GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL.

VIII.

TE PRAAG.

In het late najaar van het jiar 1619 kon en op den grooten weg die van de Waldsnaab aar bet Bohemerwoud voerde, twee welgewapende ruiters zien, die in oostelijke richting gingen.

De een van deze was Jonker Otto van othenfels, de andere zijn bediende.

Beiden waren op weg naar de hoofdstad van ohème. Want Boders vermoedens waren uitekomen. De reis naar Praag was reeds door't of gedaan. Otto echter had juist in dien tijd erlof om een paar weken in het ouderlijke uis door te brengen. Met vreugd had hij aarvan gebruik gemaakt, en begaf zich nu ook aar het koninklijke verblijf.

’t Was hem nog altoos eenigszins moeilijk ich de beteekenis dier laatste woorden recht oor te stellen. Zijn meester tot nu toe keurorst was thans koning Frederik van Bobemen, n heerscbte over een gebied tweemaal grooter an vroeger. Zoo scheen dan alles gelukt, eler vrees beschaamd, en de Protestantsche aak in Bohemen gered. Geen wonder dat Otto ich goedsmoeds voelde, hij die zich in de unst van zijn meester zoo zeer mocht verheuen. Was hem het hofleven niet altijd aangeaam geweest, thans, nu zooveel anders en ieuw was geworden verlangde hij er in terug e keeren. Wie weet wat schoone toekomst hem achtte, te meer daar zijn vader bevriend was et graaf Thurn, het nu weer machtig hoofd er Protestantsche partij. Alle vroegere beorgdheid scheen thans verdwenen.

Dat was trouwens in een jongmensch met og weinig ervaring zeer begrijpelijk. Want er aren wonderlijke dingen gebeurd, die niemand ad kunnen vermoeden.

Toen de Bohemers toonden, dat zij zich maar niet alles lieten welgevallen, was de oude keizer Matthias verschrikt en zeer geneigd met hen te onderhandelen. Doch hij stierf en zijn opvolger Ferdinand van Stiermarken, had geheel andere plannen en besloot de opstandelingen te strafifen, de Protestantsche ketterij uit te roeien, en tot eiken prijs keizer Matthias ook als koning van Bohemen op te volgen.

Begrijpelijkerwijs was men in dit laatste land van dit alles weinig gediend. Een gewapende macht kwam op de been, en deze rukte onder bevel van graaf Thurn naar Weenen op, waar Keizer Ferdinand zich bevond. De troepen rukten de hoofdstand binnen en beschoten het keizerlijk paleis. Ferdinand verkeerde in groot gevaar en een zijner rijksgrooten ried hem zelfs dringend aan, zich uit den nood te redden door aan de eischen der Bohemers toe te geven. Doch Ferdinand weigerde beslist. Een oogenblik later, daagden vijfhonderd ruiters onder bevel van generaal Dampierre tot ontzet van den keizer op. De Bohemers trokken nu af, doch Ferdinand was vaster dan ooit besloten al bun tegenstand te breken, en het Pausdom te doen zegevieren.

Voorloopig «ehtei ontbrak hem duttoe d« macht. De Bohemers van hun kant beichouwden het, als had Ferdinand nu afgedaan. Zij zouden zelf hun koning kiezen. De stenden of staten des rijks kwamen bijeen om te beraadslagen, en men besloot met algemeene stemmen de kroon aan te bieden aan den jongen Frederik V, keurvorst van den aangrenzenden Palts. Als hoofd van het Frotestantsch verbond, als verwant met het huis van Oranje en als schoonzoon van den Frotestantschen koning van EngeUnd, scheen hij de aangewezen man.

Toen de aanbieding kwam weigerde Frederik in het eerst. Waarschijnlijk begreep hij wel hoe hachelijk de taak was die hem werd voorgesteld, en hoe een oorlog met het machtige huis van Habsburg het bijna onvermijdelijk gevolg moest zijn. Doch de Bohemers hielden aan en ten slotte gaf Frederik toe. Dit geschiedde vooral op aandringen der keurvorstin, die zich met de zoete hoop vleien kon weldra ook koningin te zijn, gelijk haar moeder was, en over een rijk eerlang even machtig als Engeland. Ook de oom van Frederik spoorde hem aan zich de schoone gelegenheid niet te laten ontglippen. Hij zelf rekende op de hulp der Protestantsche vorsten, en zoo noodig zou zeker ook zijn koninklijke schoonvader hem niet in den steek laten.

Dit alles wist Otto, niet alleen uit wat hij aan het hof had vernomen, maar meer nog uit meedeelingen van zijn vader en oom Koenraad. Het had > .em getroffen, dat beide mannen in de zaak weinig heil zagen, en veeleer vreesden, dat hun vorst zich de grootste moeilijkheden ging berokkenen en wat hulp betrof, zich wel eens misrekenen kon. Hij, Otto zag het, gelijk wij reeds zeiden, niet zoo donker in. Met blijde verwachting verliet hij het ouderlijk kasteel en vertrok naar Praag, waar hij in het laatst van October aankwam.

In de hoofdstad heerschte groo.e levendigheid en vreugde. Men had nu een vorst gevonden naar zijn hart: een jong man, die zeker alles doen zou om zich in zijn nieuwen, hoogenrang te handhaven, Den vierden November had de plechtige kroning plaats. Bohemen had weder een koning, doch nu niet uit bet huis van Habsburg. Hoe keizer Ferdinand en zijn vriend Max van B sieren dat zouden opnemen, was te voorzien. Doch vooreerst scheen men daar minder aan te denken en wel allerminst de keurvorst en zijn echtgenoot. De laatste vooral had nu haar wensch verkregen.

„Nu vriend", zei Boder, die Otto twee dagen na zijn aankomst ontmoette, „heb ik u niet voorspeld, dat we naar Praag zouden gaan? En nu ontmoeten we elkaar er reeds. Hoe bevalt u het leventje heer? "

„’t Is nog wat kort om er over te oordeelen", zei Otto. „En daarbij heb ik in den laatsten tijd een drukken dienst gehad] dat begrqptge. 't Wordt nu wat kalmet".

„We moeten het ons maar zoo vroolijk mogelijk maken hier in dit vreemde land. Want een vreemd land is het nog voor ons, al regeert onze heer er nu over. Maar kom, ga mee, ik weet goed gezelschap voor u."

Otto aarzelde een oogenblik, maar 't ging kwalijk aan te weigeren. Beide wandelden door eenige der enge, kromme straten, waaraan Praag toen rijk was en die er nog wel zijn, tot zij stil hielden voor een groot en deftig huis. Zooals Boder aan zijn makker meedeelde, werd dit huis bewoond door een edelman, die bevelhebber was onder graaf Thurn en een zoon had, die nu een plaats had gekregen aan het hof van koning Frederik. Met dezen jongen man had Boder reeds kennis gemaakt, en dat zou Otto nu ook doen.

Door een groote, wijde hal kwamen de bezoekers in een zaal, wier kostelijke behangsels en meubels getuigden van den rijkdom der bewoners. Zij vonden er echter niet alleen den zoon des huizes, een jonkman ongeveer van Otto's leeftijd, maar ook ettelijke andere jongelieden, blijkbaar allen van hoogen stand. Sommigen herinnerde Otto zich reeds aan het hof gezien te hebben, doch de meesten waren hem onbekend. Boder, die hier al vrienden scheen te hebben, stelde jonkheer von Rothenfels zeer hoffelijk aan de aanwezigen voor, wat even beleefd werd beantwoord. Blijkbaar wilden de Bohemers dat hun nieuwe vrienden, de Duitschers, zich te Praag al aanstonds t'huis zouden gevoelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1912

De Heraut | 4 Pagina's