„Deze allen waren eendrachtelijk bijeen”
Deze jdlen waren eendrachtclijk volhardende in het bidden en smeeken, met de vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus, en met iijne broederen. Handelingen 1 : 14.
Toen Jezus opvopr, werden van de discipelen twee engelen in mannengedaante gezien. Er staat toch »twee mannen stonden bij hen in witte kleeding, welke zeiden: Gij, Galileeschc mannen, wat staat ge en ziet op naar den hemel.? Deze Jezus die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen gelijk gij hem naar den hemel hebt zien opvaren*.
Zoo stonden dan nu de elven voor 't eerst alleen op aarde, en zulks als de kiem en kern van Christus' Kerk. Ze waren ook wel aan zich zelf overgelaten geweest na Jezus sterven aan 't Kruis, tot aan den morgen van zijn Verrijzenis, maar toen bond toch het ontzielde lichaam dat in 't graf van Jozef van Arimathea was neergelegd, 'den Middelaar nog aan deze aarde. Ook na zijn Ai^errijzenis waren er wel dagen voorbijgegaan, dat ze Jezus niet ontmoet hadden, maar ook toen was Jezus toch nog in 't Heilige land. Nu daarentegen was het tot een scheiding gekomen. Jezus wa^ nu van deze aarde weggenomen, Mj was opgevaren in den hoogen hemel, en vertoefde nu bij Gods troon, tenvijl de elven alleen, op zich zelf en verlaten, op den Olijfberg stonden.
Op dat aangrijpend oogenblik greep hen van zelf een gevoel van verlatenheid aan, gelijk ze het dusver nog niet gekend hadden, maar ontlook tevens op 't zelfde oogenblik in hen het roerend besef, dat ze zelven nu voor een geheel nkuwe levenstaak stonden, waarvoor ze zich saam hadden aan te gorden.
Ge merkt dit .lan wat ze nu aanstonds doen gingen.
Ze gingen toch niet een legehjk huiswaarts, doch bleven bij elkaar. Ze zochten ook geen onderkomen bij een der Jerusalerasche vrienden, maar gingen naar een zaal in den tempel op '.Sion. Ja ze /uiden zelfs .aanstonds hel twaalftal weer aan, door Matthias in plaats van den Verrader als niedeapostcl te kiezen.
Hierin nu sprak zich een sterk gevoel van saamboorigheid uit, het besef dat ze aangesteld waren voor de voldoening van een gemecnschappclijlse t«ak, die nu aanstonds beginnen zou. Ze stonden vin nu af in het ambt en gevoelden zich in dit ambt éen, en wel als representanten van de Kerk van Christus, die nu haar loop op aarde beginnen zou. Toch zóó dat er aanstonds andere geloovige mannen pn vrouwen zich bij hen aansloten, saam honderd en acht personen, die onder het apostolisch ambt zijch als geloovigen in Christus aandienden.
De heilige bezieling van omhoog moest door de uitstorting van den Heiligen Geest op den Pinksterdag nog komen. Dit toefde nu nog, maar als in kiem en kern stond in deze zaal van den tempel de Kerk van Christus nu reeds gereed om haar loop te aanvaarden. En zoo nu genomen, staat er opgeteekend, dat ze allen bijeen waren, en, dat ze allen cendrachtiglij bijeen waren, uiting zoekend voor wat hun innerlijk leven bestormde, in veel smeeking en gebed.
Op het cendrachtelijk valt hier de nadruk.
Immers als discijielen waren ze 't meer dan eens niet geweest. Nog bij de verschijning van Jezus aan de irce van Tiberias gaf 't moeite tusschen Petrus en Johannes, en nog vroeger was dit gedurig zoo geweest. En juist daarom wordt, er nu zoo bijzondere nadruk op gelegd, dat ze, na Jezus heengaan, nu ze aan zich zelf overgelaten waren, metterdaad eendrachtelijk saam verkee den, en zulks wel in veel smeeking en gebed .
In die bijzondere vermelding nu ligt iets tragisch, iets roerend schoons, maar ook iets pijnlijks dat op zoo droeve teleurstelling wijst
Het hoogepriesterlijk gebed, dat in Joh. XVII voor ons staat opgeteekend, spreekt ons toch van een zoo innige bede van Jezus om aller eenheid dat 't niet inniger en teederder kon, maar dan toch van een bede van Jezus die niet verhoord is geworden.
Jezus bad toen niet alleen voor de twaalven, maar tevens voor alle kinderen Gods van alle eeuwen later, die > door hun woord in Hem gelooven zouden< . En de bede die Jezus toen voor zijn Kerk van aUe eeuwen opzond, hield niets minder in, dan, »dat ze allen één zijn mochten, gelijk*, aldus bad de Hcere, »geiij kerwijs Gij. Vader, in mij en Ik in U, opdat ze volmaakt'z\ya in éen.t
Nu zal die bede zeer zeker eens verhoord worden in het nieuwe Jerusalem daarboven, maar daarop doelde Jezus bede niet. Immers Jezus liet er terstond op volgen: sOpdat de wereld geloove dat Gij mij gezonden hebt." Jezus Ijad derhalve voor de volstrekte eenheid van alle geloovigen in de strijdende, niet in de tripinfeerende kerk, voor de eenheid van zijn Kerk hier op aarde.
Die bede nu is niet vcrlioord geworden. Eeeds 'onder de apostelen brak strijd uit. Zie 't maar in Galaten 11:11-13. En onderwijl Jezus bede niet alleen oj) de apostelen doelde, maar op alle geloovigen, toont al wat we van de eerste gemeente lezen, ' helaas, dat al aanstonds het tegendeel van eenheid de kerken kenmerkte. Lees 't maar in 1 Cor. 1:11. Tot in Klein-Azië was reeds het gerucht doorgedrongen van de twisten in de Corinthische Gemeente.
Nu kan men daarom in ideale betoogén zich wel telkens op Johannes XVH en het hoogcpriestelijk gebed beroepen, en de ziel verkwikken in die heilige be.de, maar de .geheele historie, en wat we zelf beleden, toont toch telkens weer, dat de eenheid onder de .broederen niet tot stand is gekomen.
• Veeleer ligt nog altoos Christus Kerk gesplitst en verdeeld in schier allé land. Ook in öns eigen vaderland is het niet anders, en zelfs in de groepen die één in belijdenis zijn, grieft en bedroeft u telkens allerlei twist en kiakeel, ten slotte uitloopend pp nieuwe verdeeldheid.
Van een één-zijn van heel Christus Kerk op aarde, geUjk de Vader en de Zoon één zijn, is geen sprake.
Dit te verbloemen baat nie^.
Het is iiiet Jezus die te kort schiet in 't ons toebrengen van vnit voor onze eenheid in hem noodig is, want de zoen van Immanuel en het indaien van den Heiligen Geest was. volkomen. Neen, de niet-verhoonng van deze hoogepriesterlijke bede verklaart zich ceniglijk uit onse sottd^., waardoor wij de verhooring nog steed onmogelijk maken.
Zuiver u> v kerken zooveel ge wilt, en altoos keert de verdeeldheid en het getwist terug. De Reformatie zou zuivering en eenheid brengen, en het t\vistvuur vlamde aanstonds oi> nieuw op. De Doleantie doelde niet anders dan op nauwere aaneensluiting, en beluister de vergaderingen maar, en zeg zelf of 't toch niet weer soms vonkt in onheiligen gloed.
Waaraan nu' ligt dit anders dan daaraan, dat de val nog steeds zoo bitter droef nawerkt.
En daarom, dit roerende gebed uit Johannes XVIT, het staat opgeteekend niet om ons tot een ijdel dwepen met ideale woorden te verleiden, maar om ons het. diepst daarin onze zonden te doen beweenen, dat we zelfs de verhooring van Jezus heerlijkste bede er nog steeds dóór afsnijden.
DK. A, K.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juni 1916
De Heraut | 4 Pagina's