GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

PREDIKER 11 : 1.

Wanneer nu, zoo vervolgde de meester, tijdens den winter het Nijlwater is weggezakt, zoo droogt de gloeiende Afrikaansche zon in dat regeclooze land den grond spoedig op. De veldarbeid kan dan beginnen.

Wat het koren betreft, valt er echter niet veel te doen. Ploegen en eggen is in den schier weeken en vochiigen grond onnoodig. Ja zelfs begint men al voor koren te zorgen, terwijl het laud nog Onder water ligt. De landman gaat dan naar zijn stuk grond, al is het met water overdekt. Hij weet het toch wel te vinden of kan het door palen aanwijzen. Is hij waar hij zijn moet, dan strooit hij het meegenomen zaaikoren bij handenvol in het water. Schijubaar werpt hij het weg en doet een domheid.

Maar de boer weet beter. Hij wacht zijn tijd.

Na enkele maanden beg'nt het bezaaide land te groenen. O'eial schieten kleine halmen uit, gesproten uit de op het water gestrooide korrels, die door hun zwaarte gezonken zijn en in den modder bleven liggen. Daar ontkiemden ze, en als het land droog is, prijkt het reeds met groengele halmen die straks heerlijk graan zullen geven en in overvloed.

Zoo wordt begrijpelijk, dat Egypte de korenschuur was der oude wereld, dat wil zeggen, dat de volkeren die woonden aan de Oostkusten der Middellandsche Zee, het koren, zoo noodig, uit Eaypte haalden. Toen er honger was in Kanaan, ging Abraham naar Egypte, waar graan in overvloed was, en Abrahams kleinzoon Jakob deed hetzelfde, 't Is dus duidelijk van wat groot belang de jiarlijksche overslrooming was voor heel Esiypie, ja eigenlijk voor heel de oude wereld. Maar ook begrijpt ge nu, hoop ik, wat hgt zeggen wil zijn brood uitwerpen op het water om het later weer te V nden. De schrijver van het boek Prediker was een vorst, en zeker meermalen in Egypte geweest, waar hij de overstrooming kon zien. In e k geval had hij er van gehoord, en zoo kon hij het gebruiken als een beeld van wat anders. Misschien kan een van jelui me nu wel zeggen wat dat andere is.

Dat was zeker ook een moeilijke vraag, en de meester wachtte vergeefs op antwoord. Eindelij k sprak bij:

„Ik zal jullie een kleine geschiedenis vertellen, en dan nog een"! mijn vraag herhalen”.

Vele jaren geleden leefde er een oud heer. Hij was een godvreezend man, en daarbij ge­ zegend met rijkdom. Kinderen echter had hij nier, hoeveel hij ook van kinderen hield.

Dat laatste toonde hij., duidelijk en zoo dat nog elk er zich van overtuig'n kan. Hij liet namelijk nabij een dorp een groot maar eenvoudig huis bouwen. Daarin zou plaats zijn voor een twintig jongens, weezen, armen, verwaarloosden. Het huis was spoedig gevuld, en stond onder opzicht van een man en vrouw. De eerste was onderwijzer van zijn vak. De oude heer en nog anderen hielaen op alles toezicht.

Ouder de jongens die opgenomen werden behoorde ook een, die Karel heette. Hij had geen ouders meer en evenmin vrienden. Haveloos en onwetend was bij dusver opgegroeid in groot gevaar een volslagen deugniet te worden. En menigeen zei dat Karel dit al was.

Zoo kwam hij in het huis bij de andere knapen, meestal even arm als hij, maar nog minder bedorven. Hoe het gaan zou moest blijken.

(Wordt vervolgd).

WAAR EEN WIL IS, IS EEN WEG.

Koningin Victoria die in 1837 den troon van Engeland besteeg, en die meer dan zestig jaren regeerde, was niet alleen als vorstin bekend, maar ook als een oprechte christin, die de zaak des Heeren voorstond en steunde waar zij kon. Ztj werd hierbij trouw bijgestaan door haar echtgenoot, prins Albert, die echter geen Koning was, al was zijn vrouw koningin, net als het thans bij ons is.

Nu gebeurde het meer dan vijfng jaar geleden, dat een landman in Engeland een nieuw soort van ploeg uitdacht, die bij het gebruik den ouden in veel bleek te overtreffen, en dus een verbetering was. Toen dit eenmaal was uitgemaakt, nam de uitvinder een besluit. Hij zond namelijk aan haar Majesteit een ploeg naar zijn vinding, en een brief er bij, waarin hij de verbeteringen uitlegde, en wees op het voordeel dat de nieuwe ploeg bracht.

Na een paar weken kwam er antwoord. De koningin zond een brief van dankbetuiging. Daarbij was gevoegd een zeer fraai gebonden Bijbel, als blij« van tevredenheid. Vooraan in dien Bijbel had koningin Victoria zelf baar naam en nog eenige woorden geschreven.

Onze landman was innig verheugd toen hij zag, hoe de koningin zijn werk hoog stelde. Vooral verblijdde het hem dat hij een Bijbel had ontvangen. Want bij was etn vriend van dit boek, las er dagelijks in, en had het lief als het Woord van God en Zijn genade.

Het gebeurde kon natuurlijk niet verborgen blijven. Het gerucht er van verspreidde zich in heel den omtrek. Velen vroegen, of zij de gift en het schrift der koningin eens mochten zien, en het was te berekenen dat het druk zou loopen met nieuwsgierigen.

Dat bracht den landman op een nieuwe gedachte. Wie het geschenk wou zien, moest er iets voor over hebben, weinig of veel, naar hij missen kon. Al het geld zou zijn voor het groote Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap.

En zoo geschiedde het. Op een bus in de kamer stond met groote letters een uitnoodigirg om iets te geven en waarvoor. Niemand der belangstellenden onttrok zich daaraan Er kwam ten aardig sommetje voor het Bijbelgenootschap bijten. Zoo bleek alweer, waar te zijn wat hierboven Slaat. Een der kijkers en gevers schreef ten briefje van dankbetuiging, dat sloot met deze woorden:

„God zegene de koningin en make den ploeg voorspoedig.

En daarmee sluiten wij ook.

Beantwoord.

E? n man die in heel zijn dorp als vroom en godvreezend bekend stond, begaf zich eens voor zaken raar het spoorstation. Toen bij in een wagen kwam, voud bij daar een vijftal jongelieden, dorpsgenooten die alom te boek stonden als ruw en losbandig.

Toea nu de godvreezende man binnentrad riep een van de vijf den anderen toe:

„Opgepast, vrinden! Daar komt die fijie. Nu zullen we wel weer wat van onze gebreken en goddeloosheden te hooren krijgen.”

„Gij vergist u" antwoordde de «fijne". Ik ben niet gewoon te spreken over dingen, die toch al reeds lang in ieders mond zijn.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 februari 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 februari 1920

De Heraut | 4 Pagina's