GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Kerkeraad van Rotterdam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerkeraad van Rotterdam

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 20 Januari 1911.

De Kerkeraad van Rotterdam zal weldra voor de ernstige vraag komen te staan, of men niet tot invoering van het zoogenaamde parochiestelsel zal overgaan.

Feitelijk was de eenheid der plaatselijke Kerk te Rotterdam reeds lang prijs gegeven, De enorme uitbreiding van Rotterdam, dat telkens naburige gemeenten inslokt, was oorzaak, dat de burgerlijke en kerkelijke grenzen elkander reeds lang niet meer dekten. Kralingen, Charlois, Katendrecht en Delfshaven bleven haar zelfstandig bestaan als Kerken voortzetten, ook nadat Rotterdam ' ze als burgerlijke gemeente ge annexeerd had.* En zelfs ontstond in het oude Rotterdam een nieuwe Kerk, doordat Feijen oord zich zel& tandig institueerde; wat met het oog op het eigenaardig karakter, dat deze stadswijk vertoonde, volkomen gerechtvaar digd was.

Waar de plaatselijke eenheid der Kerken dus feitelijk reeds verbroken was, moest de vraag wel opkomen, of de Kerkeraad niet nog één stap verder zou gaan en ook de oude stadskerk in wijkkerken zou verdeelen. Aan een Commissie uit den Kerkeraad, bestaande uit Ds. H. C. van den Brink en J. H, Landwehr en de ouderlingen H, Bos Kzn, P, Coulander, Jac, Hazelnct, W. J, Kruis, werd opgedragen den Kerkeraad in deze zaak van advies te dienen. En deze Commissie kwam niet alleen tot de slotsom, dat splitsing der massale stadsgemeente in verschillende kerken wenschelrjk was, maar ze gaf daarbg ook een uitgewerkt plan aan de hand, hoe deze verdeeling tot stand behoort te komen.

Het rapport door deze Commissie uit-' gebracht, dat in 6& Rotterdamsche Kerkbode staat afgedrukt, heeft wel speciaal 't oog op Rotterdamsche toestanden, maar bevat tevens zooveel uitnemends, wat voor al onze groote stadskerken van belang is, dat we ons haasten een deel van dit rapport hier overtenemen.

De Commissie weerlegt eerst het bezwaar, door sommigen ingebracht, dat volgens de Dordtsche Kerkenorde op één plaats slechts één Kerk zou mogen zijn:

Onze Dordtsche kerkenordening heeft wel het beginsel vastgelegd, dat op elke plaats slechts ééne keik zij; maar dat beginsel zal moeilijk te handhaven zijn in dien zin, dat onder „plaats" verstaan moet worden alles wat de burgerlijke overheid voor „eene gemeente" houden wil. Immers de overheid annexeert tegenwoordig om allerhande redenen kleinere plaatsen en schept ahoo gioote centra van handel en nijverheid. Deze centralisatie legt o. i. aan de kerk de verplichting niet op, zich, naar hetgeen de overheid doet, te regelen. Dat is trouwens in Rotterdam ook nooit gedaan. Kralingen, Delfshaven, Charlois en Katendrecht zijn afzonderlijke kerken en, wanneer straks de Hoek van Holland bij Rotterdam zal gevoegd worden, zal niemand er aan denken om den stelregel „ééne kerk op ééne plaats" te willen doorvoeren. Afgedacht echter van deze annexatie kan eene stad zelve van binnen-ait zoo uitgebreid worden, dat men voor de vraag komt te staan, of parochievorming niet noodzakelijk wordt.

Vervolgens toont ze aan, waarom „parochievorming" voor onze stadskerken noodig is:

Om de volgende redenen, die hier in het kort worden gememoreerd:

A. Met het oog ofi de geestelijke bearbeidin der gemeente door het Woord.

Het is eene vaststaande waarheid, dat de prediking dan de meeste vruchten afwerpt, wanneer zij rekening houdt met de verschillende behoef ten, welke zich in de gemeente openbaren. Doet zij dit niet, dan komt de prediking buiten het leven te staan en legt ze geen beslag meer op het leven. De preek krijgt dan het karakter van een weloverdacht opstel, dat even goed hier als in Haarlem of Amsterdam zou kunnen worden voorgedragen. Daar zijn ongetwijfeld algemeene behoeften, die voor alle kei ken gel den, maar predicatiën, die overal goed zijn, zijn menigwerf nergens goed.

Om echter die verschillende behoeften teleeren kennen, moet de dienaar des Woords ook zijn hoorders kennen, en dat is, al is de dienaar nog zoo ijverig, in eene massale kerk als de onze beslist onmogelijk. De leden der gemeen uit de tegenwoordige wijken kunnen wel bezocht worden, miiar ze zien hun wijkpredikaut, met wien ze over hun toestand spraken, eens in de 7 weken op den kansel, of, zoo zij nog al zwervende zijn, misschien eens of tweemaal in bet jaar.

Zoo is er geen eigenlijke bearbeiding door het Woord mogelijk. De prediking moet zoo wel telkens algemeener worden en minder voeling houden met de bestaande behoeften. Wanneer we zien, hoe de Apostelen in hun brieven acht geven op de verschillende levenstoestanden in de gemeente, dan mogen wij ons wel afvragen, of dit bij ons genoegzaam geschieden kan.

B. Met het oog op de uitoefening der tucht.

Zal er een leven zijn in beiligmaking voor Gods aangezicht, dan is allereerst noodig de onderlinge tucht van de leden der gemeente op elkander. Deze onderlinge tucht wordt minder geoefend, naarmate eene kerk grooter wordt, en in eene kerk ats die van Rotterdam, is er van die zoo heilzame tucht maar weinig merkbaar. De broeders en zusters kennen elkander niet. Ze weten soms niet, of ze wel tot ééae gemeente behooren.

Ook de tucht des kerkeraads kan niet naar behooren geoefend worden. Daar ontgaat te veel aan het ambtelijk vermaan. De historie van den dag toont dat maar al te dikwerf. Ec bestaan wanverhoudingen, daar bestaat ongeregeld en zondig leven zonder dat de opzieners het weten. Omdat de onderlinge tucht verslapt, spreken zij, die zulke dingen weten, niet, als het tijd is en daarom treedt de kerkeraad niet handelend op, wanneer nog veel zou kunnen voorkomen worden.

C. Met het oog op de oefening van de gemee schap der heiligen.

De gemeenschap der heiligen is allereersteen geloofszaak. Wij gelooven, dat allen, die levend gemaakt zijn, Christus zijn ingeplant en dus elkanders ieden zijn; maar het is toch ook dure roeping om deze gemeenschap in het leven te openbaren. Wanneer een kerk echter te massaal wordt, dan lijdt daaronder de oefening van de gemeenschap der heiligen. Dan komt er onder de leden der gemeente een zekere koelheid en zelfgenoegzaamheid. Ieder leeft voor zicbzelven. Men zit onder de bediening des Woords naast elkander, maar dikwerf als vreemden. Men zit aan het Heilig Avondmaal, maar zonder dat men eenige gemeenschap kent. In de wijk en het kerkgebouw aan den Westzeedijk is dit nog eenigszins anders. Daar leeft men nog met elkander mede. Daar ziet men iets van die oefening der gemeenschap; maar dat is dan ook een duidelijk bewijs, hoe een kleinere kring meer geschikt is voor die oefening dan een grootere.

En juist deze gemeenschapsoefening is zoo noodig met het oog op het geestelijk welzijn der gemeente. De Apostel Paulus geeft ons daarvan een kostelijke beschrijving in r Car. 12. Wij zijn, voor zooveel wij Christus toebehooren, op-elkander aangelegd en hebben daarom elkander noodig. „Het oog kan niet zeggen tot de band: k heb u niet van noode en wederom het hoofd tot de voeten: k heb u niet van noode." (i Cor. 12 : 21).

D. Met het oog op den welstand der gemeent Het spreekt als vanzelve, dat alles wat tot dusver genoemd werd, betrekking heeft op den geestelijken welstand der gemeente; maar onder dit punt wenscht Uwe Commissie nog enkele zaken afzonderlijk te noemen. Ze hebben betrekking op den geestelijken maar ook op den stofelijken welstand.

1. Geestelijke welstand.

a. De verkiezing van ambtsdragers.

Deze verkiezing wordt in onze kerk door een ontzettend groot bezwaar gedrukt. Men kent de broeders niet. Leden van den kerke raad moeten soms de schouders ophalen bij het hooren van de namen dergëneo, die als candidaien op de groslijst geplaatst zullen worden, en hoe moet het dan in de gemeente zijn? Wat weten de broeders uit het hooge Noorden van de broeders uit het verre Westen? Verklaarbaar is het verschijnsel dat, wie nog stemt, niet allereerst naar de geschiktheid oordeelt, maar iemand verkiest uit zijn omgeving. Vele broeders nemen echter aan de verkiezing geen deel. Ze zeggen: omdat ze niemand kennen. Terwijl in een kleine gemeente bij de verkiezing van ambtsdragers Vs der leden opkomt, bedraagt dat getal in onze gemeente ternauwernood een vierde deel. Nu kan men wel wijkvergaderingen organiseeren, waar men de candidaten bespreekt, en dat zou ongetwijfeld iets helpen, maar de stemming in een massale kerk zal altoos gedrukt worden door het bezwaar der onbekendheid.

b. De uitoefening der ambten.

De broeders ouderlingen moeten dikwerf oordeelen over gevallen, waar ze zeer weinig van weten. De beslissing geschiedt dan in goed vertrouwen, dat de sectie alles onderzocht heeft, maar bet is moeilijk om in zulke gevallen zich een eigen opinie te vormen, en toch is men, als men zijne stem heeft uitgebracht, mede verantwoordelijk. Daar zijn broeders, die zich daarover menigmaal bezwaard gevoelen. De aibeid in sectiën is een hulpmiddel, dat zeker niet onderschat mag worden, maar de schadujvzijde is, dat men de zaken niet genoeg kan beschouwen onder het licht, dat God a.zn allen gegeven heeft.

De broeders diakenen gevoelen eveneens dit beswaar in huu dienst. Het spruit uit denzelf den wortel voort. Die broeders gevoelen hun verantwoordelijkheid om de ingezamelde gaven naar eisch en billijkheid uit te reiken; maar ze moeten oordeelen over gansch onbekende toestanden, en een oordeel, dat alleen rust op vertrouwen, is altoos eenigszins gevaarlijk. Het is de vraag, of, bij nauwkeurige bekendheid met de toestanden, de uitgaven niet aanzienlijk verminderd zouden kunnen worden.

2. Stoffelijke welstand.

Daar is niets meer doodend voor de oefening der barmhartigheid en voor het bijdragen van den eeredienst dan het weinig of niet-medeleven der leden. Waar geen of geen genoegzaam gevoel is van saamhoorigheid, daar vermindert de g onderlinge liefde. Ongetwijfeld, wij brengen onze off.rs om des Heeren wil; maar juist dat rechte beginsel komt het meest openbaar door het besef, dat men, aan de broeders weldoende, den Heere dient; en dat men den eeredienst ondarhoudende, zijn God gehoorzaamheid bewijst. Nu is de offervaardigheid in kleinere kringen altoos grooter dan in massale kerken. Wancesr men ziet op kleine kapitaal-zwakke kerken en men er op let, wat daar voor armen en kerk wcrlt bijeengebracht, dan zal men toestemmen, dat Rotterdams kerk niet naar evenredigheid gecit. Zeker, daar zijn broeders en zusteis, die veel geven, misschien wel boven vermogen; maa? daar zijn er ook die niet meeleven en die anderen laten geven. En die toestand eischt verbetering.

De argumenten door de Commissie hier te aangevoerd zijn zoo afdoende, dat ze zeker niet zullen nalaten èn op den Kerkeraad èn op de gemeente indruk te maken.

Wat de vraag betreft, hoe de verdeeling tot stand moet komen, veroordeelt de Commissie de zoogenaamde „kerspelvorming" of het stelsel van „kerkwijken", die dan gezamenlijk onder één kerkeraad zouden staan:

Uwe Commissie wenscht in Rotterdam geen kerspelvorming in dien zin, dat er zooveel ke: spelen zouden zijn, als er dienstdoende predikanten zijn, en dat die kerspelen, hoewel alle een eigen kerkeraad hebbende, toch samen nog een z.g.n. algemeenen kerkeraad zouden betilten. Bij zulk een regeling tracht men wel de eenheid der plaatselijke kerk zooveel mogelijk te bewaren, maar men stuit op dezelfde moeilijkheden, waarover thans zoo dikwerf en met recht geklaagd wordt. Immers op dien z.g.n. algemeenen kerkeraad zullen de voorkomende zaken evenmin naar eisch afgehandeld kunnen worden ais dit nu geschiedt. Deze kerspelvormiog verschilt niet veel van onze tegenwoordge organisatie in wijken, en zou ons niet veel verder brcDgen. Alleen zou elk kerspel een eigen kerkeraad bezitten, maar de vraag, welke zaken door den Kerspelkerkeraad zouden moet afgedaan worden en welke door den algemeenen kerkeraad, zou telkens wederkeeren en een bron vaa veel ellende scheppen.

Ook een verdeeling van de stad in evenveel zelfstandige kerken als er dienstdoende predikanten zijn, keurt de Commissie op de volgende gronden af:

Uwd Cooamlssie begeert ook voor Rotterdam geen parochie-vorming in dien zin, dat elke predikant een eigen kerk en kerkeraad hebbe en dus in casu 7 predikanten 7 parochiekerken zouden bedienen, die geheel zelfstandig zouden zijn. Deze indeeling komt Uw Commissie te ingrijpend voor. Zij houdt geen rekening met tal van bezwaren, die er kunnen en zullen rijzen.

Allereerst is deze indeeling te mechanisch. Het gaat niet aan om een plaatselijke kerk in zooveel deelen te splitsen, als men verkiest. Er moet een zekere natuurlijke grens kunnen aangewezen worden.

In de tweede plaats meent Uw Commissie, dat met de leden der gemeente dient gerekend te worden. Sinds jaren is men in Rotterdams kerk vrij om te kerken, waar men, binnen eigen kring, verkiest en is men gewoon verschillende predikanten te hooren. Met die gewoonte eens klaps te breken, komt aan Uw Commissie geen proeve van wijs beleid voor.

Het meest aanbevelingswaardig acht de Commissie, dat'' de stadsgemeente verdeeld worde in enkele groote wijkkerken, die door de natuurlijke ligging daarvoor zijn aangewezen. Elk dezer kerken zou dan twee kerkgebouwen en twee predikanten krijgen, zoodat afwisseling bij het hooren der predikanten mogelijk bleef. Voorts zouden deze Kerken geheel als zelfstandige e. kerken optreden, met een eigen kerkeraad, en alleen classicaal met de andere kerken verbonden zijn. Volgens het voorstel der Commissie zou het oude Rotterdam aldus verdeeld worden in drie kerken, waarvan de grenzen nader worden aangewezen.

Metterdaad is er veel in dit voorstel wat aanbeveling verdient. Het getuigt van voorzichtigheid en rijp beleid. Het houdt rekening met de practische bezwaren tegen het parochie-stelsel aangevoerd, en tracht deze zooveel mogelijk te ondervangen. En het wil geen revolutionnair onderstboven werpen van den bestaanden toestand, om het heele huis weer opnieuw op te bouwen, maar sluit zich aan bij toestanden, die door de historische ontwikkeling allengs in het leven zijn geroepen.

Van harte hopen we daarom, dat Rotter­ dam's Kerkeraad dit voorstel in ernstige overweging nemen en zoo mogelijk uitvoeren zal.

Reeds lang genoeg is gewezen op de ernstige nadeelen, die de uitbreiding onzer stadskerken aankleven, en van meer dan één zijde is daarom op parochievorming aangedrongen. Toch dorst nog geen stadskerk noch bij ons noch in de Hervormde Kerk dit geneesmiddel aan wenden. De macht van het conservatisme is vooral op kerkelijk gebied groot, en ons phlegmatisch karakter brengt nu eenmaal mee, dat we liefst blijven voortroeien in 't schuitje, waarin we eenmaal zitten.

Toen vergete men niet, dat het hier een der meest belangrijke vraagstukken geldt, dat voor de toekomst van ons volk van de grootste beteekenis is. Nergens neemt het kerkelijk leven zoo sterk af a!s in onze groote steden. Het aantal leden der Kerk, dat nog de kerk bezoekt en kerkelijk meeleeft, is reeds zoo bedroevend klein en daalt nog voortdurend. En omgekeerd wint het socialisme en het open-•ijke ongeloof steeds meer veld in onze steden. Indien hiertegen geen krachtige dam opgeworpen wordt, zal het bij ons evenals in Duitschland gaan, waar in bijna alle groote steden het socialisme reeds oppermachtig heerscht.

Des te grooter eere zal het voor Rotterdam wezen, wanneer het een kloeke poging waagt om een geneesmiddel voor deze kwaal te vinden. Blijkt toch in de praciijk, . dat de voorgestelde parochievorming metterdaad het middel is om in onze steien een gezonder en krachtiger gemeenteleven te ontwikkelen, dan zal daarmede aan de andere stadskerken, zoowel in als buiten onzen kring, een goed voorbeeld gegeven worden, dat allicht tot navoJging uitlokt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

De Kerkeraad van Rotterdam

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's