GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studenten in de Theologie,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studenten in de Theologie,

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Het vervolg van de rede van Prof. Hodge luidt aldus:

Nu hebt gij, studenten in de theologie, e roeping theologie te studeeren, en dit verig te doen, in overeenstemming met et Apostolisch bevel: „Al wat gij doet, oet dat van harte, als den Heere". Het s juist om deze reden, dat gij studenten In de theologie z^t, en dit is uw eerste t plicht; en pUchtsverzuim geschiedt altijd d ten koste van uw godsdienstig leven. Dr. z Charles Hodge vertelt In zijne heerligke auto­ m biografische aanteekeningen over Philip z Lindsay, den meest populairen professor h van Princeton College van zgn tijd — een man, die door bijna Ieder „College" In de Central States als voorzitter gezocht e werd — hij vertelde aan onze klas, dat viq een van de beste voorbereidingen voor onzen dood zouden vinden In de volmaakte kennis van de Grieksche Grammatica. „Dit", verklaart Dr. Hodge op z^ne eigenaardige manier, „was zqne wijze van ons duidelijk te maken, dat w^ onzen plicht moesten betrachten". Zekerlijk, Iedereen die godsdienstig wil zgn, moet beginnen met zijn plicht te doen, zijn aangewezen plicht, zijn dageiijksche taak, om dit speciale werk, dat voor hem gereed ligt, op den bepaalden tijd en de bepaalde plaats te verrichten. En als dat speciale werk studeeren is, dan hangt zijn godsdienstig leven in de eerste plaats af van dit studeeren. Gij zoudt een vader, die zijn vaderpüchten verwaarloost; of een zoon, die te kort schoot in de verplichtingen van zijn kinderl^ken eerbied; of een kunstenaar, die systematisch zijn werk afraffelt en knoeiwerk levert; of een werkman, die niet meer is als een oogendienaar, even goed een godsdienstig man kunnen noemen, als een student, die niet studeert. Het is niet mogelijk, gij kunt geen godsdienstig leven leiden, tenzij gij aanvangt getrouw uw dageiijksche en eenvoudige plichten waar te nemen. Het Is niet de vraag, of ge die plichten prettig vindt. Gij moogt net zoo over uw plichten denken, als ge wilt. Gij moogt zelfs denken, dat gij ze naar waarde schat, als gij ze „het slaafsche werk" noemt. Maar zoo gij god' vruchtige mannen wenscht te zijn, zoo moet g^ u met getrouwheid aan uwe studies geven. Geen godvruchtig karakter kan worden opgebouwd op het fundament van „plichtsverzaking". Er Is ongetwijfeld Iets niet in orde in het godsdienstige leven van een student, die niet studeert. Maar hieruit mogen wij nog niet de conclusie trekker: , dat alles wel in orde Is in 't godsdienstige teven van iemand die wèl studeert. Het is mogel^k te studeeren — zelfs om theologie te studeeren — met een geheel wereldsch hart. Ik zeide zoo straks, dat godsdienst iemand tot zijn arbeid brengt met een verhoogde mate van toewijding. Dit zeggende, nam ik het woord „toewgding" In beide beteekenksen, in den zin van al-zijn-kracht-geven-aan, en in de beteekenis van godvruchtig zich' gevén-aan. Een waarlgk godsdienstig man zal alles bestudeeren, wat „plicht" hem gebiedt, en hij zal dat doen met toewijding in deze beide beteekenissen. Dat is hetgeen waar zijn godsdienst hem toe brengt; om zijn God te dienen doet h^ zijn plicht; hij doet dien ter dege, want hij doet dien, als den Heere.

In heel veel gevallen Is er In het onderwerp zelf, dat men bestudeert, niets, wat direct ons geestel^k leven voeden kan, of 't geen godsdienstige gevoelens wekt, of ons tot speciale godsdienstige verrichtingen aanspoort. Wel echter, zoo wij zulk een onderwerp in studie nemen > als den Heere", dat wil zeggen „om Z^nentwll"; uit hetzelfde beginsel dat het veegen van een kamer een werk ter eere Gods maakt. Met de theologie is dit echter anders, daarin z^n alle vakkeu gelijk, want het eenige doel der theologie is: „God te doen kennen". De student in de theologie wordt door zijn werk dagelijks gebracht In de tegenwoordigheid Gods, en hij wordt daar gehouden. En zou een godsdienstig man in de tegenwoordigheid Gods kunnen staan, zonder in aanbidding neer te knielen?

De mogelijkheid bestaat zeker, zooals ik reeds gezegd heb, In de theologie te stU' deeren met een hart, dat geheel wereldsch is. Doch dit is alleen maar mogelijk voor een ongeloovig of althans een ongodsdienstig man. En hiermee leg ik in uwe handen een toetssteen, waaraan gij uw godsdienstigen toestand kunt onderkennen, en tevens een instrument om het godsdienstig leven op te wekken.

En gij, studenten In de theologie, vervult gij uw dageiijksche taak als Iets dat met uw godsdienst te maken heeft? Zoo niet, doorzoek uzelven dan nauw, want Iemand, die zich dagel^ks bezig houdt met Goddelijke dingen, terwijl zijn hart koud en onaandoenlijk blijft, diens geestel^ke toestand kan niet z^n zooals h^ wezen moet. Zoo het echter wel zoo Is, verheugt u dan! In ieder geval moet gij zorg dragen, dat het aldus wordt, en dat het dag aan dag hoe langer hoe meer zoo wordt. Laat van nu af al uwe theologische studies een godsdienstig karakter dragen; dit moet gij als hoofdregel stellen, om een rijk en gezond geestelijk leven te lelden, als student In de theologie. Doet uwe studies van harte, laat ze niet alleen uw geest bezig houden, maar leg uw hart In uwe studies.

Zij brengen u van dag tot dag, van uur tot uur in de tegenwoordigheid Gods; 't zgn zijne wegen, zijne leidingen met de menschen, de oneindige majesteit van zi^n Wezen, die de kern uitmaken van het onderwerp uwer studies. Trek dan uwe schoenen uit van uwe voeten, want de plaats zgner tegenwoordigheid is heilig!

Zeer dikwqls heeft men onze aandacht gevestigd op bet groote gevaar, dat er voor onzen theologischen student ligt juist is dit dagelijksch contact met de heilige dingen. Het gevaar dat ze, omdat ze dagelijks voorkomen, voor hem In waarde gaan verminderen. Evenals b.v. de meesten onzer lucht Inademen, zich koesteren In zonneschijn, zonder ooit te realiseeren, dat het Gods groote goedheid Is, die de zon doet i opgaan, niettegenstaande wij zondaren z^n; i dat hij z^'n zegen uitzendt, niettegenstaande w w^ onrechtvaardigen z^n; zoo kunnen K wij ook de gereedschappen van het heiligdom e hanteeren, zonder ooit één hoogere gedachte' e kennen, en zonder meer daarin te zU an het grove aardsche materiasil, waarvan e vervaardigd z^n. En zoo Is het dan oot ogelijk, dat woorden, die u Gods oat, aglijke majesteit of zijn oneindige gogj] eld vertolken, voor u niet meer zQn da» „woorden", Hebreeuwsche en Griekscht woorden met woordafleidingen, verbuiging^ n vervoegingen, saamgevoegd tot zinneg De redeneering, langs welke gq u de veri borgenheden van Gods zaligmakend wetk voorstelt, kan voor u worden niet meer dan een zuiver logische formule, met stel. lingen en sluitredenen behoorlijk uitgewerkt die zonder twijfel vol van overtuigende kracht z^n, maar toch verder voor u persoonlek geen beteekenis hebben, dan hun formeel logische klem.

Gods majestueus voortschrijden in het proces van het verlossingswerk kan voor u geworden zgn niets dan een reeks histori. sche feiten, een wonderlijk drama, dat godsdienstige en sociale toestanden te voor. schijn roept, en dat misschien wel heenwijst op een afloop der dingen, dien ^ door scherpzinnigheid berekenen kunnen' doch van geen hooger beteekenis dan dé andere feiten, die In tijd en ruimte plaats grepen, en onder uwe aandacht gebracht worden. Dit Is het groote gevaar, dat u allen dreigt, en dit groote gevaar ligt In het groote voorrecht, dat u ten deel valt, Denkt het u eens In, welk dit voorrecht is, als het groote gevaar dreigt, dat de groote dingen op godsdienstig gebied voor u alledaagsch kunnen worden.

Anderen, die gebukt gaan onder het harde lot van dit leven, str^dende den dagelijk. schen strijd om het bestaan misschien, vinden hun ganschen dag In beslag ge! nomen door al hetgeen, dat in deze wereld ons omlaag trekt, door een koortsig jageo van den arbeid dezer wereld, en niet daa met veel moeite kunnen zij eenoogenblikje tijd vinden om stil te staan en te overpeinzen of er werkelijk is: een God, een Godsdienst, verlossing van de zonden, !n wier boeien wij gevangen worden gehouden, En deze dingen maken de atmosfeer van uw leven uit. Gij ademt ze in met lederen ademtocht, zij omringen u, zq klemmen zich aan u vast, zij driegen op u aan van alle z^den. Het gevaar dat ze u „alledaagsch" worden, dreigt altijd!

God behoede u, zelfs dit gevaar dreigt, dat gg moede zoudt worden van uw God!

Begrijpt g^ dan, wat dit gevaar zeggen wU? Of laat ons de vraag liever zoo stellen; Beseft gi^ wat uw voorrechten zijn? Maakt g^_ er wel ten volle gebruik van? Neemt gij wel toe In heiligheid, door dit voortdurend contact met de Goddelijke dingen; wordt gij van dag tot dag meer mannen Gods? Zoo niet — dan zijt gij aan het verharden. En ik sta heden hier, om u te waarschuwen: Neemt toch uwe theologische studies ernstig op, niet slechts als plichtsbetrachting, om Gods wil en daardoor geheiligd — maar als godsdienstige oefeningen vol van geestelgke zegeningen voor elkeen van u, als door haar aard de strekking hebbende uwen geest, uw hart, uwe ziel, uw leven te vervullen met Goddelgke ge° dachten, gevoelens en aspiraties!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 mei 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Studenten in de Theologie,

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 mei 1913

De Heraut | 4 Pagina's