GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het geschil, dat de Hervormde Kerk in rep en roer brengt, en dat, zooals men weet over de belijdenisvragen loopt, heeft de Kerkeraad van de Hervormde Kerk te Sneek, het volgende adres aan de Synode publiek gemaakt:

Hoogeerwaarde Heeren.

De Kerkeraad van de Nederlandsche Hervormde Gemeente te Sneek voelt zich gedrongen het volgende onder Uwe aandacht te brengen:

1. dat de Synode door haar voorstel om in artikel 39 van het reglement op het godsdienstonderwijs de woorden „in geest en hoofdzaak" te laten vervallen, gevaar van scheuring in de kerk veroorzaakt, niet minder dreigend dan in 1834 en 1886;

2. dat het nu, evenmin als toen, gaat om de hoofdzaak van het' Christendom, maar om eene bijzaak, n.l. de uniformiteit van het bevestigingsformulier der lidmaten;

3. dat de kerk in de Dordtsche periode nimmer eene openbare bevestiging van lidmaten heeft gehad, en wat de ceremoniën betreft, nooit verder gegaan is dan tot een aandringen op uniformiteit - ^ zelfs de voorbereidingsvragen van het H. Avondmaal zijn nimmer met bindend gezag ingevoerd;

4. dat het voorstel der Synode om heel de Kerk te binden aan de letter van dit bevestigings-formulier, niet is overeen te brengen met de vraag; gelooft gij in den Heiligen Geest? (vraag 1);

5. dat bij de tweede vraag, en inzonderheid bij de woorden „uwen Heiland in voorspoed en tegenspoed, in leven en in sterven getrouw te volgen'', eene opvatting naar de letter de belijdenis onwaarachtig zou maken;

6. dat deze poging om tot tiniformiteit te komen bij de bevestiging der lidmaten, door machtmisbruik van de eene richting over de andere, in strijd is met de strekking van de derde vraag;

al hetwelk ons noopt U met aandrang te vragen:

doel het uwe, om de crisis, die oiuc kerk bedreigt, af te wenden!

In de Gereformeerde Kerk levert Ds. Lingbeek op' dit adres de volgende afdoende kritiek.

Antwoord. 1. Wat betreft de dreigende gevaren van een nieuwe afscheiding voor het geval dat de voorgestelde wijziging werd aangenomen, diende het volgende:

In 1834 heeft het Bestuur dér Hervormde Kerk niet geaarzeld de in hare oogen toen noodige stappen te doen, al heeft de Kerk daardoor ook een half millioen leden verloren; en dat wel zulke leden, die ontwijfelbaar tot de meest aan godsdienst en kerk, ook aan de belijdenis der Hervormde Kerk verkleefden, behoorden. (Wij bedoelen hiermede natuurlijk de tegenwoordige Afgescheidenen).

Wanneer nu dat Kerkbestuur, dat er niet tegen heeft opgezien een halfmiïlioen van hare orthodoxe leden van zich te vervreemden, thans aarzelde de haar bedunkens noodige stappen te doeïi, uit vrees van daardoor eenige leden uit den juist tegenovergestelden hoek te verliezen, dan zou het Kerkbestuur eerst recht blijken een Partijbestuur te zijn, dat toonde niet met het belang der Kerk, maar alleen met de wentchen der Modernen te rekenen.

2e. Wat betreft de opmerking, dat het in de zaak van de belijdenisvragen niet gaat om de hoofdzaak van het Christendom, maar om zaken van minder belang, antwoorden wij:

Het gaat hier juist en alleen om de vraag of van de nieuwe lidmaten onzer kerk zal verlangd worden, dat zij ten minste zullen instemmen met de groote hoofdzaak van de Christelijke belijdenis.

3e. Wat beti'eft, dat in de Dordsche periode nooit eene openbare bevestiging heeft bestaan, diène. ten antwoord, dat in de Dordtsche periode wel degelijk de jonge leden zijn onderzocht eer zij ten Avondmaal werden toegelaten; dat immers de Dordtsche kerko/de uitdrukkelijk voorschreef, dat niemand ten Avondmaal zou worden toegelaten dan die belijdenis der Gereformeerde religie had gedaan, en dat dit onderzoek naar de Gereformeerde religie dei nieuwe lidmaten werd geleid door zulke leeraren, die zelf de belijdenisschriften der kerk hadden onderteekend (zie Dordtsche kerkorde, Hoofdstuk III, artikel VX\ en LUI); waaruit blijkt dat van vrijheid op dit gewichtige stuk alstoen geen sprake is geweest.

4e. Wat betreft het bezwaar, dat een binden van de Kerk aan de letter van het bevestigingsformulier niet zou zijn overeen te brengen met de vraag: gelooft gij in den Heiligen Geest ? diene, dat dat een wederdoopersch, maar geen Hervormd bezwaar is. üe wederdoopers en dergelijke geestdrijverachtige secten immers waren gewoon scheiding te maken tusschen den Heiligen Geest en het Woord der waarheid, maar de Hervormden hebben altijd geleerd dat de Heilige Geest, die in het Woord spreekt, zichzelven niet tegenspreekt en dus alle ware geloovigen ook leert zich aan de waarheden van dat Woord te onderwerpen. Tevens stemden zij natuurlijk van harte in met wat de apostel Johannes schrijft, dat »alle geest, die niet bel ij dt, datjezus Christus in Let vleesch is gekomen, die is uit God niet, '' (en dus ook niet uit den Heiligen Geest), »maar dat is de Geest van den A n t i-Ch r i s f' (1 Johannes IV—3).

5e. Wat betreft dat bij de woorden «uwen Heiland in voorspoed en tegenspoed, in leven en sterven te volgen", eene opvatting naar de letter de belijdenis onwaarachtig zou maken, antwoorden wij, dat alleen bij die jeugdige lidmaten, die in hun hart ongeloovig waren, maar die ten einde maar het lidmaatschap der Kerk te verkrijgen, nochtans de belijdenis-formule beaamden, van onwaarachtigheid sprake zou zijn; waarom de Kerk natuurlijk ook zulk een onwaarachtige belijdenis van niemand zou mogen begeeren. iVIaar dat op degenen die met een oprecht geloof de belijdenisvragen toestemmend beant». oorden, geen smet vanonwaarachtigheid kan worden geworpen.

6e. Wat betreft de bewering, dat deze poging om tot uniformiteit te komen bij de bevestiging der lidmaten, door machtsmisbruik van de eene richting over de andere, in strijd is met de strekking van de derde vraag, die de belofte eisclit om tot den bloei van het Godsrijk in het algemeen en van de Nederlandsche Hervormde Kerk in het bijzonder, met opvolging van hare verordeningen, naar uw vermogen volijverig mede te werken, diene wat volgt:

a. dat wanneer van rechtzinnige zijde telkens opnieuw de eisch weerklonk om herstel der oude „meerdere vergaderingen", opdat onze kerk weer de gelegenheid zou bezitten om niet alleen de overgeleverde leer te handhaven, maar om ook mogelijke bezwaren, die tegen eenig punt dier leer mochten zijn opgerezen, te bespreken en te onder­ . zoeken, de vrijzinnigen zich daartegen altoos met hand en tand hebben verzet:

dat wanneer dan onzerzijds een poging wordt gedaan om, bij gebrek aan het voorgaande en overeenkomstig artikel 11 van het Algemeen Regleinent, de leer der kerk eenvoudig te handhaven, de vrijzinnigen mede in opstand komen en spreken van een machtsmisbruik van de eene richting over de andere;

dat het dus blijkbaar de vrijzinnigen om niets anders te doen is, dan om onze kerk te maken tot eene kerk, waarin het een ieder vrijstaat om te gelooven en te belijden wat hij zelf wil;

dat dit streven der vrijzinnigen echter beoogt een machtsmisbruik tegenover onze kerk, die blijkens hare historie niet een neutraal godsdienstige, maar altijd eene Christelijke en eene Hervormde kerk is geweest;

b. dat wij ook niet inzien, maar veeleer ontkennen, dat door het aanbrengen van eenstemmigheid in de belijdenisvragen de bloei van het Godsrijk of van de Hervormde Kerk zou worden belemmerd.

Want wat het Godsrijk betreft, de Koning van het Godsrijk heeft immers zelf verklaard, dat Hij gekomen is om der waarheid getuigenis te geven, en dat een ieder, die uit de waarheid is, hoort zijn stem Qohannes XVIII:37). Hoe zou het dan den bloei van het Godsrijk kunnen tegenstaan, wanneer van de jeugdige lidmaten instemming met die waarheid werd geëischt? Heeft niet de Koning van het Godsrijk Zelf eenmaal Zijn discipel Petrus gevraagd naar diens belijdenis en hem zalig gesproken op deze ondubbelzinnige belijdenis, dat Hij was. de Christus, de Zoon des levenden Gods ? (Mattheus XVI:16).

Wat verder de Hervormde Kerk in het bijzonder betreft, hoe zou éénstemmigheid van belijdenis bij hare leden haren bloei kunnen tegenstaan?

Heeft de Heiland zelfniet nadrukkelijk verklaard, dat een huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, niet kan bestaan? En mogen wij het op grond daarvan niet veilig beweren, dat niets den bloei onzer kerk meer kan tegenhouden dan dat wat de één zijne belijdenis noemt in de oogen van den ander niets minder is dan openbaar ongeloof en eene openlijke miskenning van de heiligste ter zaligheid geopenbaarde waarheden?

En wel erkennen wij, dat eenzelfde mondelinge belijdenis van al hare leden den waarachtigen bloei der kerk nog niet in zich sluit. Daartoe ismeerdere genade noodig!

Maar zeker zal de kerk des Heeren onmogelijk kunnen bloeien, wanneer ^ij aan zulke jongelieden den toegang tot de tafel des Heeren opent en hen als broeders en zusters in den Heiland erkent, die niet eenmaal bereid zijn hunne instemming te betuigen met wat de kerk des Heeren van alle eeuwen van haar begin tot aan de opkomst van het Moderne ongeloof, met blijdschap heeft beleden tot zaligheid.

Beroept eindelijk de Kerkeraad van Sneek zich nog op de Kerkelijke verordeningen, waarvan immers de derde belijd.vraag ook spreekt, dan herinneren wij er aan, dat de opvolging van de kerkelijke verordeningen, waarvan-hier sprake is, ook de opvolging van artikel 11 van het Algemeen Reglement in zich sluit; dat is van dat artikel van de Grondwet onzer Kerk, hetwelk aan alle leden en besturen de handhaving der leer ten duren plicht stelt; en wij verstaan niet hoe het voorstel der Synode, om aan de willekeur wat betreft de belijdenisvragen een einde temaken, daarmede op eenigerlei wijze in strijd zou kunnen zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 april 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 april 1915

De Heraut | 4 Pagina's