GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SPEELMAN.

XXIII.

DE KERMIS.

De kermissen waren dus toen nog iets anders dan thans. Veel dingen kon men alleen of nagenoeg alleen krijgen als er jaarmarkt was. Allerlei merkwaardigs en nuttigs zou men in den regel ook daar alleen vinden. Dierentuinen bv. waren toen geheel onbekend, al hielden sommige schatrijke menschen wel eens enkele niet alledaagschc dieren in parken. Zoo had onze stadhouder Willem V twee olifanten in den tuin van het Loo. Te Amsterdam stond in de eeuw waarvan wij hier spreken, de XVIIIe, op den Kloveniersburgwal een beroemde herberg, «Blauw Jan" geheeten, waar thans het gebouw van den Werkenden Stand is. Bij deze herberg behoorde een tuin, , waarin men struisvogels, leeuwen, apen en andere vreerade dieren zien kon, waar druk gebruik van gemaakt werd.

Maar dit waren uitzonderingen. Allerlei, dat wij thans gemakkelijk te zien krijgen, was toen een groote zeldzaamheid. Zoo is het begrijpelijk, dat b.v. meermalen predikanten de kermis bezochten. Zij deelen het zelf in hun boeken mee, dat zij b.v. een neushoorn op de kennis gezien hebben of er zeldzame munten hebben gekocht, of voorwerpen van Aziatische kunst. Speelgoed voor de jeugd, allerlei huisraad, was in kleine plaatsen bijna alleen op de jaarmarkten te verkrijgen. Vandaar dat het bezoeken van de kermis ook plaats had door velen, wien men dat nu terecht kwalijk nemen zou. Toen echter gaf het een aanstoot of ergernis.

Allengs echter werden de jaarmarkten onnoodig en nutteloos. Er werd weinig handel meer gedreven, maar de zucht om zich op de kermissen e vermaken nam steeds toe, en zoo werden et eindelijk gelegenheden voor allerlei ijdele vreugd, dollemanspret, dronkenschap en goddeloosheid. Menigeen leerde op de kermis veel waads en bedierf zich zelf zoowel lichamelijk als geesteUjk. Tenslotte moest ieder wel inzien dat de kermissen, waarop ook vaak veel getwist werd, geen goed maar veel kwaad stichtten.

Vandaar dan ook dat in de laatste jaren de kermissen op zoovele plaatsen voor goed zijn fgeschaft. Daardoor is veel kwaad voorkomen n veel uitgieting van goddeloosheid verhinderd. et is zeer te hopen, dat ook op die plaatsen aar de kermis nog bestaat zij spoedig vervdjn^n. Dat kinderen en menschen die den eere vreezen niet op de kermis thuis behooren, preekt wel van zelf.

Een paar dagen na het bezoek werd Louise eegedeeld, dat zij met de vrienden Maanszoon de kermis zou bezoeken.

Niet lang daarna kwam op een mooien herfstmiddag het groote rijtuig der Maanszoons Jadis oprijden. Had Louise ook veel zin in het pleiziertochtje, minder leek haar het gezelschap van de zooveel oudere jongejuflrouw; en of ook deze het gezelschap der jongere begeerde is met reden te betwijfelen. Doch Louise voelde zich gerustgesteld, toen zij zag dat er nog meer kinderen, ook jongere meegingen, allen vol verwachting van het moois dat zij zien zouden. In draf reed het groote en wel beladen rijtuig weg; straks zou men wandelen. Open rijtuigen toch waaruit men het vrij gezicht had op de omgeving, waren toen nog weinig of niet in gebruik.

Tegen den middag kwam het gezelschap op de jaarmarkt, 't Was er druk en woelig, en dat werd het steeds meer. Overal hingen vlaggen en hporde men het geschreeuw van venters

die appelen, peren en noten te koop boden. Er waren een aantal kleine kraampjes, waar allerlei spijs en drank werden verkocht, koek gehakt enz. Ook de herbergen stonden natuurlijk wijd open en waren druk bezocht. Bij de voornaamste herberg hield men stil; paarden en rijtuig werden gestald, koffie gedronken met het noodig toebehooren en toen ging men op stap om al het fraais van de kermis te zien.

Al dadelijk kreeg men iets zeer wonders te aanschouwen. Er stond nl. een kleine tent. Daarin waren te kijk twee groote natuurwonderen. Ten eerste een varken elf maanden oud dat meer woog dan drie gewone varkens van denzelfden leeftijd zamen. Verder een reuzenslang met zeven koppen.

»Dat zaakje ken ik, " fluisterde mijnheer Maanszoon zijn vrouw toe, smaar we zullen het de jongelui eens laten zien."

»Ik denk niet dat zij er veel aan hebben zullen", was het antwoord.

»Ik ook niet; maar ik zal er hun straks iets bij vertellen dat hun heel nuttig kan wezen."

Men ging binnen. Het rook er juist niet aangenaam, zoodat mevrouw en haar dochter . van hun reukfleschjes gebruik maakten. Ook liep het er vrij druk, en de kinderen moesten doordringen wilden zij iets zien. Meevallen deed het hun blijkbaar niet. Want men kreeg niet anders te bekijken dan een groot, vet varken, waar de boeren en boerinnen vrij wat meer belang in stelden dan de jeugdige bezoekers Wat de slang betreft, Louise en ook de anderen waren niet weinig teleurgesteld dat het geen levende was, hoe zeldzaam en vreemd overigens de zeven koppen ook waren.

Hoe oud en hoe zwaar het varken was en hoe lang de slang, dat al stond in groote letters vermeld op een wit zeil boven den ingang der tent. Daarbinnen echter kwam men meer te weten door iemand die als uitlegger dienst deed. Hij vertelde dat het varken in Drenthe was geboren, dat er reeds veel geld voor geboden was, maar dat de eigenaar liever het beest nog wat liet groeien om er dan des te meer geld voor te krijgen ; bij welke mededeeling mijnheer Maanszoons en anderen bedenkelijk het hoofd schudden.

> Die slangs, zoo zei de man op de andere kooi wijzende, smeet meer dan twintig el en is toch nog maar een kleintje in zijn soort. Het beest is afkomstig uit de palmbosschen van het onbekende Zuiden, en wordt daar zeer gevreesd. Het is een reuzenslang die natuurlijk veel voedsel noodig heeft, en daarvoor komen de zeven koppen te pas. Soms heeft hij met den middelsten, den grooten muil een leeuw te pakken, met den anderen een aardvarken en met den derden een roofvogel. Het is maar goed, dat hij dood is anders zou hij te veel aan onderhoud kosten. Deze slang is reeds op vele plaatsen vertoond, maar in Nederland nog nooit te zien geweest.»

Nadat alles nog eens goed bekeken, en het verhaal van de slang nog eens aangehoord was, ging het gezelschap heen. De tent, eigenlijk een groot varkenshok, was trouwens' geen plaats om er lang te vertoeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 oktober 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 oktober 1914

De Heraut | 4 Pagina's