GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIJAND EN VRIEND.

III.

VERDER.

De weg dien onze smid te volgen had, liep dwars door het dorp over het marktplein. Even daar voorbij zag hij nog licht, al waren de meeste huizen gesloten. Het was 't licht van de herberg, die op dit late uur nog open was. Dit was niets ongewoons, maar wel dat voor de herberg een troepje menschen stonden, terwijl het geluid van stemmen over het marktplein' klonk. Er moest iets bizonders aan de hand*i^ en de smid kon niet laten er kennis van te nemen, en sloop achter de menschen öm. Juist bespeurde hij hoe de deur van de kroeg werd opengeworpen, en een paar personen naar buiten kwamen.

Baas Peter zag toe wat volgen zou. Hij had zijn plaats ^ gekozen achter een der dikke boomen die de herberg omgaven. Zelf bijna onopgemerkt kon hij toch alles goed zien wat «r gebeurde, daar het helle licht door de wijd geopende deur der herberg naar buiten stroomde, en den weg helder verlichtte.

Zoo zag baas Peters hoe twee jonge mannen al vechtende — en blijkbaar was het meenens — uit de herberg naar buiten tuimelden, of liever door den waard de deur uit werden geworpen. Verschillende andere jongelui trokken blijkbaar partij voor den een of den ander der vechtenden. De onnstanders die op het rumoer uit hun woningen waren geloopen, om te zien wat er gaande was, zagen het getier en het gevecht kalmpjes aan. Zoo iets kwam bij de herberg wel meer voor!

Onze smidsbaas kon eindelijk verscheiden hem bekende jongelui onderscheiden, en tot zijn groote spijt ook Kees, dfe wel niet meevocht, maar ook geen hand uitstak om de twistenden te scheiden. De meeste jongelingen, ook Kees, schenen min of meer opgewonden door den sterken' drank.

Baas Peters werd bedroefd en toornig te gelijk. Zoo was het toch waar wat hij vermoed had, dat Kees slechts in schijn zijn leven gebetere had, maar in stilte den verkeerden weg bleef bewandelen, en niet luisterde naar goeden raad. To^n de jonge man den volgenden morgen morgen vrij laat te werk kwam, bemerkte de patroon dat Kees een blauw oog had, vermoedelijk een aandenken aan het gevecht van gisteravond.

Doch hij vroeg er niet verder nji, en overlegde bij zich zelf wat te doep.

Dien avond wachtte hem nog een onaangename verrassing. Er waren in de smederij ook twee aankomende jongens werkzaam. Wel stond Kees een heel eind boven hen — wat o.a. daaruit bleek dat zij een muts .droegen en hij" een pet — maar toch ging hij vanzelf veel met hen om.

Nu kreeg de baas den avond na het gevecht onverwacht bezoek van den vader van een der twee leerjongens, die zijn vooröemen te kennen gaf om zijn zoon van de smederij te nemen, en desnoods elders of bij een ander vak te doen.

„Dat spijt me", zei de smid, „maar waarom wilt u dat? ".

„0m u de waarheid te zeggen, omdat ik bemerk dat mijn jongen wel goed zijn vak leert, maar ook veel kwaad. En daarvan heeft Kees, het jonhmaatje de schuld. Niet of ik mag hem wel lijden, maar ziet u. Kees komt uit een gezin waar men den Heere God niet dient, 'of althans maar in schijn. Kees zelf, al is hij nog jong, komt reeds trouw in de herberg, en gaat om met kornuiten, die zeker niet tot eer van het dorp strekken. Nu wil hij mijn Pieter ook mee tronen, en daar hoop ik op te passen. Zoo'n jongen is zpb gemakkelijk af te leiden”.

„Ik kan u helaas, niet tegenspreken", zei de baas. , , Als ik in uw plaats was, zou ik even zoo doen. Maar misschien is er wel iets op te vinden, en dat zou ik heel graag willen. Want ik houd van Kees, hij zal een knap werkman worden. Maar als het den Heere behaagt, wordt Pieter het ook, en hij mag daarbij geen gevaar loopen van bedorven te worden door slecht gezelschap, 't Is niet gemakkelijk raad te schaffen. Want eigenlijk Tust de schuld van Kees' gedrag voor een goed deel op zijn ouders. Als de jongen veel te laat thuis komt, '^tnag vader wel een zeggen : »Een anderen keer vroeger, hoor», maai daar blijft het dan ook bij. En als hij thuis kbmt en ieder kan merken dat hij te veel gedronken heeft, dan-zegt moeder wel nu en dan: »Niet te veel Kees, dat is niet goed». Maar verder komt ze niet".

„U hebt gelijk. Ik ben blij dat we het eens zijn ‚.

Zeker, als het niet anders kan, moet ik Kees wel ontslaaijf eer hij ook anderen op het verkeerde spoor brengt. Maar ik wou eerst nog beproeven of met goedwilKgheid en vriendelijkheid niet nog veel bij den jongen is uit te richten. Zijn goedig karakter maakt dat hij al gauw naar een vriendelijk woord luistert. Bovenal hebben we te bedenken dat hij een ziel te verliezen heeft. Raakt hij jeng op den verkeerden Veg, dan kon hem dat eeuwig rouwen.

De twee mannen scheidden, en de baas maakte van de eerste gelegenheid de beste gebruik om nog eens ernstig met Kees te spreken.

De jonge man luisterde geduldig toe, doch gaf ©p de vraag vatj den baas of hij nog in de herberg kwam, ten antwoord dat hij er nog maar zelden verscheen; alleen bij een feest of een pretje.

„Zoo'n aVtod was het dan zeker», zei de smid, toen kort geleden die vechtpartij plaats had. Want naar ik stellig mee» was Jij. er ook bij, al deedt je niet hard mee.

Kees begon te begrijpen dat zijn baas meer wist dan hij zeggen wilde, en voorzichtigheid noodig was.

„Nu ja „ sprak hij, »Toen we dien avond thuis zaten hoorden we op eens een groot geweld, en ik ging eens kijken wat-het was. Daar steekt toch geen kwa^ti in ”.

De baas dacht er het zijne van.

„Hoe minder je in de herberg-komt, hoe beter» zei hij eindelijk.

Zeker baas,

„En„ ging de baas voort »het is ook beter dat ge er anderen niet heenbrengt. Ze leeren er weinig goeds„.

Weer begreep Kees dat de patroon van veel op de hoogte was, en antwoordde dus heel omzichtig:

„U bedoelt zeker Piet, den leerjongen. Maar die loopt toch , op zijn eigen beenen. Als hij in de herberg wil komen kan ik het hem uiet beletten”.

„Dat is zoo, maar je kunt het afraden, en zelf een goed voorbeeld geven. Ik zou zoo graag willen, dat je een goede smid werd, maar meer nog een goed mensch, dat wil zeggen een mensch die den Heere God vreest, en wandelt op Zijn wegen en naar Zijn geboden. Dat nu zult J8 in de herberg niet leeren, veeleer het tegendeel. En daarom wil ik je waarschuwen”.

„Maar als men jong is zooals ik mag men toch wel eens een vroolijken avond hebben", merkte Kees op.

„Zeker" antwoordde baas Peter, „en zelfs vele. De vraag 'is maar wat men onder vreugd verstaat. Er is een vreugde der wereld die ten slotte droefheid brengt omdat zij niet uit God is. Er is ook een vreugde uit Hem. Dat is de ware die blijft. Daarom kon David zeggen: «Ik ben vrolijker over den weg Uwer getuigenissen dan over allen rijkdom». Ik vrees, 'mijn jongen, dat je de ware vreugd nog niet kent en de verkeerde zoekt. Ik heb het in mijn jeugd ook gedaan, en zou het zeker nog doen als de Heere mijn oogcn niet geopend had voor het gevaar, waarin ik verkeerde. En nu hoop ik maar dat het jou gaat zooals mij”.

De ander zei daar niet veel op. 't Was trouwens moeilijk den baas ongelijk te geven, maar nog moeilijker vond Kees, het met den baas eens te zijn. De laatste gaf zijn knecht nog een goede raad, en Kees zijnerzijds deed weer allerlei schoone beloften, waarbij de baas hem vermaande zijn heil niet te zoeken in eigen kracht, . maar in de hulp de» Heeren.

Of de jonge man cu werkelijk meende wat hij beloofde valt moeiHjk te zeggen. Zeker is • echter dat hij er niet naar deed. De weg ten leven is nauw, zegt de Schrift, en breed de weg die tot het verderf leidt. Zoo wordt begrijpelijk dat velen den breeden weg als den makkelijksten kiezen. Zoo ook is verklaarbaar dat Kees, spijt alle waarschuwingen zich niet bekeerde. Hij bleef een bezoeker van de herberg, begon allengs meer te drinken, en werd een voorman van het slecht gezelschap, waarin wij hem reeds aantroffen.

HOOGKNBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1918

De Heraut | 4 Pagina's