GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN VREEMDE HAVEN.

XV.

IN HET VERRE LAND.

De dagen die nu kwamen waren voor Hendrik zeker de aangenaamste van de geheele reis. En dat zei iets, want die reis duurde lang, daar men wel geen storm had maar voortdurend tegenwind en zoodoende slechts tragelijk vooruitkwam, spijt alle kunst van den eersten stuurman.

Het werd voor Hendrik een geheel ander leven. De gevaarlijke en nuttelooze klifupartijen hielden.op. Daarentegen stelde de stuurman hem voor zijn bekwaamheid eens te beproeven aan het nateekenen van een zeekaart. Of Hendrik al zei, dat hij geen verstand van teekenen had, de stuurman zei: iwat niet is kan nog komen; oefen je maar vast; je hebt al den tijd".

En dat was ook zoo, nu zoo veel baantjes wegvielen.

De kapitein en de stuurman deden, kort gezegd, elk voor zich hun best om Hendrik de kwade dagen te doen vergeten, die hij doorleefd had. Het was als begrepen zij nu eerst dat de knaap een reis deed voor zijn genoegen en niet als tamelijk overbodige tweede scheepsjongen. Hij behoefde niet meer te sjouwen en aan te dragen dan hij zelf wilde, en zat zelfs nu en dan met zijn vrijen tijd verlegen. Het kaart-' teekenen wou echter niet vlotten. Gelukkig wist de kapitein raad en kreeg Hendrik schrijfwerk, wat hij tamelijk goed verrichtte, ook bood hij den scheepstimmerman aan dezen ia zijn werk te helpen, wat met dank werd aanvaard en aao Hendrik gelegenheid gaf al vast iets van een ambacht te leeren.

Eindelijk draaide de wind naar het Oosten, en kon het schip met volle zeilen vooruitstevenen naar de West. Weldra was die bereikt en wierp men bij Parimaribo de ankers uit, tot grooie vreugd van allen na zulk een lange zeereis.

Nauwelijks aangekomen haastte de kapitein zich den heer Van Bergen daarvan bericht te zenden. Tevens verzocht hij dringend hem te spreken. Dat kon reeds den volgenden morgen. Toen ging de kapitein met een eenigzins bezwaard hart zijn bezoek brengen.

De reeder ontving den schipper zeer vriendelijk en begon dadelijk te spreken over de zaken en allerlei vragen te doen. Toen de kapitein over allerlei beticht had gegeven sprak de reeder:

»Wij mogen wel weer zeggen: De Heereheeft alles wel gemaakt".

Eenigszins vreemd keek de kapitein op. Zulk een vromen patroon had hij nog zelden gehad. Doch hij haastte zich te zeggen:

»U hebt wel gelijk. Met zoo'n schip drijft men toch maar altijd op Gods genade".

Aan land ook", merkte de reeder glimlachend op.

»Zeker mijnheer. Maar nu heb ik nog iets. U zult wel niet raden wien ik u eerstdaags hier hoop te brengen, en die zelf de reis aanvaard heeft zonder te weten met welk doel".

»Gij spreekt in raadsels, beste vrind, maar dat komt zeker doordat wij elkaar nog niet kennen en voDr het eerst ontmoeten".

»Mag ik het dan even toelichten ? Ik heb een jongmensch aan boord, die zégt uw neef te zijn. Hij heeft u nooit gezien, maar uit al wat hij zegt en ook bij onderzoek, gelijk mij gebleken is, spreekt hij de waarheid. Daarom , dacht ik dat het 't best was als u het goed vindt hem eens hier te brengen; dan kunt u zelf oordeelen".

De reeder zette groote oogen op en zei:

»Er is mij nog niet alles duidelijk, maar het best zal wezen, " dat die neef mij eens spoedig komt opzoeken. Ik ben werkelijk nieuwsgierig en u hebt mij zeker alles .verteld wat u van de zaak weet. 't Verdere zal ik wel hooren, Intusschen hartelijk dank voor uw moeite".

De kapitein ging heen. Hij had begrijpelijkerwijs niet alles verteld en was blij, dat het zoo liep. Hij haastte zich Hendrik te waarschuwen, dat die bij mijnheer Van Bergen werd verwacht, en zocht toen den stuurman op. Wat Hendrik betreft, deze had niet zoodra de boodschap gekregen of hij haastte zich naar zijn vriend, den kok, en vertelde met een gezicht dat glansde van blijdschap wat de kapitein hem had meegedeeld.

»Dat is dunkt mij een goede boodschap", zei de kok, f daar kan wat op volgen. Je gaat zeker morgen. Intusschen zullen we eens op den goede afloop drinken, en wel een lekker kopje chocolaad, dat ik dadelijk ga klaarmaken".

Onder het drinken werd nog druk over de groote zaak gesproken. De kok merkte op, hoe wonderlijk alles geleid was, ' zeker onder het bestuur des Heeren. Wie weet, ging hij voort, of nu niet al uw wenschen vervuld worden. Ge kunt misschien in de West werk vinden, een vak leeren en zoo zou de ontmoeting met uw oom u nog op ongedachte wijze ten goede komen. Wat mij betreft het zou mij spijten zoo je in de West bleef. Want wij zijn zoo ongemerkt vrienden geworden^ en de vrindschap lijdt er wel eens onder als de een in Europa, en de ander in Amerika zit. Samen uit, samen thuis, zou ik zeggen, maar natuurlijk daar kun je niet mee rekenent.

»We zullen zien* antwoordde Hendrik > 't is nog zoo ver nietc.

Met een kloppend hart verliet Hendrik Crul den volgenden morgen het schip, en ging naar den wal om zijn oom op te zoeken.

Hij had een langen weg en al den tijd om na te denken. Allerlei gedachten en vragen doorkruisten zijn hoofd. Hoe zou zijn oom het bezoek opnemen ? Zou hij, de rijke reeder, zich misschien schamen voor dan armen, eenvoudigen neef? Zou hij ook liefst zich van Hendrik af willen maken ? Hoe zou het verder gaan ? En zoo dacht en vroeg hij voort, tot hij het hem aangewezen huis van den heer Van Bergen had bereikt en aanschelde.

’t Was een mooi gebouw, prachtig zelfs vond Hendrik, in elk geval veel te aanzienlijk voor menschen als hij. In stilte bad hij den Heere zijn weg voorspoedig te maken en het hart van den heer Van Bergen gunstig voor hem te stemmen.

In de mooie, luchtige kamer waar men hem gelaten had, wachtte Hendrik af, wat volgen zou. Het duurde niet lang, of hij hoorde zware voetstappen, en weldra stonden in de spreekkamer tegenover elkander twee menschen, de een veel ouder dan de ander, beide elkaar nauwkeurig opnemend; beide ook verlangend van elkaar iets meer te weten.

Maar hoe weinig ook de een nog van den ander wist, toch ging een gedachte van gelijken aard beide gelijktijdig» door het hoofd, deze namelijk dat een sprekende familietrek op hei gezicht van den jongen man, allen twijfel onmogelijk maakte. Sprekend zijn moeder, dacht de heer Van Bergen. Sprekend moeders broer van het portret, dacht Hendrik Crul, die zoo verlegen was, dat hij geheel vergat zijn pet af te zetten.

»Ga nu eens zitten» sprak de heer Van Bergen vriendelijk »en vertel mij nauwkeurig hoe je er toe gekomen zijt, mij op te zoeken».

Nu begon Hendrik zijn verhaal, dat de lezer reeds kent. Hij vertelde echter nu meer dan hij ooit aan den kapitein of'den stuurman had gedaan. De reeder luisterde aandachtig toe.

Toen Hendrik was uitgepraat, deed de laatste hem allerlei vragen en zei ten slotte:

»Ik geloof dat we nu genoeg weten. Er is geen twijfel aan: ik ben uw oom en ^ij zijt mijn neef. Hoe wonderlijk heeft alles meegewerkt om ons saam te brengen. We mogen er de hand des Heeren in zien, niet waar ? Gij zijt, vertrouw ik, in Zijn vrees grootgebracht».

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1920

De Heraut | 4 Pagina's