nu liep groot gevaar hoc^moedig te worden, zich te verheffen en te denken : Wat ben ik machtig. Alle volken, ja ook hun goden vermogen niets tegen mij; ook niet de God van Israel. En zoo zou Nebukadnezar, die toch slechts werktuig was, ten slotte gemeend hebben, dat hij en niet God de wereld regeerde. Dit nu mocht niet, en daarom betuigde zich de Heere God op meer dan één wijs aan Nebukadnezar, opdat hij zou erkennen, dat de Allerhoogste Goei is.

Driemaal richt zich de Heere God tot Nebukadnezar. De eerste icaal door een profeet, de tweede door een engel, ten slotte onmiddellijk uit den hemel zelf.

De eerste maal toont God aan Nebucadnezar Zijn alwetendheid en albestuur, door hem te openbaren Zijn raadsbesluit over de volken tot de voleinding der wereld toe. Dit geschiedt door de uitlegging die Daniël geeft, van des konirgs droom. En dan gebeurt wat wij lezen in Daniël 2 : 47: e koning antwoordde Daniël en zeide: et is een waarheid, datuliederGM een God der goden is, en een Heere der koningen, en die de verborgenbeden openbaart, dewijl gij deze verborgenheid hebt kunnen openbaren. Dit belet echter niet, dat de koning eenigen tijd later het gouden beeld opricht, dat bij wil zien aangebeden.

Den tweeden keer bewijst God, dat Hij is de Almachtige, door uit den vurigen oven de Joodsche mannen te verlossen, die beslist weigerden het beeld aan te bidden. Dit brengt den koning tot de erkentenis, die men vindt in Daniël 3 : 38, 29: ebukadnezar antwoordde en zeide: eloofd zq de God van Sidrach, Mesach en Abed-Nego, dte Zijnen engel gezonden, en Zijne knechten verlost heeft, die op Hem vertrouwd hebben, es des konings woord veranderd, eo hunne lichamen overgegeven hebben, opdat zij geenen god eerden noch aant»den, dan hunnen God. Daarom wordt van mq eea bevel gegeven, dat alle volk, natie en tODg, (Ue lasteriog. spreekt tegen den God van Sadncb, Mesach en Abcd-lSfego, in stukken gehouwen

worde, en zijn buis tot een diekhoop gesteld wotde; want er is geen ander God, die tilxoo verlossen kan.

Straks echter komt dezelfde koning er weer toe, zich in zijn hart te verhefien boven alles en allen.

Ten slotte betoont de Keere God aan Nebukadnezar zijn Oppermacht, door hem voor een tijd met de dieren des velds gelijk te maken. Daarna komt dan ook de vorst tot de belijdenis, die wij lezen In Daniël 4 : 34, 35 en 37: en einde dezer dagen nu hief ik, Nebukadnezar, mijne oogen op ten hemel, want mijn verstand kwam weder in mij; en ik loofde den Allerhoogste, en ik prees en verheerlijkte den Senwiglevende, omdat Zijne heerschappij is eene eeuwige heerschappij, en Zijn koninkrijk is van geslachte tot geslachte. En alle de inwoners der aarde zijn als ni«ts geacht, en Hij doet naar Zijnen wil met het heir des hemels en de inwoners der aarde, en er is niemand, die Zijne hand afslaan, of tot Hem zeggen kan: at doet Gij? Nu prijs ik, Nebukadnezar, en ver hoog, en verheerlijk den K(»)ing des hemels, omdat alle Zijne werken waarheid, en Zijne paden gerichten zijn; en Hij is machtig te vernederen degenen, die in hoogmoed wandelen.

Hij wist nu, dat er in wijsheid, macht en heerschappij Een boven hem en zijn goden stond.

Wat er verder met Nebukadnezar gebeurd is, of in zijn ziel is omgegaan, weten wij niet. Er bleven hem trouwens niet veel jaren levens meer over. Doch wel dient, met het oog op de vraag hierboven, opgemerkt, dat er om zalig te worden meer noodig is, dan erkenning van Gods wijsheid of oppermacht. David kende die ook, maar levens kende hij God als schuldvergevend en verzoenend, en wist hij d»t alleen GoJs genade hem ken behouden en niet sijn eigen deugd. Van die zaligmakendt kennis blijkt bij Nebukadnezar niets.

Toch zou het gevaarlijk zijn, hierop een betlist oordeel uit te spreken. Want i. is het toch merkwaardig wat deze vorst getuigt, 2. weten we te weinig van zijn verder leven en 3. is wat in de laatste dagen en oogenblikken kon geschieden, alleen Gode bekend, De Schrift laat ar sich niet over uit.

Een dergelijk man als Nebukadnezar was de latere Perzische koning Kores. Ook van hem komt in Ezra i een merkwaardig getuigenis voor. Zoo lezen we ook in het boek Jona van «en vorst van Ninivé, die zich met heel zijn volk voor den Heer, verootmoedigde. Een beslisdng gelijk de vraag noemt, is hieruit echter niet te trekken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 november 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 november 1910

De Heraut | 4 Pagina's