Burgerlijk en kerkelijk recht.
Het heeft de aandacht getrokken, dat bij de bekende procedure van den Middelburgschen predikant de Classis eerst een oordeel of vonnis heeft uitgesproken naar aanleiding van bepaalde feiten of uitdrukkingen door dezen predikant gebezigd, terwijl daarna, staande de procedure, een nieuw onderzoek is ingesteld naar de opvattingen van dezen predikant omtrent het gezag der Heilige Schrift en dat wel naar aanleiding van een brochure, door hem eerst' na zijn voorloopige schorsing geschreven.
Dit nu meent men dat onbehoorlijk is, omdat in het burgerlijk recht de regel geldt, dat de rechter gebonden is aan den inhoud van de aanklacht; nieuwe feiten mogen tijdens de procedure niet als bewijsgronden worden aangevoerd. De rechter heeft alleen uitspraak te doen of de oorspronkelijke aanklacht juist was of niet.
Nu is het ? eker waar, dat bij de burgerlijke procedure een dergelijke wijze van handelen niet zou geoorloofd wezen. Maar men mag, wat voor een burgerlijke procedure geldt, daarom niet zonder meer op een kerkelijke procedure overbrengen. Volkomen terecht toch merkt Prof. Rutgers op in zijn colleges over de Kerkenorde, door Dr. De Jong uitgegeven, »dat op kerkelijk gebied de zaak anders staat. De grond hiervan is, dat de rechter alleen te oordeelen heeft over een bepaalde aanklacht, maar dat de Kerkeraad (en ook de Classis) gehouden is opzicht te houden, en dan ook tucht te oefenen, indien de aanwezigheid van ergerlijke misstanden tot zijne kennis komt, ook al geschiedt dit eerst bij onderzoek naar een ander feit. Als de Kerkeraad (of Classis) bij het onderzoek van een klacht bemerkt, dat er nog 'meer ten laste van den beklaagde is, dan mag hij dit niet terzijde laten, maar moet hij ook daarnaar onderzoek doen. De omvang van het onderzoek is dan niet bepaald door den inhoud van de (eerst ingediende) klacht" (blz. 67).
Natuurlijk volgt" hieruit niet, dat de wijze, waarop eerst de schorsing is uitgesproken door de Classis wegens bepaalde feiten en daarna nog eens door den Kerkeraad op andere gronden, juist is te noemen. Maar wel moet het recht worden gehandhaafd zoowel van den Kerkeraad als van de Classis, om wanneer iemands rechtzinnigheid in de belijdenis onder verdenking is gekomen, het onderzoek zoo ver mogelijk uit te strekken, zelfs tot hetgeen door hem tijdens de procedure is gedaan of geschreven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 9 november 1919
De Heraut | 4 Pagina's