GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIJAND EN VRIEND.

V.

HET HELLEND VLAK.

Op een morgen kwam Kees een paar uur te laat aan den winkel, iets wat de baas nooit hebben kon. Als reden gaf Kees op dat hij zi^i verslapen had. Maar hij voegde er niet bij hoe dat kwam. Hij was den vorigen avond met anderen bij een vriend te gast geweest. Men harf veel gedronken en eerst om twee uur in den nacht ging het gezelschap uiteen. Geen wonder dat ook anderen dan Kees te laat aan den arbeid kwamen. De baas was zeer misnoegd, te meer wijl hij vermoedde, - dat de sterke drank weer in 't spel was.

«Hoor eens vriend» sprak hij «dat gaat zoo niet. Er moet een *eind aan komen. Er is al zoo veel gebeurd, als ik weer reden tot klagen heb ga je heen».

Wie goed toezag had in de eerstvolgende weken duidelijk kunnen bespeuren, dat het tusschen baas en knecht misliep.

Spijt alle vermaning bleef hem zijn oude fout nog bij. Al moest hij zich zelf bekennen, dat zijn baai in' veel opzichten gelijk had, hij kon er toch niet toe komen met het kwaad te breken. Want de zonde is aanlokkelijk voor het booze hart, en ook zegt de Schrift zoo terecht: Een iegelijk die de zonde doet is een dienstknecht der zonde.

Soms voelde Kees, die van nature een goedhartige jongen was, er toch spijt over dat hij die met het geheele , dorp in. vrede leefde, op voet van oorlog was met zijn baas, die het toch eigenlijk aan het-rechte eind had. Dan wilde Kees zijn leven beteren. Doch het kwam er niet toe, wijl hij dit doen wilde in eigen kracht en geen raad of hulp zocht bij God. Zoo verviel hij telkens weer in de oude ondeugden. Daar kwam bij dat zijn ouders, gelijk wij zagen, het gedrag van hun zoon nog zoo kwaad niet vonden. als hij maar zorgde dat het .voor den baas verborgen bleef.

Zoo ging dan het verkeer met slecht gezelschap zijn ouden gang, en kwam Kees van kwaad tot erger. Hij werd allengs een dobbelaar, een vleeker en een drinker. De sterke drank werd ook hem, gelijk zoo velen, te sterk, en toch kon hij niet nalaten telkens weer naar het gevulde glaasje te grijpen, al wist hij ook dat het zijn verderf zou wezen. Want de drank oefent op den mehseh een duivelschen invloed.

Het is begrijpelijk dat, al werd ook veel geheim gehouden, baas Peter toch wel een en ander merkte dat hij verdacht vond. Kees kwam nu vaak te laat, werd slordig in zijn werk en raakte blijkbaar verslaafd aan het glaasje. Dat bedroefde den patroon, en hij kon niet nalaten Kees telkens te wijzen op zijn zondig leven, en hem ernstig te veemanen. Toen dit echter niet baatte, ging de baas nog wat verder. Kees had stellig met Nieuwjaar opslag verwacht als gewoonlijk! Maar loonsverhooging bleef uit, en de baas zei alleen: »Ik ben veel minder over je tevreden dan vroeger. Als je het met 's Heeren hulp beter maakt, klim je ook in de verdiensten weer hooger.

Dat was een leelijke streep door de rekening van Kees. Gelijk wij weten hadden zijn ouders hem dwazelijk altijd in zijn kwaad gesterkt, wijl zij het niet erg vonden, en men het zoo nauw niet nemen moest. Dat had Kees aangemoedigd om voort te gaan. Doch hij wist zeer wel dat hun gunstig oordeel goeddeels berustte daarop, dat hun oudste zoon goed verdiende, en zijn loon bijna geheel aan moeder afdroeg. Kwam hierin verandering dan zou, vermoedde Kees, ook hun oordeel anders worden.

E%diit kwam uit. Toen Kees met de boodschap thuiï"^ kwam: ditmaal geen opslag, zette moeder een lang en vader een boos gezicht. De laatste vroeg driftig hoe dat kwam.

»Och« zei Kees »hij wil me zeker kwijt w^zen. Hij kan niet velen dat ik een onnoozel slokje drink, en eens een pretje bebi Maar 't is toch gemeen iemand zijn loon te onthoiiden, waar hij hard voor werkt».

»Ja dat vind ik ook« zei vader boos.

jOch hij is te gierig* zei Kees. »Hij gunt zijn evenmensch niets».

Wat Kees er niet bij vertelde was, hoe vooral den laatsten tijd, zijn' gedrag en werk veel te wenschen had overgelaten, evenals zijn komen op tijd. Zijn ouders waren dwaas genoeg hem ook nn weer gelijk te geven. Baas Peter deugde niet, was een uitzuiger en zoo meer. Wel liep Kees een geducht standje op, maar dat was omdat hij geen meer geld zou inbrengen en niet dat hij ongelijk had. Dat voelde hij zelf zeer goed en sterkte hem in zijn verkeerdheid. Wat hem daarbij nog meer verbitterde was, dat dat Piet en anderen wel verhooging van loon hadden gekregen.

Het spreekt vanzelf dat Kees van zijn ongeluk moeilijk kon zwijgen onder zijn vrienden, en evenzoo dat die, gelijk zijn ouders, hem gelijk geven.

»Dat heb je nu van die vromen« zei er een »ze onthouden iemand zelfs zijn loon*.

»Ja» sprak een ander, »en dan hebben ze nog allerlei praats, alsof ze veel beter waren dan een ander».

ïWeet je wat ik zou doen? » riep een derde, „ik liet dien gierigen kerel loopen en ging bij een ander in dienst».

Op het laatste zei Kees maar niet veel. Het was dan ook moeiliik uit te leggen waarom hij, als zijn baas werkelijk zoo slecht voor hem was, niet reeds lang was heengegaan. Kees zelf wist dit maar al te goed, en dat juist maakte zijn gedrag zoo afkeurenswaard.

Het geval werd in «n buiten de herberg door de vrienden nog druk besproken. Eindelijk zei er een:

»Hoor eens, Keei, de baas heeft je een leelijke poets gebakken. Dat moeten wij hem ook eens doen».

Deze raad vond algemetne instemming. Maar hoe ? Dat was de vraag waarover lang en breed gebabbeld werd. Eindelijk werd men het eens en werd de tijd bepaald.

Op een Zondagavond na kerktijd zat onze smidsbaas met zijn huisvrouw nog een poosje gezellig te schemeren, in afwachting dat de kinderen thuis kwamen die uit wandelen waren. Juist was de vrouw een oogenblik weg om in de keuken koffie te zetten, toen er op de biiitendeur zacht werd geklopt. De smid ging naar de deur om die te openen.

Aan de deur gekomen opende hij die doch zag • met verwondering , dat er niemand voor stond. Verbaasd — want hij had toch duidelijk kloppen gehoord — zag de baas rond. Hij had nog juist den tijd om te zien hoe in de verte een gestalte haastig tusschen de - dikke boomen verdween. Doch de schemering en de afstand maakten het hem onmogelijk ook zelfs te ZKH of het een man of een vrouw was. Alleen een kind kon het naar de grootte te oordeelen niet zijn.

Maar wat bewoog dien onbekende om aan te kloppen. Was - het een grap gelijk die wel meer op het dorp voorkwamen. Hij betwijfelde het, en had juist de deur v/eer gesloten, toen zijn oog iets bespeurde dat hem althans voor een deel opheldering gaf.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1918

De Heraut | 4 Pagina's