GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Waarheidsvriend bespreekt het voorstel, dat van , de Regeering is uitgegaan, om het instituut der veldpredikers ook in vredestijd te bestendigen. Daartoe worden noodig geacht één legerpredikant in algemeenen dienst en vijf legerpredikanten, die te zaam de taak zullen hebben te verrichten, welke door den Minister van Oorlog aldus nader wordt omschreven:

Zij zullen, — zoo schrijft de Minister in zijne toelichting op het voorstel — zich geheel aan het werk onder de militairen kunnen Wijden; niet alleen zal tot hunne taak behooren godsdienstoefeningen te houden in kazernes en kampementen, maar vooral ook zullen zij de vraagbaak in geestelijke aangelegenheden moeten zijn voor de vele jonge mannen, die in de jaren waarin de militaire dienst moet worden vervuld, veelal raad en voorlichting behoeven. Ook zal van de legerpredikanten leiding ten aanzien van het leven buiten dienst kunnen uitgaan en zullen zij lich wanneer noodig in verbinding kunnen stellen met de ouden der dienstplichtigen. Thans worden naar het oordeel van den ondergeteekende (de Minister v. Oorlog) de jonge mannen onder dienst in een voor het geestelijk leven gevaarlijke ontwikkelingsperiode te veel aan zichzelf overgelaten; Voorts zullen de legerpredikanten ook in hospitalen en arrestantenlokalen nuttig werk kunnen verrichten.

De Waarheidsvriend is met dit plan op zich zelf zeer ingenomen, maar brengt toch een bezwaar in.

Tegen hetgeen hier aangevoerd wordt als toelichting van het Ministerieele voorstel, dunkt ons, dat in geen enkel opzicht eenig bezwaar is in te brengen. Integendeel! Wat de Minister zich voorstelt te bereiken verdient algeheele instemming en warme toejuiching. Na jarenlange verwaarloozing wordt eindelijk van regeeringswege de noodzakelijkheid ingezien om tot een betere en meer afdoende behartiging van de geestelijke belangen der militairen, ook in vredestijd, te geraken. Dat hier werkelijk in een groot belang wordt voorzien, zal 'n ieder, die wel eens met deze aangelegenheid in aanraking kwam, moeten onderschrijven. Het is ze)f$ te hopen, dat de regeering op dit punt verder zal gaan en niet alleen aan het leger zal schenken, wat dit voor zijne geestelijke verzorging behoeft, maar op een even ernstige wijze ook de vooziening in de geestelijke behoeften van het marinepersoneel zal ter hand nemen.

Juichen wij dus van ganscher harte de voornemens der regeering toe, om kazerne en kampement open te stellen voor de geestelijke bearbeiding van hen, die tijdelijk of blijvend een deel uitmaken ran het leger, echter met de wijze, waarop dit zal geschieden, zijn wij niet zoo zeer ingenomen, zelfs bestaat daartegen van onzen kant ernstige bedenking.

Het bezwaar, dat wij hier op het oog hebben, gaat niet tegen het voortbestaan van het instituut der veldpredikers, voor vredestijd van Icgerpredikanten, maar tegen de instelling op den voet, zooals die thans bestaat.

Het is mogelijk, dat de spoed, waarmede in de eerste mobilisatiedagen moest te werk worden gegaan, geen andere en betere regeling van het veldpredikerschap toeliet, maar nu de omstandigheden op dit oogenblik eene rustige overweging van de zaak mogelijk maken, zal, wijl van het instituut van legerpredikanten 'n blijvende instelling staat gemaakt te worden, men de vraag onder de oogen hebben te zien, naar welke beginselen eene regeling zal dienen getroffen te worden.

En dan is het cardinale punt, dat bij deze kv/estie op den voorgrond treedt, dit, of de behartiging van de geestelijke belangen der militairen een onderdeel van directe staatszorg uitmaakt, dan wel of zij tot andercr terrein behoort.

Bij de beantwoording dezer vraag schrikken we er geen oogenblik voor terug om het onomwonden uit te spreken, dat de voorziening in de geestelijke behoeften van de militairen niet tot de rechtstreeksche taak van de Overheid behoort, maar tot die van de Kerk.

De Kerk draagt de verantwoordelijkheid voor de bearbeiding barer leden. Zij heeft uit te maken, wat deze behoeven, en te regelen alles wat op de godsdienstige verzorging betrekking heeft. Uit dien hoofde kan alleen de Kerk het beschikkingsrecht hebben op benoeming en ontslag harer ambtsdragers, de legerpredikanten, en het toezicht op dezen uitoefenen.

Zoo hebben het ook onze vaderen begrepen, toen zij in de 16e en 17e eeuw de veldpredikers aanwezen, die zich hadden aan te melden bij den Gedeputeerde te velde, die hun dan hunne regimenten aanwees.

De regeering gaat echter in haar voorstel van een geheel tegenovergestelde gedachte uit. Wel zal zij het advies der Kerken voor eene eventueele benoeming van een ambtsdrager vragen, maar de benoeming zelve houdt zij aan zich. En daarmede wordt de legerpredikant staatsambtenaar.

Dit nu kan nimmer de taak van de Overheid zijn. De Overheid kan en mag niet doen wat die der Kerk is. Zij kan geen leiding geven in geestelijke aangelegenheden.

Wat de Overheid wel kan en ook moet doen is, de Kerk in haren arbeid steunen, en dit zoowel in financieelen zin als daadwerkelijk. Wat dit laatste betreft, door aan de door de Kerk aangewezen ambtsdragers den vrijen toegang tot kazerne en kampement te onsluiten en daarbij alle medewerking te verleenen, opdat deze ambtsdragers hun arbeid in vollen omvang kunnen verrichten.

Een instituut van legerpredikanten is dus voortreffelijk. Maar de basis, waarop dit instituut gebouwd wordt moet een andere zijn dan die, welke de regeering aangeeft.

Hoe de Kerken de regeling zullen moeten treffen, is nader te bespreken. Voorshands gaat het alleen om het beginsel, dat aan het instituut moet ten grondslag liggen. En van daaruit het voorstel der regeering bezien, kan het, zooals het daar ligt, moeilijk aanvaard worden.

Dit bezwaar wezen. schijnt ook ons zeer juist te wezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1918

De Heraut | 4 Pagina's