GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SPEELMAN.

X.

EEN VAL.

Op zekeren avond, zoo vervolgde de speelman, — 't was op een Zondag, hadden wij het eens recht - vrolijk aangelegd. Twee van de knechts vierden hun verjaardag. Een hunner was tevens juist 25 jaar bij den boer werkzaam geweest, en had een mooi geschenk ontvangen. Er was dus alle aanleiding om feest te vieren. Ongelukkig zou dit juist weer geschieden in de kroeg, die door den kastelein heel - vriendschappelijk daarvoor werd aangeboden. Hij wist wel dat zijn beurs daar niet slecht bij varen zou, en ook hoe ik wel zou zorgen dat de vrolijkheid er in kwam en bleef.

Het ging in den herberg recht vrolijk toe. Wij dronken op de gezondheid van de aanwezigen, van den boer onzen meester, en herhaaldelijk, op die van hem welke 25 dienstjaren had. Mijn fluit deed goede diensten en mijn stem ook._ Zoo werd het ongemerkt laat. Met schrik zagen we dat het reeds half tien was. Al mochten we Zondags wat laat uitblijven, vóór tienen moesten we binnen zijn; daar stond de boer op. Wel zou hij om het feest iets door de vingers zien, maar we moesten dea volgenden dag maaien. En dat begon al om vier uur in den morgen.

Daar we zoo ongeveer een uur van de boerderij verwijderd waren, konden we onmogelijk als gewoonhjk wandelend op tijd binnen zijn. Wat nu te doen? Onze zoogenaamde - vrind, de herbergier, wist raad. Hij had trouwens genoeg aan ops verdiend om voor ons wat over te hebben. Dicht bij woonde een vriend die, zei hij, voor geld en goede woorden wel genegen was zijn paard en wagentje ons af te staan. We waren toch allen bekenden, en den volgenden dag kon het span weer teruggebracht worden.

Werkelijk duurde het niet. lang, of de kastelein kwam met paard en wagentje terug. Wel was het laatste veel te klein voor zes of zeven personen, maar dat zou met wat goeden wil wel schikken. Had de eigenaar geweten, dat hij zijn span afstond ten gebruikè van menschen die voor het meerendeel beschonken waren en geen van allen nuchter, ik betwijfel zeer of hij het verzoek van den waard zou hebben ingewilligd. Wij zelf dankten den kastelein, betaalden elk een kleinigheid, en wenschten ons geluk ' dat we zoo gemakkelijk en gauw t'huis zouden

wezen. Dat het ook wel eens anders zijn kon, en wij de bewaring des Heeren ook op den weg noodig hadden, kwam bij niemand onzer op. Trouwens al was het de dag des Heeren, we hadden dien zeker niet te Zijner eer doorgebracht.

Het was donker, stikdonker toen we buiten kwamen. Lantaarns hadden wij niet en het wagentje evenmin. Met eenige moeite en met hulp van den kastelein nam elk onzer plaats. Een die het minst gedronken had, zou als koetsier dienst doen.

We gingen op weg, nog luid zingend van genoegen, en zonder aan eenig gevaar te denken. Een poosje ging het goed, al had meer dan één moeite om niet van zijn bekrompen zitplaats te vallen. Nu echter kwamen we aan een plek waar de weg een scherpe bocht maakte. Onze koetsier wist dit zoo goed als allen, maar half dronken dacht hij er zeker niet aan. Hoe het zij, eenklaps voelde ik een geweldigen schok, gevolgd door een luid geschreeuw. Ik werd met kracht uit den wagen geslingerd. Toen moet tk het bewustzijn verloren hebben. Want van wat verder gebeurde, heb ik uit mij zelf niet de minste heugenis meer. Wat ik er van weet, is mij later verteld geworden.

Gelijk ik reeds zei was de man die het paard besturen zou, evenals wij ver van nuchter, 't Was dan ook geen wonder dat hij niet dacht aan den hoek, dien de weg maakte. Zoodoende reden we in volle vaart tegen den zwaren boom, die er nu nog staat. Het paard viel en het wagentje sloeg om. Al de inzittenden kwamen onzacht op den grond te recht, waar de meesfcen bleven liggen, niet in staat om zich zelf op te helpen.

Het ergst was er onze koetsier aan toe. Van zijn hooge zitplaats geslingerd, is hij blijkbaar de helhng van den weg achter de boomen afgerold, , en zoo in een sloot terecht gekomen. Althans daarin werd hij den volgenden dag gevonden, natuurlijk reeds lang dood en verstijfd. Midden uit den dronkemanspret en nog vervuld van al de ijdele vreugd, was hij zoo plotseling de eeuwigheid ingegaan !

Ik zelf was op mijn hoofd te recht gekomen, en had het bewustzijn verloren. Mijn makkers hadden zich allen de een meer de ander minder bezeerd, en waren kermend en schreeuwend in de duisternis niet in staat om ergens hulp te gaan halen. Gelukkig werd 't gerucht gehoord op een naburige boerderij en wel door de twee wachthonden, die nu geweldig begonnen te blaffen. Dit trok de aandacht van den boer en toen hij in de verte schreeuwen hoorde, en begreep dat het hulpgeroep was, ging hij met twee knechts er op af. Dat was ons behoud. De mannen hadden een brandende lantaarn meegenomen, en deden wat zij konden om ons te helpen.

De meesten onzer waren nu weer in zoo ver van den schrik bekomen en ook van hun dronkenschap, dat zij konden opstaan en meehelpen, om het paard te ontspannen en op te helpen en het wagentje weer op de wielen te zetten. Ongelukkig had nog niemand bemerkt hoe ik bewusteloos lag. Zoo waarschijnlijk kwam het, dat men bij het oprichten van het wagentje niet voorzichtig te werk ging. Ik kreeg het over de beenen, zoodat ik mgt een gil van pijn uit mijn verdooving wakker werd. Toen eerst bespeurde men dat ik daar lag, en werd ik opgenomen. Onze koetsier echter was nergens te vinden.

Het paard dat geen letsel had bekomen, werd weer aangespannen, doch van naar huis rijden was geen sprake. De ergst gewonden kregen een plaats in het wagentje, de anderen liepen mee en zoo kwamen wij tegen middernacht op de boerderij aan, waar men zoo vriendelijk was ons voor dien nacht op het hooi in den stal een rustplaats te geven. De meesten van ons waren trouwens bij den boer meer of min bekend. Mijn vrienden sliepen spoedig in, doch ik leed hevige pijn. Ik deed dien nacht geen oog dicht en was daarbij vervuld van allerlei benauwende gedachten. Dien nacht zal ik nooit vergeten.

BRIEFWISSELING.

B. H.' Een weinig geduld. Ettelijke vragen hopen we eerlang te behandelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's