GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Deceenigingsleven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Deceenigingsleven.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

CENTRALE DIACONALE CONFERENTIE.

Er is in Arnhem heel druk gepraat over de kerkrechtelijke positie der diaconieën, en zóó duidelijk is daarbij uiteengezet, dat de diaconie niet is een zelfstandige vereeniging, die souverein is op het gebied van de armverzorging van wege de Ket^, dat wie die discussies gehoord heeft er wel voor bewaard zal, blijven, de vergadering van de 34e Centrale Diaconale Conferentie der Gereformeerde Kerken in Nederland te beschouwen als behoorende in eigenlijken zin tot die zaken, welke in de rubriek „Vereenigingsleven" thuis behooren.

Het zal dan ook wel niet noodig zijn, te verklaren, dat het slechts met gebruikmaking van de noodige journalistieke vrijheid door schrijver dezes mogelijk geacht wordt, in deze rubriek iets van bedoelde Arnhemsche vergadering te zeggen, en dat hij door deze rubriceericg, waarop zeker wel iets is af te dingen, allerminst blijk wenscht te geven van een verwarring van begrippen, die zeker veelvuldig voorkomt en waartegen niet ernstig genoeg kan worden gewaarschuwd.

Evenwel is in de omstandigheid, dat armenzorg over bet algemeen genomen meestal als een zaak van vereenigingen van allerlei aard beschouwd wordt, althans door wie met de Kerk niet of tenminste weinig rekent of de taak en de positie der Kerk niet verstaat, wel eenige aanleiding te vinden om ook op deze plaats van de meergenoemde vergadering iets te zeggen.

Een nadere aanleiding om haar ter sprake te brengen, kan gevonden worden juist in het feit, dat, waar practisch zoovele vereenigingen armenzorg drijven, het zijn nut kan hebben, ook hier een weerklank te doen hooren van de stemmen, die de Conferentie steeds doet opgaan, om de armenzorg van het terrein van het vereenigingsleven terug te dringen naar het terrein, waar ze thuis behoort en waar ze alleen behartigd worden en werken kan zooals dat moet: naar het terrein van de Kerk, die ten deze zulk een schoone roeping van Godswege heeft.

Maar — het is geen schande, het te bekennen — er zou nog wel, zelfs heel gemakkelijk, een andere reden kunnen gevonden worden om hier de Conferentie te gedenken, die reden namelijk, weike men zoo gaarne als voorhanden aanneemt, wanneer iets aangename herinneringen nagelaten heeft en den prettigen indruk gevestigd heeft van te zijn geweest nuttig en leerrijk. Eerlijk gesproken, zeggen we, öók daarom hier iets van de Conferentie, wijl we er zoo gaarne iets van oververtellen.

Wie veel vergaderingen bijwoont en dus veel gediscussieer pleegt aan te hooren, loopt gevaar, op den duur z'n waardeering te zien verminderen van wat op vergaderingen gespro ken wordt en er min of meer toe te gaan overhellen, over veel vergaderingen en over tal van discussies de schouders te gaan ophalen, als teeken van den twijfel, dien hij koestert omtrent het nut, dat door een en ander gesticht wordt.

We weten niet, of ons waardetringsvermogen in dit opzicht ook reeds den verkeerden weg opgaat. Soms meenen we te bespeuren, dat dit inderdaad het geval is, maar soms ook, zooals b.v. verleden Woensdag te Arnhem, voelen we een geruststellende gewaarwording. Misschien venwel staat de zaak zoo, [dat, als ten deze en geruststellend gevoel over ons komt, dit en bewijs is van het feit, dat de vergadering, ie dat gevoel wekte, inderdaad eenigszins oven het gewone peil stond.

Vergissen we ons niet, dan was dit laatste et de te Arnhem gehouden Conferentie het eval. Het was de drukst bezochte vergadering an al de 34, die de Conferentie tot dusver ield. Niet minder dan rop diaconieën hadden ertegenwoordigers gezonden, en behalve die fficieele vertegenwoordigers waren er nog heel at andere belangstellenden, zoodat de in usis Sacrum aanvankelijk voor de vergadering ngerichte zaal veel te klein bleek en verwiseld moest worden voor een veel grootere zaal, ie heel aardig gevuld werd door de opgekoenen.

Was dat een prettig en aangenaam begin, eer tot blijdschap stemt het nog, dat in die roote vergadering van het begin tot het einde e meest broederlijke toon gehoord werd en de 1 4 c V discussies zoo ordelijk en geregeld mogelijk verliepen, zonder dat orde en regel ook maar één oogenblik t. in dor-en doodsheid verliepen: de pit bleef er voortdurend in en de beslistheid in den toon verslapte en verzwakte niet.

Dat was te merkwaardiger, omdat de vergadering, behalve de quaesiie van de Armenraden, nu niet zoo heel buitengewone dingen op de agenda had staan, maar meer zaken van een zeer gewone belangrijkheid. Men kreeg zoo den indruk, dat al die menschen, daar in de zaal van Musis aanwezig op dien regenachtigen 4en September, bezield waren door de heerlijkheid van de taak der verzorging van de armen om Christus' wille, en dat de gedachte aan die schoone, maar moeilijke en veel zelfopoffering vragende taak op de vergadering beslag legde.

Te miskennen valt echter niet, dat het goede verloop der vergadering en de volledige ontstentenis van verwarring in de discussies mede te danken was aan de voortreffelijke leiding der vergadering door den Voorzitter, den heer P. J. J. Mei}, van Arnhem. Zeker, de vergadering maalcte het hem niet moeilijk, maar het leiden van zulk een vergadering is op zich zelf reeds moeilijk. En den Voorzitter past daarom ongetwijfeld hulde voor het feit, dat alles zoo mooi liep.

Het eigenaardige daarbij was, dat de leiding buitengewoon zacht, haast gemoedelijk was, zóó, dat alles als het ware vanzelf ging, zonder dat men eigenlijk merkte, dat er iemand was, die welbewust en met succes leidde. Het was een leiding, geheel overeenstemmend met het karakter der vergadering, in welke de aan het publiekelijk sprelcen gewende advocaat zeer harmonisch behoorde uittekomen naast den eenvoudigsten diakeu uit de kleinste gemeente, die, als bij wat te zeggen had, dat moest kunnen doen op zijn eigenaardige en eenvoudige, misschien ietwat gebrekkige manier, zonder dat zulks ook maar in het minst hinderde of vreemd gevonden werd.

Werd zooeven gezegd, dat de agenda goeddeels niet van die buitengewoon belangrijke onderwerpen bevatte, welke de discussies als vanzelf zeer interessant zouden moeten maken, vergeten mag niet, dat er — gelijk gezegd — onder meer op stond de quaestie van de Armenraden, de vraag, of het voor de Kerken al dan niet geraden zijn zou, zich voor haar armverzorging te doen vertegenwoordigen in die raden. Die zaak vormde wel den hoofdschotel van den ganschen conferentieelen maaltijd, en er werden dan ook heel wat woorden over gewisseld. Ook hierbij evenwel ging het weer zoo, dat de toon zeer broederlijk was, en de discussie geen oogenblik gevaar liep, verward te worden. Dit was óók wel daaraan toe te schrijven, dat per slot van rekening allen, die in de vergadering optraden, onder instemming van al de anderen, die niet spraken, precies hetzelfde wilden, al dacht de een ook wat optimistischer of pessimistischer dan de ander, al naar zijn aanleg en karakter.

Duidelijk kwam aan den dag, dat deze gedachte ieder bezielde: de Kerk moet vrij zijn en blijven van overheersching door of inmenging van de overheid, ook op het stuk der armenzorg; het Gereformeerde kerkrecht moet ook ten deze streng gehandhaafd blijven; de Kerk heeft ook op dit stuk hooge en heilige beginselen en een heerlijke roeping; de Kerk heeft te staan en te strijden voor wat haar overtuiging is in zake armenzorg en zooveel mogelijk ook op dit terrein, buiten baar eigen muren, te zijn een zoutend zout. En de aanwezigen konden zich bijna zonder'uitzondering er mede vereenigen, dat met inachtneming van die vier dingen deelname aan de Armenraden niet alleen niet veroordeeld, maar zelfs aanbevolen zou «orden.

Geen scherpe en heftige discussie dus, maar eenheid van zin en streven. Of het dan soms en vergadering van „ja-broers" was, zooals men dat wel noemt? Dat het daarnaar zelfs niet gezweemd heeft, kan wel blijken uit de ympathieke woorden, die de vertegenwoordiger van den Minister van Binnenlandsche Zaken, r. Peerbolte, aan het slot der vergadering prak — en hiermede moge deze korte herinneing aan de mooie Arnhemsche vergadering besloten worden:

Het komt mij voor — aldus ongeveer Mr. Peerbolte —, dat bet niet noodig is, dat ik verzeer, hoezeer de Minister belang stelt in de iaconie ëa in het algemeen en in de Gereforeerde diaconieën in het bijzonder. Wel wil ik r op wijzen, dat wie in Geref. kringen komt een onzeker, maar een beslist geluid hoort. ie een beslist geluid doet hooren, is echter el eens lastig. Welnu, laten de diaconieën aar in lastigheid toenemen, mits het maar zij n die besliste lastigheid, welke ik zoozeer toeuich. Intusschen heb ik het zeer bemoedigend evonden, dat in deze Conferentie zoozeer de edachte is uitgesproken, dat men moet uitaan ook onder andersdenkenden, om daar oor zijn overtuigingen en inzichten te staan. k hoop dan ook, dat de Conferentie zeer moge ijdragen om de Gereformeerde diakenen en iaconieën te sterken bij hun arbeid en hen teeds moediger te doen uitgaan voor de taak, ie zij te vervullen hebben.

*) Verwezen zij naar bet e.v. nummer van het iaconaal Correspondentieblad, waarin de disc ies in extenso worden weergegeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Deceenigingsleven.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1912

De Heraut | 4 Pagina's