GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Voleinding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Voleinding.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hg Want gelijk als die nieuwe hemel en die nieuwe aarde, die ik maken zal, Voor mijn aangezichte zullen staan, spreekt de Heere, alzoo zal ook ulieder zaad en ulieder naam staan. Jesaia LXVI : 22.

ccxcv.

ACHTSTE REEKS.

XL.

Hg Want gelijk als die nieuwe hemel en die nieuwe aarde, die ik maken zal, Voor mijn aangezichte zullen staan, spreekt de Heere, alzoo zal ook ulieder zaad en ulieder naam staan. Jesaia LXVI : 22.

Uit het verband, dat bestaat tusschen de slotsom van Openbaringen XIX, met inbegrip van het daaraan van af hgofdstuk VI voorafgaande, en hetgeen vlak daarop in het XXe kapittel volgt, bleek alzoo op afdoende wijze, dat er geen sprake xijn kan van een nieuwe periode van heusche duizend jaren, die na hoofdstuk XIX zou intreden Men lette er toch wel op, dat de nieuwe periode van hoofdstuk XX, en-die her haaldelijk als periode van duizend jaren wordt aangegeven, eerst aanvangt nadat het Beest en de valsche Profeet vernietigd zijn. Deze twee, zoo staat er toch in hoofdstuk XIX V3. 20, werden levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt, en de overigen, die met hen ééne saSmhangende macht vormden, werden gedood door Hem die op 't paard zat, d.i door den Christus. Eerst als dit eerste stuk der Voleinding is afgeloopen, komt dan nu de eindworsteling met den Draak, de oude slang, welke is de duivel en Satan. Een worsteling die op nieuw twee onderscheiden perioden doorloopt. In de eerste periode wordt Satan tot machteloosheid gedoemd Hij werd in den afgrond geworpen en daar in opgesloten duizend jaren. Eerst daarna wordt hij losgelaten. Er staat dan ook in hoofdstuk XX : 7: En als de duizend jaren zullen geëindigd zijn, zal de Satan uit zijn gevangenis ontbonden worden". Dan eerst krijgt hij een tijdlang macht om de volken te verleiden en Gog en Magog tot macht te doen komen. Toen Satan nu ze reuzenmacht van het Heidensche ge^ ied tegen Gods volk had aangevoerd, ontbrandde op eenmaal de macht Gods om deze onheilige, demonische wereldmacht terug te slaan en te ontbinden. En daarop kwam de Satan aan zijn einde. Er staat toch in hoofdstuk XX:10: En de duivel die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs, alwaar het beest en de valsche Profeet is. En zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid.* Eerst nu als hiermede de Satanische macht voor eeuwig gebroken en te niet gedaan is, treedt de Voleinding in, worden de boeken geopend, vergaat de zondige wereld, en treedt de nieuwe gedaante der wereld in, die _zich in harmonie met Gods heerlijkheid betoont.

Dringt men er nu op aan, om de »duizend jaren», waarvan in hoofdstuk XX:2—10 sprake is, in letterlijken zin als een periode van tien eeuwen te nemen, dan komt 't neer op deze onhoudbare voorstelling. Het begint dan met de Zeven Zegelen, hieruit ontwikkelen zich de zeven Bazuinen, de Weëen en de Phiolen, die alle nog te komen staan, en waarvan dusver nog niets zijn volle uitwerking vond. Is dit eenmaal zoover gekomen, en zijn hiermede alle de noodlottige werkingen, die de Voleinding als inhalen, ingetreden, dan zal, als tweede moment, de Zone Gods ten oordeel verschijnen, uit den hemel met sijn eindelooze scharen van dienende Engelen nedetslalen, en het zondige 'wereldbestaan te niet doen. Doch hiermede is het dan nog niet uit. Dan toch zal de worsteling met Satan intreden, en wel in drie phasen. Eerst zal Satan wel op aarde neergeworpen worden, daartoe gebonden in machteloosheid. Deze eerste periode zal duizend jaar duren. Daarna zal in de tweede periode Satan vrij worden gelaten om Gog en Magog tegen Gods volk aan te voeren, doch deze aanval zal mislukken, en de uitkomst zal wezen, dat" Satan met zijn trawanten door God overweldigd, gebonden en ten vure gedoemd wordt. En is dit eenmaal afgeloopen, zoodat men zal gehad hebben de «duizend jaren» en na de »duizend jaren*, de loslating en onderwerping van Satan, dan zal het einde ingaan, en, naverdwijning van deze zondige wereld, de nieuwe wereld opkomen, die onder een nieuwen hemel, de majesteit Gods verheerlijken zal.

Gerekend van af Pathmos zou men alzoo verkrijgen lo. de opeenvolging van de perioden, waarin de Zegelen, Bazuinen, Weeën en Phiolen xich openbaren louden; 2°. de nederdaling

van den Christus om 't eindoordeel te voltrekken ; 3°. een periode van duizend jaren, waarin de gezaligden voorshands reeds de gemeenschap met den Christus zouden genieten ; 4°. daarna de loslating van Satan, die dusver gebonden was, en de strijd van Gog en Magog tegen het volk Gods; 5°. de nederlaag van Satan, die voor eeuwig ten onder wordt gebracht; 6". de doorzetting van het eindoordeel over alle menschheid, en 7o. de te niet doening van de oude wereld en de intrede van de nieuwe wereld, die onder den nieuwen hemel, Gods heerlijkheid in zijn uitverkorenen zal doen uitschitteren.

Nu gevoeltintusschen een ieder die Matth 24, en de verwante hoofdstukken uit Markus en Lukas, hiermede vergelijkt, dat geheel deze voorstelling in lijnrechten strijd zou geraken met wat. de Christus zoo stelliglijk over het onverwachte, het verrassende en het snel afloopende van zijn wederkomst aan zijn discipelen voorzegd heeft. Alle verband tusschen wat Jezus ons voorzegd heeft, en de geschiedenis van het einde, zou finaal verbroken worden. En denkt men zich wel in, hoe d, e Apocalypse, gelijk Johannes die op Pathmos ontving, allereerst er op doelde, om de toenmalige Christenerl, die van alle kanten bedreigd werden, met moed en goede hope te vervullen, dan is er in de verste verte geen tijdruimte te vinden, om dat geheele Apocalyptisch verloop zich als mogelijk te denken, ja, loopt het op een woordenspel uit, indien men ook op de periode van voor 325 deze grootsche voorzeggingen wil toepassen, en dan rekenen gaat met een tusschen-in-tredende periode van niet minder dan tien eeuwen. De eerste Christe nen, die de vervolgingen ondergingen, kunnen het dan ook niet zoo hebben opgevat, en waar enkelen dit toch deden, is het volkomen begrijpelijk, dat ze al spoedig geheel de Apocalypse als onecht verwierpen. De duizend jaren waarvan hier meer dan zes malen gesproken wordt, kunnen daarom niet letterlijk worden opgevat. Ze moeten overdrachtelijk bedoeld^zijn. En waar nauwkeurige toetsing toont, hoe in geheel de Apocalypse alle cijfers een symbolische beduidenis hebben, mogen ook deze iduizend jaren* niet anders dan symbolisch worden opgevat. «Duizend jaren zijn bij den Heere als één dag en één dag als duizend jaren«, of gelijk het letterlijk in Psalm 90 : 4 heet: Duizend jaren zijn in uwe oogen als de dag van gisteren.

Er ligt, dit gaven we steeds toe, tusschen het eerste ingaan van dè Voleinding en de eindbeslissing een overgang, die niet met dagen geteld kan woiden, en die toch den toestand beheerschen zal. En om het grootsch karakter dat deze overgang dragen zal, wordt hij met de «duizend jaren* aangeduid, doch het symbolisch karakter ook van dit cijfer mag geen oogenblik losgelaten. Wie zich hiertoe verleiden laat, breekt roet heel dè Apocalypse, en moet ze, even als dit steeds geschied is, met ter zijde werping van de letterlijke opvatting, als onecht prijsgeven en varen laten.

Vooral de terugslag op het Oude Teè^s ment vraagt hier onze bijzondere a^dacht. In zijn volle beteekenis zal ook dit gewichtig punt ' eerst aan de orde kunnen komen, indien ons na afloop van de Voleinding nog de gelegenheid mocht geboden worden, ook het geheele leerstuk van den Messias afzonderlijk te behandelen. Doch ook al moeten we ons voorshands inperken, toch blijft het noodzakelijk, reeds in dit verband duidelijk te doen uitkomen, in hoeverre de Voleinding met het eigenaardige Joodsche vraagstuk in verband staat. Ook zonder nadere uiteenzetting gevoelt toch elk kenner ''^van de Heilige Schrift, dat het Oude Testament ten deze og niet de klaarheid en volledigheid van het Nieuwe Testament geven kon. Ook al voegt men de klaarste uitdrukkingen ijeen, die bij meerdere profeten, en zelfs eeds in Mozaïsche geschriften, over dit onderwerp voorkomen, toch is het aan een twijfel onderhevig, of ze geven ons og in 't minst niet de heldere voorstelling van wat in en na Christus aan het licht trad. Dit wijst niet op strijd, veelmin op tegenspraak, maar het toont dat de ontplooiing van wat aan 't licht zou treden, eerst in de verschijning van den Messias vasten vorm kon aannemen, '^ en gelijk het nu staat, dat reeds bijna twee duizend aren zijn voorbijgegaan, die achter ons liggen, zonder dat dusver de stellige en vaste aanwijzingen van het komen van het einde intraden. Wel is het bj^iten tegenspraak, gelijk reeds van meer dan ééae zijde is opgemerkt, dat er zich thans vele voorteekenen vertoonen, die naar het einde heenwijzen, maar zelfs nu kan nog moeilijk beweerd worden, dat de'^^reeks der Zegelen, ^azuinen en Phiolen z!ch': baar intrad, althans niet in klaren, vollecligen vorm. Doch zelfs dit nevelachtige mag ons allerminst het oog doen sluiten voor de teekenen die ons uit de realiteit nu reeds toespreken. Neem b.v., om slechts dit ééne te noemen, de overrompeling van Palestina door èen Engelsch legercorps uit Egypte, en ge gevoelt aanstonds hoe reeds hiermede een ernstig vraagstuk van de Voleinding naar voren trad. Aanstonds zag öien toch, hoe de Engelsche Regeering partij trok van een chiliastische voorstelling die in Engeland steeds bijval vond, en alsnu de Joden uitnoodigde om zich liefst in grooten getale naar Palestina te begeven, en daar zich vast te zetten. Bij het-geloovige volk doelde dit er natuurlijk op, om straks die verhuisde Joden tot het Christelijk geloof te zien overgaan, en de Engelsche Regeering maakt van deze heerschende voorstelling .slechts gebruik om de sympathie van het volk voor de expeditie_ naar Jaffa en Haïfa te winnen. Het vraagstuk van het Judaïsme verkreeg daardoor actueel belang, met name zoo men dit in rechtstreeks.ch verband met het Heilige Land en met Jerusalem doet uitkomen. We kunnen noch mogen er ons dan ook aan onttrekken, om dit veelzeggend probleem hier iets van naderbij te bezien. Reeds vroeger roerden we dit uiterst belangrijke vraagstuk aan, maar het zal thans zaak zijn, het iets nauwkeuriger uiteentezetten. Met de Lutherschen kunnen we ten deze niet geheel accoord gaan. Gelijk we reeds vroeger opmerkten, ligt voor ons in Romeinen negen tot elf wel zeer stelliglijk de profetie, dat tenslotte een niet zoo gering deel vap de Joden in berouw én boete tot .de Christelijke Kerk zullen overgaan. De voorteekenen hiervan vertoonen zich reeds, en ook afgezien hiervan zijn de voorteekenen, die Paulus aangaf, te stellig, ' om er ons niet in onze voorstelling door te laten beheerschen. Daartoe echter moet op de geheele positie, die de gelëfipvigen in het Oude Verbond aannamen, worden teruggegaan. We moéten het ons helder maken, hoe vast en beslist reeds in het Oude Verbond de uitspraken en aanwijzingen waren, die op een toebrenging van Israel op breeder schaal dan dusver heen wezen.

Slechts op één verschilpunt moet hierbij van meetaf de aandacht worden saamgetrokken. Hoe verrassend rijk met name bij Jesaia en Micha de oud-Israelitische profetie ook op de Messiaansche toekomst wees, van een periode van straks tweeduizend jaren, gelijk nu reeds tusschen de verschijning van den Christus en de Voleinding verliep, , vinden we in het Oude Verbond geen enkele concrete aanwijzing. Veeleer mag en moet erkend, dat in de aloude Profetie de komst van den Messias bijna onmiddellijk door den eindtriomf «tond gevolgd te worden. Ongetwijfeld wordt voor zekere speling een tijdruimte gelaten, maar dpr? enkele gedachte dat na de verschijning en de verdwijning van den Messias tusschentijds twintig eeuwen verloopen zouden eer de Voleinding inging, is een voorstelling, die de profeten van ouds niet hebben gekend, en die eerst met het Nieuwe Testament, en later door de Kerkhistorie, aan de orde kwam.' Bij de profeten vloeit hetgeen in Christus' Kerk zou voorvallen, met de komst v.an den Messias ineen. De groote gaping, die blijkens de historie na Jezus' hemelvaart tusschen zijn sterven op Golgotha en zijn wederkomst ten gerichte zou intreden, is in het Oude Testament niet aan de orde gekomen. Met name bij Jesaia, Micha, Zacharia wordt klaarlijk uiteengezet wat eens de Voleinding te weeg zal brengen, maar de groote tusschenperiode, die op den Olijfberg begon, en nog steeds voortduurt, erlangde in de Profetieën geen duidelijke, zelf bewuste teekening. Het ééne vloeide als van zelf en ongemerkt in het andere over. Wat van den Olijfberg tot nü toe tus.'ichen-in-trad, moge door de Profeten niet tegen ges proke^n worden, maar in elk geval ontving het bij de profeten geen omstandige uitteekening. Deze breede tusschengaping is eerst in het Nieuwe Testament tot nadere openbaring gekomen, en zelfs mag gezegd, dat eerst de historie van Christus' Kerk ze voor ons in beeld bracht. Wat we in het derde vers vóór het slot van Jesaja's profetischen bundel lezen, geeft het volle licht overwat te komen staati: «Er zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zijn, die voor Gods aangezicht zullen staan*. Rijker er voller kan niet uitgedrukt wat te komen stond. Alleen maar, de overgang wordt nog niet aangewezen. Ten deele ontvangt men zelfs nog altoos den indruk, alsof 't .zich alles in Israel zal saamtrekken, en alsof geheel het wereldleven in de nieuwe bedeeling in het zaad Abrahams zal opgaan.

Op dit verschil tusschen het Oude en Nieuwe Testament kan dan ook niet ernstig genoeg gewezen worden, en waar ten slotte het lot, dat Israel^wacht, van zoo overwegenden invloed op geheel het verloop der Voleinding zal wezen, moet van het Paradijs af het heilige inwerken dat van God op ons gevallen geslacht is uitgegaan, klaar en helder ons voor öogen staan. Ge moogt niet bij Abraham beginnen, maar moet tot op Adam, gelijk we reeds opmerkten, teruggaan. De tegenstelling begint reeds bij den eersten mensch, die persoonlijk met •de hem gegeven vrouw schuldig stond. Zie 't in Gen. 3:15: God zal vijandschap zetten tusschen Satan en de vrouw, die zich had laten misleiden, en deze vijandschap zou overgaan op haar zaad, d. t. op geheel het geslacht van haar kinderen en kindskinderen. Toen nu Abel wegviel, Kain geheel afviel, en eerst in Seth weer een neiging tot de^vreeze Gods opleefde, vermeldt de Schrift uitdrukkelijk, dat men eerst in de kringen van het geslacht van Seth den naam des Heeren weder begon aan te roepen (Gen. IV : 26.) In de geslachtslinie van Seth gaat nu, op wat gebrekkige wijze ook, de vreeze Gods door, en als ten slotte deze kring van geloovigen zich in Noach en een zijner zonen terugtrekt, wijst Gen. 9 : 26 er ons op, hoe in Sem de vreeze Gods weer krachtiger opleefde. En eerst toen in deze derde reeks opnieuw de tegenstelling tusschen wie God vreesde en Hem verliet, zich duidelijk vertoonde, is het in Abraham dat dezelfde heilige lijn van Seth, Noach en Sem door werd getrokken, en nu zelfs een ge­ h heel bijzonder karakter aannam. Zonder e nadere beschikking zou ongetwijfeld de s afval zich ook in Abrahams nakroost vernieuwd hebben, gelijk dit straks dan ook in een deel van 't geslacht duidelijk bleek. Juist daarom echter begint nu mei Abraham niet alleen een vrome trek zich in hem en zijn geslacht te openbaren, maar Abraham wordt aanstonds afgezonderd. Hij moet Ur der Chaldeën verlaten, en uittrekken naar een hem vreemd land. Die verwijdering uit Ur der Chaldeën leent hem voor zichzelf en voor de geroepenen onder zijn nakomelingschap een geheel eigen karakter. En al is 't dan ook, dat de afval en Godverzaking zich ook in dit uitverkoren geslacht hernieuwde, en bij den principieelen strijd'tusschen Jacob en Ezau zelfs het karakter van een principieele antithese aanneemt. Abrahams geslacht gaat toch door, en in dit geslacht van Abraham kenteekent zich steeds meer at eigenaardige, waarin de geheel 'eenige oeping van hem en zijn nakomelingen ou uitkomen.

Er is alzoo geen sprake van, dat de eilige kring eerst met Abraham, als door en tooverkracht, zou opkomen. De uiterkiezing, die de geroepeneji des Heeren fzondert, begint niet eerst na eeuwen, maar nmiddelijk in - het Paradijs. Het heilige eslacht van v^iMïGod vreezen, begint deralve allermii|^ DIJ den Patriarch, maar is oo oud als het menschelijk geslacht, en at bij Abraham zich voordoet is alleen it, dat er nu een afzondering van een igen geslacht plaats heeft, hetwelk zijn land erlaten moet, in een vreemd land zich eer moet zetten, en dank zij die afzonering en die tijdelijke nederzetting onder en verre van geestverwant volk, ten slotte oo geïsoleerd komt te staan, dat het in't ind geheel zelfstandig kon optreden. De ijdelijke verplaatsing van Abrahams gelacht naar Egypte heeft dan de strekking, m het te doen wassen m aantal, het in e kundigheden van het wereldsch leven n te leiden, het in weelde te doen oproeien, en het zich zoo te doen ontwikelen, dat het allengs zelfs de gestalte en en vorm van een niet onbeteekenend eigen olk aanneemt. In de dagen toen het ten lotte Egypte verlaten moest en in Mozes ijn leidsman ontving, was het reeds derijs uitgegroeid en rijk in getale geworden, , at de vorsten in Egypte" vrees voor dit achtig uitgedijde volk begonnen te koesteen, en er zelfs op bedacht waren zijn roei te stuiten. Juist die poging om den asdom van Israel tegen te gaan, gaf toen an Mozes zijn kans om als leider van het olk op te treden. En het is aan het Hof van arao, dat Mozes ten slotte een profetische iguur wordt, en de beteekenis die Israel llengs erlangde, verstaande, niet aarzelde v l n h d e m E g u m H d m C G k d o D v w s d w m u m r b z « le z h a m o d

et openlijk voor Farao te verklaren zie Exod. IV:22): Alzoo zegt de Heere : ijn zoon, mijn eerstgeborene is Israël*; n sterker nog heet 't in Deut. 32:6: «Zult gij dit den Heere vergelden, gij waas en onwijs volk ? Is hij niet uw Vader, ie u verkregen, die u gemaakt eii u bevestigd heeft*.

Doch al leent de afzondering uit Ur naar Kanaan aan Abraham en zijn chte zonen allengs een geheel eigen oeping, en al strekte de afzondering van gypte's Gosenland om de kleine familie van Abraham allengs tot een volk van eteeke'nis te doen uitdijen, toch ziet ge in Abraham's verwijdering uit Ur en in Israels verhuizing naar Egypteland niet anders opkomen dan de geboorte van een volk, dat onder de andere volken de heilige roeping zou ontvangen, om wat reeds in 't Paradijs in Seth en straks in Noach en Sem uitkwam, ten slotte het door God bestemde doel te doen bereiken. Het kon niet blijven bij de roeping en afzondering van enkele personen. De door God aan zijn dienst verbondenen moesten als volk onder de volkeren optreden. Zoo eerst zou een eigen nationaal karakter zich kunnen ontwikkelen, en hiermede aan God het instrument geboden zijn, om Bethlehem voor te bereiden. Het begint bij Abel, wat in Abel te loor ging wordt teruggevonden in Seth, en zoo, ziet ge het heel de historie door gaan. Geen oogenblik geeft de Heere zijn heilig opzet prijs. De heilige afzondering gaat van schrede tot schrede verder, en de groote verandering en versterking die met Abrahams roeping intreedt, is niet, dat nu voor 't eerst de" heilige roeping uitgaat, maar heel anders, dat nu het bestel Gods, dat eerst aan enkele personen hing, van de persoonlijke i verschijning op de volken-idee overgaat. Om niet alleen terrein te winnen, doch zich een vaste, ten slotte alles beeerschende positie te verzekeren, moest r een heilig volk onder de volken optaan. Het staat er zoo duidelijk in Gen. 12:2: n Ik zal u tot een groot volk aken, en in u zullen alle geslachten des ardrijks gezegend worden.

Dr. A. K,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Voleinding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1918

De Heraut | 4 Pagina's